• No results found

Ilse Simoens (INBO) 1. INLEIDING

6. I NTERACTIE TUSSEN GROENE RUIMTE EN NATUURGEBONDEN

RECREATIE

.

6.1. De positieve gevolgen van natuurgebonden recreatie voor de

mens.

Mensen verkiezen vaak de natuur als omgeving waar ze wensen te vertoeven tijdens hun vrije tijd. Dit toont duidelijk aan dat ze door deze omgeving aangetrokken worden. De natuur is een ruimte waar er stilte aanwezig is en vormt op die manier een bron van rust en ontspanning. Andere aspecten van de natuur zoals, geuren, vogelgezang, natuurlijk licht, zuivere lucht en mooie landschappen dragen tot dit rustgevoel bij. Dit maakt dat natuur vaak gezien wordt als een plaats om te relaxen, te ontstressen of te herstellen.

Het proces dat verantwoordelijk wordt geacht voor de positieve effecten van natuur op herstel van stress werd door Urlich, (1983) als het ‘evolutionaire model’ benoemd. Het psycho-evolutionaire model neemt de schoonheidsbeleving als uitgangspunt voor het verklaren van de gezondheidsbaten van natuur. Wanneer we een bepaalde omgeving mooi of aantrekkelijk vinden, houdt dit onze aandacht vast zonder het totaal in beslag te nemen. Hierdoor zouden negatieve gedachten geblokkeerd of gereduceerd worden, waardoor we tot rust komen.

Uit onderzoek van Kaplan & Kaplan (1989) blijkt dat een teveel aan gerichte aandacht leidt tot wat ze ‘gerichte-aandachtsmoeheid’noemen. De kenmerken hiervan zijn: impulsief gedrag, onrust, irritatie en moeite met concentreren. Zij gaan ervan uit dat in een omgeving waarin je aandacht onwillekeurig wordt gescherpt, je gerichte aandacht de gelegenheid krijgt om even tot rust te komen. We hebben het dan over een omgeving die de mens fascinéért. De fascinatie die van de natuur uitgaat, werkt helend en biedt een tegengewicht voor gerichte-aandachtsmoeheid. Voor wie mentale verfrissing zoekt, zou volgens Kaplan & Kaplan (1989) de natuur de meest aangewezen bron kunnen zijn. De positieve uitwerking van de natuur op de mens maken dat zij de natuur als ‘de helende omgeving’ benoemen.

Foto 7.2: Dit mooie landschap kan men volgens Kaplan & Kaplan (1989) als helende omgeving omschrijven (www.wandelgidszuidlimburg.com)

Daarnaast zijn de positieve effecten die lichaamsbeweging op de fysische en geestelijke gezondheid heeft ook van toepassing bij de meeste natuurgebonden activiteiten. Steeds meer internationale studies tonen deze grote positieve effecten aan ( Tyrväinen et al. 2005, Ward Thompson 2007). Ook in Vlaanderen waar het Steunpunt Sport, Beweging en Gezondheid onderzoek hieromtrent uitvoerde, werd aangetoond dat de verschillen in de actieve vrijetijdsbesteding geassocieerd zijn aan de verschillen in fysieke fitheid en gezondheid (Matton e.a. 2006). Daarnaast heeft ook de omgeving waar er aan lichaamsbeweging gedaan wordt invloed op de recreant. Volgens Pennebaker en Lighterner (1980) is de bewegingsomgeving bepalend voor de lichamelijke inspanning en is de aanwezigheid van een aantrekkelijke, natuurlijke omgeving een belangrijk voordeel voor de effectiviteit van de beweging. Ook de tijd die men aan de buitenactiviteit besteedt, wordt mede bepaald door de omgeving. Een aantrekkelijke omgeving nodigt volgens Urlich (1983) namelijk uit om er langer naar te kijken of er langer activiteiten in te ondernemen die op die manier het welzijn bevorderen.

