• No results found

Deel II: Strategieën, gezondheid en lichamelijk welzijn

5.4 Strategieën

De manier waarop respondenten sekswerk verrichten hangt samen met hun motivatie en werkomstandigheden. Hun persoonlijke en economische behoeften bepalen welke betekenis zij geven aan seksuele handelingen (McDowell 2009:111;Sanders 2005a:151). De strategieën van respondenten zijn onder te verdelen in enerzijds het aannemen van een werkrol en anderzijds manieren om zichzelf lichamelijk en emotioneel te beschermen (Hochschild 1983). Respondenten verschillen in de soort strategieën die zij toepassen en daarmee in het contact dat zij met hun lichaam voelen en hun emotionele staat. Dit komt tot uiting in de variërende rol die vrouwelijke schoonheid speelt in het werk.

De werkrol: verdieping of ontwijken

Vrijwel alle respondenten noemen diverse vaardigheden die zij gebruiken in sekswerk, zoals seksuele technieken, acteren en therapeutische vaardigheden. Allemaal verrichten zij emotional labour in de vorm van een stereotype vrouwelijke rol voor de klant, zoals gebruikelijk in dienstverlenende beroepen (Vanwesenbeeck 2001). Velen doen handelingen passend in de girlfriend experience, zoals zoenen en knuffelen (Sanders e.a. 2009:19). De meeste respondenten vinden dat het werk meer inhoudt dan seks. Zij lijken capaciteiten te ontwikkelen in sekswerk als assertiviteit en mensenkennis (Blissbomb 2010; Lucas 2005). Respondenten verschillen echter wat betreft de soort capaciteiten die zij als benodigd beschouwen in sekswerk, evenals hun definities van “professioneel” zijn.

De respondenten met een hoger welzijn, de genieters en de jonge zelfbewuste werkers, zien sekswerk als een beroep dat vooral om sociale vaardigheden vraagt. “Professioneel” zijn betekent voor hen de verantwoordelijkheid nemen voor veilige seks, respect tonen voor hun klanten en diens wensen voorop stellen. “Onprofessioneel” zijn naar hun mening sekswerkers die onveilige seks hebben, afspraken niet nakomen en zo min mogelijk in korte tijd doen voor zoveel mogelijk geld:

‘Ik ken vrouwen die dit werk doen, die gaan er prat op dat ze geen seks hebben, maar wel het geld vangen. Dan kijk ik ze aan, maar wat doe je dan? (Hard: ) Nou, haar best om die tijd vol te lullen en met trucjes eromheen te werken en dan ‘m snel te smeren. Nou, dat vind ik niet professioneel, dan geef je ons wel een heel slechte naam, zeg (lacht).’ -Roos

Deze respondenten lijken het best de diverse vaardigheden die tegelijk ingezet moeten worden tijdens het werk, te beheersen. ‘Je moet weten waar je mee bezig bent’ is een typerende uitspraak onder hen. Werkervaring speelt hierbij een rol. Jonge zelfbewuste werker Sofia heeft een ‘automatische routine’. Hetzelfde is zichtbaar bij contrast genieter Roos als zij vertelt waaraan zij denkt tijdens een contact:

‘Het controleren van de situatie. Zit het condoom nog goed? Waar staat het glijmiddel? Waar heb ik m’n handboeien? Heb ik nog schone doeken? Hoeveel tijd nog? Oh shit, de MP3-player stopt in één keer. Weet je? Of je denkt, oh, de tijd is bijna voorbij, hij moet nu wel gaan klaarkomen. Maar dat moet je altijd een beetje leuk, speels brengen, want pushen werkt averechts. Ik moet alles overzien, ik moet zorgen dat ze… ja, niet dat mijn klanten dat doen hoor, maar als je een vreemde binnen hebt die je telefoon of je geld kan jatten, of die iets van plan is of zo. Je moet altijd alert zijn. Maar dat gaat automatisch. Het is niet dat ik er bewust aan denk.’ -Roos

Het woord ‘automatisch’ duidt aan dat deze sekswerkers, in de woorden van Roos, het controleren van de situatie belichaamd hebben. Het is body-knowledge geworden (Wolkowitz 2006:175). Een gevoel van competentie in het werk helpt stress en ‘burn out’ te voorkomen (Vanwesenbeeck 2005).

