• No results found

Ervaringen en opvattingen uit de praktijk: enquêtes en interviews

4.4 Enquête Stichting Samenwerkende Registeraccountantskantoren

4.5.2 Uitkomsten interviews

Hierna worden de bevindingen uit de interviews weergegeven aan de hand van de volgende onderwerpen: oorzaken van financiële moeilijkheden, informele reorganisatie in het algemeen, de rol van banken, de rol van niet-bancaire crediteuren, de rol van adviseurs, de rol van het management en de rol van investeerders.

Oorzaken van financiële moeilijkheden

Geïnterviewden zijn in het algemeen van mening dat de belangrijkste oorzaken voor financiële moeilijkheden zijn terug te voeren op het management. Met name het gebrek aan inzicht in financiële informatie en onvoldoende sturing van de onderneming op financiële gegevens worden daarbij genoemd. Veelvuldig is aangegeven dat reorganisaties, mede ook door het gebrek aan cijfermatig inzicht, veelal in een te laat stadium worden gestart. Er wordt van accountants verwacht dat zij de ondernemer vroeg-tijdig alert maken op (dreigende) problemen. Enkele adviseurs nuanceren de negatieve rol van het management door aan te geven dat financiële moeilijkheden nu eenmaal voortvloeien uit de risico’s van ondernemer-schap. Als geen risico’s worden genomen, ontstaat noch economische noch maatschappelijke vooruitgang. Financiële moeilijkheden komen dan ook logischerwijs voort uit het durven nemen van risico’s. Het is vervolgens wel belangrijk om de problemen zo snel mogelijk op te lossen.

89

Informele reorganisatie in het algemeen

Adviseurs en medewerkers van banken geven aan dat in eerste instantie geprobeerd zal worden de onderneming dermate te herstructureren dat additionele liquiditeit en/of een ‘offer’ van crediteuren niet nodig is. De focus is derhalve gericht op het genereren van cash. Hoe eerder wordt ingegrepen des te groter is de slagingskans hiervan. Informele reorganisaties dienen daarbij in relatieve rust te worden uitgevoerd (stabilisatie). De belangheb-benden moeten daarom zoveel mogelijk op één lijn worden gebracht. Deze belanghebbenden dienen tijdig en volledig te worden geïnformeerd en moeten kunnen vertrouwen op de informatie (managing of expectations). Belangrijk knelpunt kan zijn dat prognoses en afspraken niet worden waargemaakt respectievelijk worden nagekomen door het management. Veelgemaakte opmerkingen door geïnterviewden betreffen de ontslagwet-geving in Nederland. Gesteld wordt dat veel informele reorganisaties mislukken omdat het onmogelijk is op goedkope wijze personeel te ontslaan. Een mogelijke versoepeling van ontslagwetgeving in de surseance van betaling zal dan ook moeten uitstralen naar het informele voortraject. Enkele adviseurs en medewerkers van banken geven evenwel aan dat gewaakt dient te worden voor misbruik. Het enkel leggen van de rekening bij alleen de werknemers is in hun ogen een te rigide oplossing. In nood-zakelijke gevallen dient echter, na zorgvuldige afweging, hiertoe de

mogelijkheid te bestaan. Ontstaat de mogelijkheid niet, dan zullen reorgani-satietrajecten in surseance van betaling en met name faillissement blijven eindigen.

Ten aanzien van de invulling van een informele reorganisatie wordt aange-geven dat het succes met name gebaseerd is op haar flexibiliteit. Daar er geen regels aan verbonden zijn, ontstaan er mogelijkheden die wellicht in de surseance van betaling niet mogelijk zijn. Wel is meerdere malen opgemerkt dat voor bepaalde beslissingen een onafhankelijk orgaan (bijvoorbeeld een speciale afdeling van de Ondernemingskamer te Amster-dam of een ‘Commissie van Wijzen’) zou moeten bestaan dat bepaalde (buitenwettelijke) beslissingen kan nemen. Bijvoorbeeld ten aanzien van de eerdergenoemde ontslagproblematiek, het forceren van een ‘vrijwillige’ afkoelingsperiode (pas op de plaats), alsmede het doorvoeren van een minnelijke oplossing.