Ook voor kinderen is de relatie met de natuur bepalend voor hun ontwikkeling. Uit Nederlands onderzoek blijkt dat kinderen tussen 4-12 jaar veel behoefte hebben aan fantasiespel (Karsten, 1998) en hierdoor behoeften hebben aan trapveldjes, niet-ingerichte rommellandjes, bouwplaatsen en avontuurlijke speelruimtes (Van Andel, 1985). De esthetische waarde van natuur is voor hen van weinig belang (Vandenberg, 2001). Ook Taylor et al. (2001) stelde vast dat groene buitenruimte creatief spel bevordert, de interactie tussen kinderen en volwassenen stimuleert en de symptomen van de aandachtstekort/hyperactiviteitstoornis (ADHD) vermindert. Ook de cognitieve ontwikkeling van kinderen zou verbeteren bij een hogere blootstelling aan natuurlijke omgevingen door het verbeteren van hun bewustzijn, redeneren en observationele vaardigheden (Pyle 2002). Kinderen die regelmatig spelen in een natuurlijke omgeving tonen ook meer geavanceerde motoriek, waaronder de coördinatie, het evenwicht en behendigheid en ze zijn minder vaak ziek (Fjortoft & Sageie 2001). Ook naar de toekomst toe zijn positieve kinderervaringen met de natuur bepalend voor het ontwikkelen van een milieubewuste en –verantwoordelijke houding (Wells and Lekies 2006). Op die

manier is het zowel voor het individu als voor de natuur belangrijk om als kind positieve ervaringen in de natuur op te doen.

6.2. De positieve gevolgen van natuurgebonden recreatie op de

natuur.

Het sociaal draagvlak voor natuurbehoud omvat de houding en het gedrag van niet georganiseerde burgers (Bogaert et al .2003). De grootte van dit draagvlak wordt mede bepaald door milieubewuste recreanten. Via deze weg kan recreatie in de natuur positief bijdrage tot uitbreiding van het sociaal draagvlak voor natuurbehoud.

Milieubewust zijn leidt echter niet automatisch naar een duurzaam gedrag. Onderzoek van Lollmuuss en Ageyman (2002) naar duurzaam gedrag tonen aan dat er zowel externe (institutionele, economische en sociaal-culturele) factoren hier een invloed hebben als ook interne factoren ( motivatie, milieukennis, persoonlijke waarden, houding, milieubewust zijn, emotionele betrokkenheid, en de overtuiging dat zijn persoonlijk gedrag een verschil maakt). Ander onderzoek (Weels en Lekies, 2006) beklemtoont het belang van positieve kindservaringen in de natuur. Als men namelijk als kind regelmatig op een positieve manier met de wilde natuur in contact komt (kamperen, maken van tochten en vissen), is de kans dat men als volwassenen milieubewuster zal leven duidelijk groter. Hieruit zou men kunnen besluiten dat het zowel voor de toekomstige generatie als ook voor de toekomst voor de natuur loont om het contact tussen de natuur en het kind te verbeteren/herstellen. Dit geldt voornamelijk voor kinderen die vanwege hun woon-, en schoolomgeving, hun opvoeding en het verkeer weinig/geen kansen krijgen om ervaringen in de natuur op te doen.

De leden van natuurverenigingen kunnen gezien worden als mensen die zich regelmatig in de natuur recreëren en die dit doen met respect voor de natuur. Daarom worden ze als indicator gebruikt voor het middenveld draagvlak voor natuur in Vlaanderen (Natuurindicatoren, 2008). In 2007 waren er 2.85 % van het aantal huishoudens in Vlaanderen lid bij een natuurvereniging. Dit is eerder een klein percentage van de Vlamingen. Maar behalve leden van natuurverenigingen kan men mensen die regelmatig aan zachte recreatie doen ook rekenen bij de groep van mensen die het behoud van groene ruimte (zeer) belangrijk vinden en op die manier het maatschappelijk draagvlak vertegenwoordigen (Natuurindicatoren, 2008). Op basis van het onderzoek uitgevoerd door de Studiedienst van de Vlaamse gemeenschap (2009) gaan 12.9 % van de Vlamingen meerdere keren per maand wandelen en 9.4 % een keer per maand (Fig. 7.9). Deze cijfers liggen in de lijn van de resultaten van het Belgische tijdbudgetonderzoek waar men vaststelde dat 13.3 % van de bevolking regelmatig gaat wandelen.

Onderzoek toont aan dat de nabijheid van groene ruimte de frequentie van natuurbezoek verhoogt. (Thompson and Travlou , 2009) Hierdoor zullen ook de positieve gevolgen verhoogd worden en mag men ervan uitgaan dat dit ook het respect voor de natuur en het begrip van natuurbehoud verhoogt (Miller, 2005) . Dit zou betekenen dat het dichterbij brengen van natuur het middenveld draagvlak voor natuur in Vlaanderen zou doen stijgen.

