• No results found

2.3 Informele reorganisatiemethoden

2.3.3 De rol van kredietverlenende banken

Banken spelen een belangrijke rol in de (risicomijdende) financiering van ondernemingen. Met name in het MKB nemen banken daarbij veelal de positie in van ‘huisbank’. Dit houdt in dat de kredietverlening zich niet alleen beperkt tot het verschaffen van hypothecaire leningen, maar ook tot rekening-courantkrediet en overige dienstverlening (factoring, leasing en verzekering). Door deze positie ontstaat een relatie van langdurige samenwerking en wederzijdse afhankelijkheid.76Dit uit zich onder andere door regelmatige (financiële) informatievoorziening van de onderneming naar de bank. Op het moment dat een onderneming in financiële moeilijkheden is of dreigt te geraken, wordt de onderneming dan ook veelal vroegtijdig onder de afdeling Bijzonder Beheer77geplaatst. Deze afdeling, bij de meeste Nederlandse 40 Informele reorganisatie in het perspectief van surseance van betaling, WSNP en faillissement

74 Zie Chatterji en Hedges, p. 21, DiNapoli en Fuhr, p. 12-14, Gilson e.a., p. 315-353, Oosthout, p. 7, Pate en Platt, p. 90-91 en Weston e.a., p. 404.

75 Zie bijvoorbeeld OOR, p. 67. De conclusie van de onderzoekers dat de debt equity swap in Nederland niet voorkomt, wordt evenwel niet gedeeld (zie hoofdstuk 3).

76 Van Amsterdam, 2003, p. 81, Van Amsterdam, 2004, p. 196.

77 Banken gebruiken verschillende benamingen voor hun afdelingen waar speciale kredieten worden onder-gebracht. In verband met vertrouwelijkheid van gegevens zal in dit onderzoek alleen over de afdeling

41

banken eind jaren zeventig opgericht, is belast met het behandelen van probleemkredieten.78De focus van de bank ligt hierbij in beginsel op het veiligstellen van verleende kredieten, maar feitelijk betreft het begeleiding/ monitoring79van de onderneming bij het herstructureren en revitaliseren. Als de onderneming weer gezond is, zijn de kredieten immers ‘veilig’.

De begeleiding is gericht op het zo snel mogelijk doorvoeren van een reorganisatie door de onderneming, waarbij de ernst van de situatie bepalend zal zijn voor de te nemen maatregelen (herstructurering van bedrijfsactiviteiten en/of financiële herstructurering). Formeel is de rol van de bank daarbij adviserend, materieel is deze rol echter vérstrekkender. De huisbank kan immers als ultieme sanctie het krediet opzeggen, waarbij het vervolgens de vraag is of op korte termijn vervangende financiering kan worden gevonden. Het ‘meedenken’ van de bank wordt door het manage-ment van een onderneming dan ook niet altijd als positief ervaren.80Banken claimen dat 60 tot 80%81/75 tot 80%82van de ondernemingen die door hen worden begeleid in een informele reorganisatie, niet in faillissement terechtkomt en derhalve succesvol wordt gereorganiseerd. Van Amsterdam stelt dit percentage bij naar 48 tot 61%.83Hoewel over de exacte hoogte van Tabel 7: Categorieën maatregelen in het kader van financiële

herstructurering

Categorie Omschrijving

Aflossingen Maatregelen die gericht zijn op het aanpassen/wijzigen van de verplich-tingen van de onderneming ten aanzien van haar crediteuren

Rente Aanpassingen van voorwaarden in (financierings)overeenkomsten teneinde renteverplichtingen (tijdelijk) te verlagen

Kasverruiming Acties gericht op de inbreng van ‘vers geld’ in de onderneming. Er is sprake van het ter beschikking stellen van liquide middelen aan de onderneming. Dit kan direct of indirect geschieden. Met direct wordt bedoeld het ter beschikking stellen van kasmiddelen (door verschaffers van risicodragend en/of risicomijdend vermogen). Met indirect wordt bijvoorbeeld bedoeld het verhogen van de kredietruimte waardoor de onderneming desgewenst kan beschikken over ‘vers geld’, of het (deels) verkopen van de onderneming waarbij gelijktijdig liquide middelen beschikbaar worden gesteld dan wel voldoening aan huidige verplichtingen wordt gegarandeerd

Overig (Eventuele) maatregelen die niet tot de bovenstaande categorieën behoren

‘Bijzonder Beheer’ worden gesproken ongeacht de aanduiding die een specifieke bank aan een dergelijke afdeling geeft. Zie ook Van Amsterdam, 2003, p. 82.

78 Vos, p. 60.

79 Armour e.a., p. 8 en Brunner en Krahnen, p. 13. 80 Van Amsterdam 2003, p. 82-83.

81 Franken, 2002, p. 338. 82 Visser, p. 112-115.

83 Hij gebruikt hierbij de definitie ‘succes voor de maatschappij’, waaronder wordt verstaan dat ‘de onderne-ming grotendeels blijft bestaan en een zinvolle bijdrage levert aan de economische ontwikkeling’. Zie Van Amsterdam, 2003, p. 85.

de succespercentages kan worden getwist, lijkt het (op basis van de literatuur) gerechtvaardigd te stellen dat banken een positieve bijdrage leveren aan informele reorganisaties. Juist de mogelijke dreiging met kredietopzegging blijkt paradoxaal genoeg een positief pressiemiddel om het management van een onderneming aan te zetten daadwerkelijk maatregelen te treffen om de onderneming te redden.

