• No results found

€/ kg )

Basismaatregelen Inzaaien wintergroenbedekker Voederefficiëntie bij varkens Bemestingsadvies Hoogproductieve melkkoeien Verbeteren van rendement van RWZI's

Toepassen van ERSA normen voor bedrijfslozingen

Afbouw pluimvee Verdere uitbouw van collectieve

saneringsinfrastructuur in goedkope clusters van buitengebied

Verdere uitbouw van collectieve saneringsinfrastructuur in minder goedkope clusters van buitengebied Voederefficiëntie overige veestapel Verlagen van bemestingsnorm 170kg dierlijk N/ha + Afbouw overige veestapel

Aanleg van IBA's in buitengebied Verdere uitbouw van

collectieve saneringsinfrastructuur in dure clusters van buitengebied

Uitbouw van saneringsinfrastructuur door uitvoering van bijkomende opgedragen bovengemeentelijke projecten

Figuur 2.4: Marginale kostencurve voor totaal stikstof (Nt) (Milieukostenmodel, VITO, 2009)

Marginale kostencurve (Pt) -1000 -500 0 500 1000 1500 2000 2500 3000 0% 5% 10% 15% 20% 25% 30% 35% 40% 45%

Reductie Pt emissies naar oppervlaktewater (%)

M ar g in al c o st ( €/ kg ) Basismaatregelen Uitbouw collectieve saneringsinfrastructuur (goedkope clusters) Voederefficiëntie bij varkens Hoogproductieve melkkoeien Inzaaien wintergroenbedekker Afbouw overige veestapel Niet-kerende bodembewerking Afbouw pluimvee Grasbufferstroken ERSA normen voor

bedrijfslozingen Rendement van RWZI's verbeteren Uitbouw collectieve saneringsinfrastructuur (minder goedkope clusters) Uitbouw collectieve saneringsinfrastructuur

(dure clusters) Aanleg van IBA's

Uitvoering van opgedragen bovengemeentelijke projecten (saneringsinfrastructuur)

Figuur 2.5: Marginale kostencurve voor totaal fosfor (Pt) (Milieukostenmodel, VITO, 2009)

Toepassing voor de Schelde (De Nocker et al. 2004)

In deze studie werd gepoogd om nutriëntenverwijdering van N en P door natuurinrichtingsprojecten langs de Schelde te waarderen. Deze projecten uit Nederland en Vlaanderen werden als voorbeelden gekozen voor drie types natuurmaatregelen: ontpoldering, gereduceerd getij en wetland. Bij de eerste twee wordt contact met de rivier hersteld, bij een wetland wordt natuur achter de dijken (landinwaarts) hersteld. Zoals reeds vermeld kunnen intergetijdengebieden en binnendijkse wetlands nutriënten verwijderen via sedimentatie of accumulatie in de bodem, via opname in vegetatie en plankton en via denitrificatie van nitraat naar stikstofgas. De achtergrondgedachte achter de waardering bestaat erin de kosten en baten af te wegen van de te creëren natuur om de toevoer van nutriënten naar de Schelde te verminderen en het voorzien van waterzuivering met dezelfde capaciteit als de natuurlijke functie van het ecosysteem (vb. door het voorzien van een extra denitrificatiestap). De cijfers van deze tweede studie zijn heel wat lager dan deze in de studie van 2009; dit komt omdat er in 2004 nog geen specifieke gegevens bestonden voor maatregelen in Vlaanderen (o.a. door het Milieukostenmodel).

Winsten werden geschat aan de hand van een 3-staps procedure: 1: identificatie en kwantificering van het reductie-effect

2: bepalen van de indirecte marktwaarde 3: jaarlijkse baat

1: identificatie en kwantificering van het reductie-effect

Kwantificering van het reductie-effect voor stikstof is afhankelijk van complexe interacties tussen verschillende processen. De voornaamste zijn de retentievlakte (afhankelijk van de duur en snelheid van overstroming, oppervlakte en vorm van het gebied), de stikstofvracht (afhankelijk van de concentratie watervolume/tijdseenheid) en de mate van denitrificatie.

