• No results found

Het al dan niet bestaan van een morele plicht ten aanzien van zichzelf om zich te laten vaccineren kadert binnen de vraag of er een morele plicht bestaat om te zorgen voor de eigen gezondheid, niet uit overwegingen ingegeven door de belangen van anderen maar louter voor zichzelf. Het spreekt voor zich dat het veel moeilijker is om te pleiten voor het bestaan van dergelijke plicht dan wanneer ook de belangen van anderen of van het collectief in rekening worden genomen. Het besluiten tot het bestaan van zo’n plicht kan in veel situaties immers neerkomen op een verregaande vorm van paternalisme. Toch lijkt er bij veel mensen intuïtief een verlangen te bestaan om een gezond leven te leiden. Wanneer mensen gaan sporten, voelen ze zich goed erna, in die mate zelfs dat kan gesproken worden van een runner’s high. Verder beweren mensen vaak bij het overschakelen naar een nieuw, gezonder dieet zich stukken beter en gelukkiger te voelen dan voorheen. Denk bijvoorbeeld een vegetarisch of veganistisch dieet. Wanneer mensen daarentegen ongezond eten, blijven ze nadien vaak met een schuldgevoel achter. Hetzelfde geldt voor het overslaan van een sportsessie. Wanneer anderen verzaken aan hun gezondheid door bv. een drankverslaving of een ernstige vorm van obesitas, kunnen er zelfs gevoelens van walging optreden. Het voorgaande wijst echter niet noodzakelijk op het bestaan van enige morele plicht. De intuïtie om een gezond leven te leiden is immers ook compleet te verklaren vanuit een darwinistisch perspectief, alsook door de vrijgave van stoffen zoals dopamine. Het is dan ook weinig overtuigend om uit het bestaan van zo’n loutere evolutionaire intuïtie een morele plicht af te leiden.

Niettemin neemt een gezond leven leiden al eeuwenlang een belangrijke plaats in in vele culturen. Zo is er natuurlijk het Griekse adagium mens sana in corpore sano, een gezonde geest in een gezond lichaam. Immanuel Kant argumenteert dan weer dat er een morele plicht bestaat om gebruik te maken van de eigen competenties en dit vanuit een respect voor de eigen menselijkheid. Aristoteles bepleit daarnaast in zijn

Ethica Nicomachea dat iedereen moet zorgen voor zijn eigen gezondheid en dat een ethisch leven samenvalt

met een leven waarin iemand zijn talenten en mogelijkheden maximaal benut.113 Ook in vele religies neemt

gezondheid een belangrijke rol in. Denk maar aan de vele richtlijnen omtrent “rein” en “onrein” eten.

Ook de wetgever blijkt toch enigszins een morele plicht om gezond te zijn aan te houden. Ongezonde gedragingen zijn immers vaak ofwel verboden, ofwel belast. Zo is het persoonlijk gebruik van vele drugs strafbaar gesteld, zelfs wanneer hier niemand anders schade mee wordt berokkend. Ook dronken fietsen kan in principe bestraft worden, hoewel dit quasi enkel gevaarlijk is voor de persoon in kwestie. Alcohol en sigaretten dan weer zijn niet verboden, maar worden zwaar belast. Deze taksen dienen in enig opzicht wel om tegemoet te komen aan de eventueel later vereiste gezondheidszorg die alcohol- en tabaksgebruik met zich kunnen meebrengen, maar toch lijkt dit niet de enige reden te zijn. De enorme taks op tabak is immers amper proportioneel te noemen en bovendien heeft de taks tot gevolg dat vele rokers overstappen van sigaretten naar goedkopere roltabak, wat nog veel schadelijker is. In dat opzicht lijkt de wetgever dus vooral via taksen ongezond gedrag te willen afraden en zelfs bestraffen. Opnieuw kan trouwens verwezen worden

113 J. LUYTEN, Billijkheid, efficiëntie en volksgezondheid, onuitg. doctoraatsthesis Medische Wetenschappen UAntwerpen en Wijsbegeerte KU Leuven, 2014, 31-33.