De rol van banken is echter niet onomstreden. Een selectie van enkele krantenkoppen illustreert dit:

Bedrijven steeds vaker aan leiband bank84– Banken hebben bedrijven in de greep85– Bij Hagemeyer vechten dertig banken om een been86– Banken behouden positie bij surseance87

De kritiek van belanghebbenden op de rol van banken lijkt hierbij terug te voeren op drie onderwerpen:

1. De mogelijkheid om het krediet op te zeggen en daarmee de onder-neming stil te leggen. Het afwegingsproces om dit te doen blijkt daarbij niet altijd transparant.

2. De weigering in voorkomende gevallen om additionele (risicomijdende) financiering ter beschikking te stellen.

3. Een (vermeende) informatievoorsprong ten opzichte van andere credi-teuren, waardoor zij op tijd hun conveniërende maatregelen kunnen nemen. Bijvoorbeeld het bedingen van (aanvullende) zekerheden, het forceren van bepaalde reorganisatiemaatregelen, alsmede het toepassen van een verhuurconstructie.88

Vos stelt ten aanzien van de mogelijkheid het krediet op te zeggen: ‘De willekeur waarmee kredietverlening tot stand komt, biedt kredietnemers weinig houvast en weinig zekerheid; met name in tijden van financiële moeilijk-heden (…). Waar het om gaat, is dat banken bij kredietopzegging niet de vrije hand moeten hebben en het niet alleen ter discretie van de bank moet zijn of wel of niet wordt doorgefinancierd.’89

Vos doelt hiermee op de onzekerheid bij ondernemingen onder welke omstandigheden wel/niet wordt doorgefinancierd. Dit lijkt voor onder-nemingen niet altijd duidelijk.

42 Informele reorganisatie in het perspectief van surseance van betaling, WSNP en faillissement

84 FD 10 oktober 2003. 85 NRC 3 juni 2003. 86 FD 12 november 2003. 87 FD 19 november 2003.

88 Bij een zogenoemde verhuurconstructie worden stil verpande goederen (veelal bedrijfsuitrusting en voorraden) onder vuistpand gebracht. Dit gebeurt door de grond waarop deze goederen zich bevinden te verhuren aan de pandhouder. Op deze wijze kan de pandhouder voorkomen dat (de opbrengst van) de goederen via het bodemrecht van de fiscus aan hem voorbijgaat.

43

De weigering van banken om in voorkomende gevallen additionele financiering ter beschikking te stellen is terug te voeren op het verschil tussen risicodragende en risicomijdende financiering. Banken stellen, uitzonderingen daargelaten, risicomijdende financiering (vreemd vermogen) ter beschikking. Dat wil zeggen dat tegen een bepaalde vaste vergoeding (rente) bedragen ter beschikking worden gesteld (nominale waarde) waarvan wordt verwacht dat deze binnen een bepaalde termijn volledig worden terugbetaald. Dit in tegenstelling tot risicodragende finan-ciering waarbij de verschaffers ervan (veelal aandeelhouders) vermogen ter beschikking stellen dat in principe permanent in de onderneming aanwezig zal zijn (eigen vermogen). De vergoeding voor het ter beschikking stellen (veelal dividend) is afhankelijk van de winst van de onderneming, daarnaast wordt het risico gelopen dat het ter beschikking gestelde bedrag ‘verdwijnt’. In geval van liquidatie bijvoorbeeld zullen de verschaffers van eigen vermogen pas worden terugbetaald nadat alle verschaffers van vreemd vermogen zijn bevredigd; veelal resteert in gevallen van gedwongen liquidatie (faillissement) daardoor niets voor de verschaffers van het eigen vermogen. Tegenover de kans dat het verschafte vermogen ‘waardeloos’ wordt, staat evenwel de mogelijkheid dat het rendement, bijvoorbeeld als gevolg van (geprognosticeerde) winsten/waardestijging van de onderne-ming, hoger uitvalt.90In het bovengenoemde verschil lijkt tevens een verklaring te liggen voor de tegenstand van banken ten aanzien van een doorfinancieringsplicht in geval van surseance van betaling/faillissement.91 Tegenover het verhoogde risico in dergelijke situaties staat geen adequate ‘vergoeding’, daarnaast wordt daarmee de mogelijkheid (het pressiemiddel) ontnomen ondernemingen te dwingen op tijd (en drastisch) sanerings-maatregelen te nemen.

Doordat banken direct betrokken zijn bij reorganisatieprocessen wordt door overige belanghebbenden (crediteuren) regelmatig gesteld dat zij een informatievoorsprong hebben die gebruikt wordt om, ten koste van andere schuldeisers en de onderneming, hun positie veilig te stellen. Banken verweren zich enerzijds door te stellen dat eenieder zich kan vergewissen van de financiële situatie van een onderneming (bijvoorbeeld door hier actief onderzoek/navraag naar te doen), anderzijds door te stellen dat bij gebleken misbruik iedere crediteur in het verweer kan komen op grond van actio pauliana (hiermee wordt eventueel misbruik bestreden en voor-komen).92

Wie in welke gevallen gelijk heeft, is moeilijk – wellicht onmogelijk – te bepalen. Duidelijk is in ieder geval dat relevante belanghebbenden veelal verschillende percepties hebben ten aanzien van de rol van de bank bij ondernemingen in financiële moeilijkheden. Dit leidt tot een spanningsveld tussen banken en overige belanghebbenden.

90 Cools, p. 372. 91 Franken, 2002, p. 340. 92 Van Amsterdam, 2003, p. 83.

2.4 Voor- en nadelen van informele reorganisatie ten opzichte van