Op basis van het OMES-model werden simulaties gemaakt voor N-verwijdering voor enkele voorbeeldgebieden langs de Zeeschelde. De cijfers zijn uiteraard zeer zonespecifiek (denitrificatie zoetwater > brakwater > zoutwater), maar gemiddeld wordt er 3 mmol N/d.m2 verwijderd over de ganse Zeeschelde. Voor fosfaten werden geen cijfers gegenereerd door het model. Er werd hiervoor dan ook een beroep gedaan op literatuurgegevens (De Groot et al. 2002).

Een gereduceerd getijdengebied zou gemiddeld 153 kg N/ha.jaar verwijderen door denitrificatie. Ontpoldering leidt tot licht hogere denitrificatiewinsten volgens modelsimulaties. Binnendijkse wetlands worden niet meegenomen in de modellering aangezien de impact op het Schelde-estuarium niet gekend is.

2: bepalen van de indirecte marktwaarde

Beleidsmatig kan de stikstofvracht naar de Schelde verminderd worden door enerzijds puntbronnen aan te pakken en anderzijds de emissie van diffuse bronnen te verminderen. Natuurlijke nutriëntenverwijdering door intergetijdengebieden kan overgenomen worden door het inbouwen van een denitrificatiestap in een waterzuiveringsstation. Ook diffuse bronnen kunnen aangepakt worden door efficiëntere zuivering van huishoudelijk afvalwater. Naast deze kosten van technische aanpassingen kan ook rekening gehouden worden met de schaduwprijs van bepaalde beleidsmaatregelen op vlak van nutriëntenbeperking.

In de maatschappelijke kosten-baten analyse (De Nocker et al. 2004) worden twee alternatieven bekeken: i) de extra kosten voor het bijbouwen van een denitrificatiestap bij een bestaand station en ii) de extra kosten om input van N en P uit de landbouw te beperken. De volgende inschatting wordt aangenomen: 2,2 € /kg N en 8,5 €/kg P. Als sensitiviteit wordt een maximale waarde van 10 €/kg N en 20 €/kg P genomen (CIW, 1999).

3: jaarlijkse baat (Tabel 2.1, 2.2 en 2.3)

Een jaarlijkse baat voor de functie stikstofverwijdering wordt bekomen door het aantal kg N/ ha jaar te vermenigvuldigen met het aantal ha retentieoppervlakte en de vervangingswaarde (bekomen in 2). Denitrificatie start vanaf jaar 1 na aanleg en wordt verondersteld door te lopen zolang het intergetijdengebied aanwezig is. Dit is niet zo voor begraving van N en P; deze processen starten van

jaar 1 na aanleg van het intergetijdengebied maar gaan slechts 15 jaar doordat ze samenhangen met sedimentatie-erosie.

Tabel 2.1: Waardering nutriëntenverwijdering: denitrificatie.

Tabel 2.2: Waardering nutriëntenverwijdering: N-begraving. Omdat geen literatuurgegevens te vinden waren over de toegevoegde waarde van N-begraving in binnendijkse wetlands, werden deze baten als pro memorie (PM)

meegenomen in de basisberekeningen.

Tabel 2.3: Waardering nutriëntenverwijdering: P-begraving. Omdat geen literatuurgegevens te vinden waren over de toegevoegde waarde van N-begraving in binnendijkse wetlands, werden deze baten als pro memorie (PM)

meegenomen in de basisberekeningen.

Het spreekt voor zich dat bovenstaande waarden slechts indicatief zijn en zeer benaderend. Door het optellen van winsten uit de afzonderlijke processen van nutriëntenverwijdering kunnen we een ruwe benadering maken van de totale winst voor nutriëntenverwijdering. Deze winst varieert van 900-1100 €/ha jaar, afhankelijk van het aan te leggen ecosysteem (ontpoldering, gereduceerd getij of binnendijkse natuur) en de saliniteit (zoet, brak of zout).

De cijfers van deze tweede studie zijn heel wat lager dan deze in de studie van 2009. Dit komt omdat in 2004 er nog geen specifieke gegevens bestonden voor maatregelen in Vlaanderen. Het Milieukostenmodel water bracht hier verandering in. Hoewel de waarde hoger zijn dan in de literatuur

is dit voor Vlaanderen nog een voorzichtige schatting, omdat we de doelstelling zelfs met alle opgesomde maatregelen niet bereiken.