Geïnterviewden geven aan dat een voorkeur bestaat voor informele reorga-nisaties boven formele procedures. Wel wordt aangegeven dat de voordelen van informele reorganisaties groter moeten zijn dan die van formele proce-dures. Het feit dat het niet in de openbaarheid plaatsvindt, is een voordeel. Dit moet echter opwegen tegen de voordelen van surseance van betaling en faillissement, waarbinnen het mogelijk is om bijvoorbeeld huurcontracten te ontbinden en (in mindere mate voor surseance van betaling) personeel te laten afvloeien. De fiscale wetgeving dient verder geen obstakel te vormen voor informele reorganisaties. Met name het bodemrecht van de fiscus wordt, in het bijzonder door banken, als knelpunt ervaren.

Een van de geïnterviewde adviseurs heeft daarnaast aangegeven dat het aanbieden van een akkoord binnen de WSNP vaak mislukt omdat de onder-nemer vrijwel altijd verplicht wordt de bedrijfsactiviteiten te staken. Het continueren van de bedrijfsactiviteiten binnen de WSNP zou tot hogere opbrengsten voor crediteuren kunnen leiden.

Een gedragscode zou volgens enkele geïnterviewden bij kunnen dragen aan het succes van informele reorganisaties. Een gedragscode brengt immers tot uitdrukking dat partijen de intentie hebben er samen uit te komen. Om het tot een succes te maken dienen evenwel alle relevante crediteuren bereid te zijn zich hieraan te onderwerpen. Een stimulans vanuit de praktijk en overheid is wellicht noodzakelijk. Eén geïnterviewde heeft aangegeven dat het weinig nieuws zal brengen aangezien het reeds in de praktijk wordt toegepast.

Rol van banken

Geïnterviewde medewerkers van banken geven aan dat zij nooit gebaat zijn bij een faillissement en daar ook nooit naar streven. Continuïteit staat altijd voorop en een informele reorganisatie zal in principe altijd worden gestart. Gesteld wordt dat 60-80% van de ondernemingen in (dreigende) financiële moeilijkheden succesvol wordt begeleid binnen de afdelingen Bijzonder Beheer.

Banken claimen en vervullen een belangrijke ‘stok achter de deur’-functie. Doordat bancair krediet een belangrijke financieringsbron is voor onderne-mingen bestaat veelvuldig contact met de bank over de gang van zaken binnen de onderneming. Banken zien het als taak hierop toe te zien en, waar nodig, te signaleren dat de situatie verslechtert. Afhankelijk van de situatie wordt in samenspraak tussen de onderneming en de bank een plan van aanpak geformuleerd. Zijn bepaalde voorwaarden in de kredietovereen-komst al geschonden, dan neemt de onderhandelingskracht van de bank toe; banken gaan echter niet op de stoel van het management zitten. Het kunnen opzeggen van de kredietovereenkomst dient volgens de respondenten van banken als een belangrijk, maar zorgvuldig te gebruiken, pressiemiddel. Banken dienen een gezonde druk te kunnen uitoefenen op het management om op tijd te reorganiseren. Een (eventuele) doorfinan-cieringsplicht doorkruist dit pressiemiddel en zal leiden tot een stringenter kredietbeleid. Het verwijt dat banken een bevoorrechte positie hebben ten aanzien van andere crediteuren omdat zij in de keuken van de onderneming kunnen kijken, wordt door enkele geïnterviewde medewerkers van banken gepareerd met de stelling dat eenieder zich van de financiële situatie van de onderneming kan vergewissen door te informeren en onderzoek te doen. Nadrukkelijk wordt veelal gesteld dat het bancaire kredietbedrijf gericht is op het verlenen van risicomijdend kapitaal. Dit heeft tot gevolg dat bij verhoogde risico’s met betrekking tot een onderneming (lees: verslechterde financiële situatie) in eerste instantie de onderneming zelf (door middel van interne financiering158) dan wel haar aandeelhouders (eigenaren) moeten 90 Informele reorganisatie in het perspectief van surseance van betaling, WSNP en faillissement

91

voorzien in de benodigde liquiditeitsbehoefte. Op deze wijze zullen de balansverhoudingen ook niet (verder) verslechteren. Het uitgangspunt van bancair krediet is immers dat alleen rente zal worden ontvangen op de verstrekte leningen, alsmede terugbetaling van de hoofdsom, dat maakt het risicomijdend.159Verschaffers van risicodragend kapitaal ontvangen een fluctuerende vergoeding, maar hebben tevens recht op de waardevermeer-dering van de onderneming (‘upside potential’). Als gevolg hiervan dienen risico’s (waardevermindering) ook door hen te worden gedragen.