naar de Vlaamse decreetgever die “een individuele verantwoordelijkheid ten opzichte van zijn eigen

gezondheid” als overweging in acht neemt voor het uitwerken van het vaccinatiebeleid.114

Zelfs als er een morele plicht om gezond te leven zou bestaan, zou dit niet betekenen dat die plicht absoluut is. Individuen hebben namelijk nog tal van andere belangen en plichten en niemand pleit er dan ook voor dat elk individu zijn hele leven moet leiden met gezondheid als absolute en centrale overweging bij iedere beslissing. Het is sociaal aanvaard en zelfs aangemoedigd om op oudejaarsavond een fles champagne boven te halen en op te blijven tot in de vroege uurtjes. Soms wordt ongezond gedrag zelfs verheerlijkt, denk bijvoorbeeld aan het heroïsche beeld van soldaten in oorlogsfilms, formule 1-coureurs of de dokters en het ziekenhuispersoneel die momenteel de coronacrisis aan het aanpakken zijn. Zelfs al zou er dus in dit kader een morele plicht om zich te laten vaccineren bestaan, dan nog kunnen tal van overwegingen hierop primeren. Ingrijpen bij iemand die een vaccin weigert omdat hij dat ziet als onnatuurlijk of als een interventie in het plan van God, louter omwille van zijn eigen gezondheid, zou toch wel neerkomen op een heel moeilijk te verdedigen en sterk doorgedreven vorm van paternalisme.

Waar dit voornamelijk van belang is voor het thema vaccinatie, is m.b.t. het tetanusvaccin. Tetanus is een heel gevaarlijke bacterie die kan voorkomen na het oplopen van een sterk vervuilde wonde en die een significant risico op overlijden met zich meebrengt, zelfs wanneer dit behandeld wordt. Tetanus is echter niet besmettelijk. De ethisch interessante vraag in dit kader is dan ook of een volwassen, wilsbekwame man of vrouw die nog niet volledig ingeënt is, het tetanusvaccin nog kan weigeren na het oplopen van zo’n ernstige, vervuilde wonde. Het kort na het oplopen van de wonde toedienen van antistoffen kan immers nog besmetting voorkomen.115 Gezien het niet eens duidelijk is of er wel een sterk betoog kan worden gemaakt voor het

bestaan van een morele plicht om te zorgen voor de eigen gezondheid en dat die plicht bovendien niet absoluut is maar kan worden overtroffen door andere belangen en principes, lijkt het weinig waarschijnlijk dat in dit geval de man of vrouw in een liberale, tolerante democratie zou kunnen worden gedwongen tot vaccinatie. De Belgische regeling voorziet dan ook niet in de mogelijkheid om de man of vrouw in kwestie tot vaccinatie te dwingen. Hierbij kan nogmaals de zaak Jehovah Getuigen van Moscow v Rusland worden aangehaald, waaruit duidelijk bleek dat ook het EHRM in dergelijke situatie de nadruk legt op zelf- determinatie en persoonlijke autonomie.116 Het tetanusvaccin toedienen aan een mentaal competente

volwassen patiënt zonder diens instemming louter om schade aan het betrokken individu te vermijden, zou dus neerkomen op een schending van het EVRM. Hoewel delicater, kan misschien wel beargumenteerd worden dat in het geval waarin een volwassene het tetanusvaccin weigert voor zichzelf, er toch een morele plicht zou kunnen bestaan wanneer hij of zij kinderen heeft, die al dan niet overheidsingrijpen kan rechtvaardigen. Het weigeren van een vaccin zou er dan immers kunnen toe leiden dat de kinderen vader- of moederloos worden. Dan gaat het echter niet meer louter over het beschermen van de eigen belangen en gezondheid, maar over de belangen van de kinderen.

Het is evident dat de hierboven geschetste problematiek rond het tetanusvaccin niet zomaar kan worden toegepast op het geval waarin de ouders van een kind een tetanusvaccin weigeren in de plaats van dat kind.

114 Art. 8 decreet van 21 november 2003 op het preventief gezondheidsbeleid, BS 3 februari 2004. 115 Zie vb. https://rijksvaccinatieprogramma.nl/infectieziekten/tetanus.