6.3. De negatieve gevolgen van natuurgebonden recreatie op de

natuur

De intensiteit van het gebruik van de natuur voor recreatie heeft impact op de natuur. Op basis van de bevolkingsdichtheid in de buurt van groene ruimte zou men de potentiële druk kunnen karteren, gebruikmakend van de gegevens van figuur 7.5. Voor de opmaak zou men enkel de cellen waar groene ruimte de hoofdeigenschap is moeten inkleuren in functie van het aantal mensen die er wonen op een afstand van 10 km. Deze kaart zou dan weergeven welke groene ruimtes onder potentiële druk van de mens staan door de hoge bevolkingsdichtheid in een straal van 10 km.

De impact op de groene ruimte door de aanwezigheid van de mens wordt anderzijds ook bepaald door de betreffende recreatievorm. Een studie uitgevoerd in opdracht van het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB, 2009) ging de intensiteit van de verstoring per recreatietype na. Deze werd ingeschat op basis van de geluidsproductie, de onvoorspelbaarheid en de verblijfsduur van de recreanten (Tab. 3). Er zijn verschillen tussen de inherent verstoring door de verschillende types recreatief gebruik, maar logischerwijs houden deze verschillen ook verband met het gedrag van bepaalde gebruikers. De keuze van aangepaste infrastructuur, sensibilisering en handhaving kan in een aantal gevallen mogelijkheden bieden om de verstoring te reduceren (ANB, 2009).

Tabel 7.3: Verstoringgraad per recreatietypes (ANB, 2009)

Verstoring recreatietypes Geluidsproductie

(1) Onvoorspel baarheid (2) Verblijfsduur (3 ) Som (1-2-3) Integrale impact verstoring Bodem verstoring Recreatievorm Wandelaars •• 4 •• Joggers •• •• 5 ••

Honden aan de leiband •• •• •• 6 ••• ••

Loslopende honden •• •••• •• 8 •••• ••

Fietsers •• 4 ••

Mountainbikers ••• 5 •• ••

Ruiters •• •• •• 6 ••• •••

Gespannen honden •••• •• 7 ••• ••

Gespannen andere dieren

(paarden) ••• •• 6 ••• ••• Speciale zones Speelzone ••• ••• ••• 9 •••• ••• Hondenzone ••• ••• ••• 9 •••• •• Bivakzone •• •••• 7 ••• ••• Picknickplaats •• ••• 6 ••• ••

Ligweide •• ••• 6 •••

Picknickweide •• ••• 6 •••

Struinnatuur •••• •• 7 •••

Occasionele en/of risicovolle activiteiten Wandeltochten •• •• •••• 8 •••• ••• Oriëntatiesport •• •••• ••• 9 •••• •• Avonturentocht •• ••• ••• 8 •••• •• Geocaching •••• 6 ••• Loopwedstrijd ••• •• •••• 9 •••• ••• Wielerwedstrijd (mountainbike, cyclocross) ••• •• •••• 9 •••• •••• Quad, motorcross, 4x4 •••• ••• 8 •••• ••••

Geluidsproductie Onvoorspelbaarheid Verblijfsduur Bodemverstoring

•••• zeer hoog zeer hoog zeer lang zeer hoog

••• hoog hoog lang hoog

•• matig matig matig matig

gering gering gering gering

geen nul verwaarloosbaar geen

Som Verstoring (1+2+3) Integrale impact verstoring

>= 8 •••• = zeer hoog

6, 7 ••• = hoog

4, 5 •• = matig

Deze tabel toont aan dat een beperkt aantal recreatievormen in natuurgebieden slechts een matige druk uitoefent op de natuur. De andere recreatievormen beoefenen alle een grote tot zeer grote druk uit op de natuur. Vooral occasionele en/of risicovolle activiteiten zijn volgens deze studie de boosdoeners voor de natuur (ANB, 2009). In deze studie werd specifiek de druk van recreatie op bos en natuurgebieden onderzocht. De impact die deze recreatievormen uitoefenen op andere open groene ruimte, waarvan de ecologische kwaliteit lager ligt, zal waarschijnlijk beperkter zijn omdat er minder gevoelige soorten leven..