Geïnterviewden bij banken stellen derhalve dat de onderneming haar risico’s niet naar de verschaffers van vreemd vermogen mag verleggen. Ondanks het feit dat banken risicomijdend kapitaal verschaffen, worden in het belang van reorganisaties van ondernemingen geregeld echter hogere risico’s genomen. Dit leidt regelmatig tot verliezen wanneer ondernemingen toch failleren.160Wanneer een overbruggingskrediet (feitelijk op dat moment zeer risicodragend) ter beschikking wordt gesteld, dient hieraan dan ook te allen tijde voorrang bij terugbetaling te worden verleend.

Regelmatig is gesteld dat banken in het algemeen tevreden zijn met het functioneren van de huidige Faillissementswet. Terugkomende reactie bij medewerkers van banken is dat wanneer een informele reorganisatie mislukt en surseance van betaling wordt aangevraagd, de onderneming feitelijk al niet meer te redden is. De informele reorganisatie heeft veelal lang geduurd, de kas is leeg, het vertrouwen van belanghebbenden is verdwenen en er bestaat geen vooruitzicht meer op inbreng van additionele (risicodragende) liquiditeit. Partijen hebben van alles geprobeerd, maar de mogelijkheden zijn opgedroogd. Het is vervolgens een illusie te denken dat het in surseance van betaling wel (weer) gaat lukken. Dit speelt volgens respondenten met name bij ondernemingen waar het personeelsvraagstuk een obstakel vormt.

Het aspect van vertrouwen blijkt belangrijk in de relatie onderneming-bank. Banken geven aan dat wanneer sprake is van open communicatie en transparantie met betrekking tot de situatie er veel mogelijkheden zijn. Het schaden van vertrouwen/gemaakte afspraken is funest en kan leiden tot (snellere) kredietopzegging. Meer in het algemeen hebben enkele adviseurs evenwel aangegeven dat het niet altijd duidelijk is waarom een bank op een bepaald moment weigert nog te voorzien in (additionele) financiering. De afwegingen van de bank hieromtrent dienen volgens hen dan ook duidelijker te zijn voor de onderneming. Deze laatste opmerking sluit aan bij de resultaten van de enquêtes.

158 Hiermee wordt bedoeld dat ondernemingen met behulp van maatregelen op het gebied van efficiëntie (zie hoofdstuk 2 en 3) de benodigde kasruimte dienen te creëren.

159 Een van de geïnterviewde medewerkers van banken typeerde de activiteit van banken in dit kader als het ‘verhuren van geld’.

160 Voorbeelden hiervan zijn in de casestudies terug te vinden.

Rol van niet-bancaire crediteuren

Het dwarsliggen van concurrente crediteuren kan een minnelijke oplossing in de weg staan. De reden waarom crediteuren dwarsliggen, ligt volgens enkele adviseurs en een overige belanghebbende veelal in het gebrek aan informatieverschaffing en communicatie van de onderneming naar de crediteuren. Crediteuren willen geen akkoord opgelegd krijgen, maar willen graag meedenken en erover kunnen onderhandelen.

In de praktijk blijken regelmatig zogenoemde buitengerechtelijke dwang-akkoorden te worden gebruikt. Principe hierbij is dat wanneer een

gekwalificeerde meerderheid van de concurrente crediteuren akkoord is, de weigerachtige crediteuren wordt voorgespiegeld dat in een gerechtelijke procedure (surseance van betaling/WSNP) de rechter het akkoord aan alle crediteuren zal opleggen.161Daarnaast wordt gesteld dat de opbrengst veelal fors lager zal uitvallen als gevolg van de kosten van gerechtelijke procedures. Op deze wijze wordt geprobeerd de weigeraars toch overstag te krijgen. Uit principe blijven crediteuren echter soms dwarsliggen. Dit is dan veelal terug te voeren op het gebrek aan informatie en communicatie van de zijde van de onderneming en ervaringen van de crediteur in het verleden met andere crediteuren in moeilijkheden. Daarnaast is door een overige belang-hebbende aangegeven dat concurrente crediteuren, evenals banken, risicomijdend kapitaal verschaffen. Het opleggen van een akkoord met kwijtschelding aan concurrente crediteuren betekent feitelijk het ‘leggen van de rekening’ bij de verschaffers van risicomijdend vermogen. De verschaffers van het risicodragend vermogen profiteren er echter van doordat de balans wordt gesaneerd en de (toekomstige) waardestijging bij de onderneming ligt. Dit wordt door de belanghebbende als onrechtvaardig ervaren.

Rol van adviseurs

Enkele medewerkers van banken en adviseurs geven ten aanzien van de rol van adviseurs en interim-managers aan dat zij vooral vertrouwen moeten uitstralen. Adviseurs dienen in hun ‘regiefunctie’ de belangen van alle belanghebbenden in ogenschouw te nemen. Belangrijke rol van een adviseur is naast het zoeken naar bedrijfseconomische oplossingen ook het oplossen van (potentiële) conflicten. Enkele geïnterviewde adviseurs stellen dat mediators bij uitstek de rol van conflictoplosser op zich kunnen nemen. Enige opmerkingen zijn ook gemaakt over het kwaliteitsniveau van

adviseurs. Zoals overal het geval, is blijken er goede en slechte adviseurs te zijn. Een professionele vereniging die een gedragscode hanteert en onder-wijs/trainingen verzorgt, kan volgens enkele geïnterviewden een bijdrage leveren aan het niveau en kan het kaf van het koren scheiden.

Het blijkt dat vakbonden in de praktijk veelal niet tijdig worden betrokken bij informele reorganisaties. Hoewel wordt aangegeven dat te veel 92 Informele reorganisatie in het perspectief van surseance van betaling, WSNP en faillissement

93

bemoeienis met een informele reorganisatie wellicht niet in het voordeel van de werknemers werkt (checks and balances dreigen te worden verstoord tussen vakbeweging en ondernemingen), bestaat bij vakbonden voldoende besef dat wanneer gereorganiseerd moet worden, dit veelal ten koste moet gaan van de werknemers. Het vertrekpunt is in principe echter wel een vergoeding conform de kantonrechtersformule. In de praktijk blijkt dat hier veelal niet (meer) aan voldaan kan worden.

Rol van het management

Geïnterviewden geven aan dat van het management wordt verwacht dat het zich volledig en integer inzet teneinde de informele reorganisatie te laten slagen. Tijdig ingrijpen en volledig transparante informatievoorziening zijn daarbij cruciaal. Met name banken zijn hier gevoelig voor. Een vertrouwens-breuk tussen onderneming en belanghebbenden is, zoals eerder

weergegeven, een belangrijke oorzaak van het niet slagen van informele reorganisaties.

Rol van investeerders

In het algemeen worden investeerders binnen informele reorganisaties gezocht om risicodragend vermogen in te brengen. Geïnterviewden, met name enkele adviseurs en medewerkers van banken, constateren dat deze investeerders vaak op een bepaald moment afhaken, waardoor, indien op korte termijn geen andere investeerders gevonden kunnen worden, een faillissement noodzakelijk wordt. Na faillissement zijn zij dan veelal degenen die de (afgeslankte) ondernemingsactiviteiten (willen) overnemen in de vorm van een activatransactie. De verklaring voor het afhaken van investeerders wordt met name gezocht in de angst ‘lijken in de kast’ (nog onbekende verplichtingen en/of grotere problemen dan op dat moment bekend) aan te treffen, alsmede het eenvoudig kunnen vermijden van hoge reorganisatiekosten (waaronder afvloeiingskosten van personeel). Deze ‘bonus’ op een activatransactie na faillissement weegt dan op tegen de voordelen van een informele reorganisatie. Enkele medewerkers van banken hebben expliciet aangegeven dat wanneer op deze wijze bedrijvigheid en werkgelegenheid worden behouden in maatschappelijke en economische zin, uiteindelijk geen sprake kan zijn van een geheel mislukte (informele) reorganisatie.