De genieters verdiepen zich het meest in het werk en hun klanten. Ze benaderen hun klanten als personen, terwijl veel sekswerkers klanten depersonaliseren (Sanders 2005a:149). Naast gebruik van de werkrol om regie te houden in de interacties, zijn de genieters grotendeels zichzelf in het werk. Zij zeggen geen rol te kunnen spelen tegen hun gevoel in. Zelf seksueel genieten maakt deel uit van hun

werk, maar vinden zij vooral een leuke bijkomstigheid. Deze sekswerkers bieden hun klanten een ‘echte’, aan tijd en geld gebonden, emotionele en lichamelijke verbintenis, die Bernstein bounded authenticity noemt (2007:103). Op deze manier geeft het verrichten van het werk zelfvertrouwen:

‘Want nu is het niet zo dat klanten zeggen, ‘oh, ik vind je zo geil’ of zo. Het is meer, ‘ik vind je hele stijl, je aanpak fantastisch’ of zoiets. Ze complimenteren je met dingen die echt jou zijn.’ –Sacha

De inzet van de jonge zelfbewuste werkers voor hun klanten heeft een zakelijk doel, maar geeft hen ook voldoening. Hun emotionele betrokkenheid bij klanten is beperkt en seksueel genot is niet aan de orde. Deze sekswerkers hebben een werkpersonage, waarbij zij deels zichzelf blijven om geloofwaardig te zijn voor de klant (Sanders 2005b). Klanten kunnen met hen ‘een leuk praatje maken’. Voor hen lijkt een instrumentelere benadering van sekswerk goed te werken (Day 2007:189).

De respondenten met een middelmatig welzijn, de zich opofferende werkers, noemen vaardigheden als veilige sekstechnieken, massage en acteren. In variërende mate tonen zij een zakelijke, professionele houding ten opzichte van het werk. Zij maken vaak strategisch gebruik van stereotypische beeldvorming onder klanten over ‘vrouwen van kleur’, dat deze hartstochtelijk en ongecompliceerd zijn (Janssen 2007:194). Zo zegt Braziliaanse Ester meer lichamelijk contact te hebben met de klanten in de club dan de Nederlandse sekswerkers, die volgens haar ‘alleen praten’ met klanten. Ester wijt dit aan: ‘Een andere cultuur en een ander temperament’. Bij deze respondenten is sprake van ‘surface acting’, met een tegenstelling tussen de geveinsde en de werkelijke emoties (Hochschild 1983:7). De Ecuadoraanse Isabel, die op straat werkt, zegt hoe ze klanten verleidt: ‘Lachen, een beetje ondeugend doen (lacht). En dan zeg ik: ‘Schatje, wij gaan het lekker doen’. Als ik haar vraag wat ze voelt tijdens een lichamelijk contact met een klant zegt ze: ‘Ik denk ‘kutklant’. Ja, ik houd niet van dit werk.’ Seksueel genot met klanten is voor de meeste zich opofferende werkers ondenkbaar. Professioneel zijn betekent voor hen met name dat zij hun rol goed acteren en geen plezier beleven aan het werk. Verder noemen zij capaciteiten om het werk emotioneel aan te kunnen, waarop ik straks terug kom.

Voor de ongewilde seksobjecten kost het spelen van de werkrol duidelijk de meeste moeite. Zij lijken de minste beroepsmatige capaciteiten te gebruiken tijdens het werk en doen alleen standaard handelingen: ‘pijpen’ en ‘neuken’. Zij houden zich niet bezig met hoe ze beter kunnen zijn in hun werk. Ze weten van zichzelf dat ze ‘afraffelen.’ Hun strategieën zijn vooral gericht op het draaglijker maken van het werk. Zij proberen bijvoorbeeld zoveel mogelijk lichamelijk contact met klanten te vermijden:

‘Neuken vind ik helemaal erg. Dus dat probeer ik zo lang mogelijk uit te stellen. Dan zeg ik, zal ik effe lekker pijpen, weet je wel. Mannen vinden dat ook het lekkerste meestal hoor. En heel veel mannen willen zoenen. Veel vrouwen doen dat niet. Vaak probeer ik het zo te doen, het is eigenlijk een spelletje dat je speelt, dat ik het (neuken, PL) niet hoef te doen, snap je?’ –Joyce

Eerst in bad gaan met de klant is een andere strategie voor Joyce om de seks te beperken:

‘Dat scheelt al een half uur, he. Want ik ben wel aan het denken natuurlijk, door de jaren heen heb je dat geleerd. Het denken. Zolang ik met hem in bad zit, hoef ik niet te neuken.’ -Joyce

Joyce spreekt van een vaardigheid die zij ‘door de jaren heen geleerd’ heeft. In de ogen van collega’s zijn de ongewilde seksobjecten die sekswerkers die ‘zo min mogelijk doen voor zoveel mogelijk geld’. Volgens onbegrensde werker Diana moet een sekswerker ‘alles inzetten of juist alles (alle gevoelens, PL) uitschakelen.’ Zelf was zij vaak extreem zichzelf tijdens het werk. Enerzijds zegt Diana dat het haar meestal lukte om met haar ‘kunde en charme de klant tevreden te stellen’. Anderzijds lijkt het erop dat zij geen werkrol aannam tijdens het werk en haar eigen seksuele genot even belangrijk

vond als dat van de klant. Zij lijkt weinig inzicht te hebben gehad in haar eigen aandeel in de (on)tevredenheid van haar klanten.

Zichzelf beschermen tegen geweld van klanten: veel of weinig regie

Vrijwel alle respondenten beschermen zichzelf tegen eventueel geweld van klanten (Sanders 2005a:72). Zij verschillen in hoeverre hen dat lukt, onder meer samenhangend met hun werkervaring, soort klanten en eerdere ervaringen met geweld. De respondenten met een hoger welzijn lijken de meeste controle te hebben in hun interacties met klanten. De genieters zetten het meest de stereotype vrouwelijke rol in om agressie van klanten te voorkomen (Sanders 2005b). Zij weten dat ze ‘op een leuke manier’ grenzen moeten stellen aan klanten. Sacha zegt: ‘Mensen moeten zich fijn voelen, maar ook meteen weten dat jij de baas bent.’ Zij ziet daarin een overeenkomst met haar baan als reisleidster:

‘Als reisleidster denkt men dat je er bent om hen te bedienen en dat is ook zo. Maar in wezen ben je vooral de baas over hun en dat is hetzelfde als sekswerker. Je bent daar helemaal voor hun, je bent op en top gastvrouw, zorgt ervoor dat hun tijd perfect is, dat het hun aan niets ontbreekt, maar uiteindelijk heb je altijd de autoriteit. Jij bepaalt wat er gebeurt.’ -Sacha

Werkervaring speelt een rol. Vrijwel allemaal vertellen de genieters van een beginsituatie waarin een klant hen overheerste en hen fysiek pijn deed, of van hun geld beroofde. Zij hebben daarvan geleerd. Sacha zegt: ‘Nu weet ik dat ik daar eerder even over na had moeten denken. Hoe kan ik zeggen dat ik eigenlijk niet meer wil?’ Alertheid tegen eventuele agressie van klanten blijft echter van belang. Roos wil dat klanten haar alleen maar ‘zachtjes’ aanraken om de controle over hen te kunnen houden:

‘Ik hou er niet van dat ze mij hardhandig aanpakken of zo. Je moet controle hebben over wat ze doen, want als je ze één vinger geeft, jongen! (Lacht.) Je moet ze echt in toom houden, hoor. Ik heb meegemaakt dat iemand mij zo overheerste, dat ik helemaal platgedrukt lag op dat bed. Ik dacht, als ie dat condoom er in één keer afrukt, kan ik geen kant op. Dat soort dominante types laat ik niet meer binnen. Die al gaan afdwingen bij de deur, dan weet ik: we krijgen problemen binnen. Want hij wil meer en me dwingen tot dit en dat. En dat, no fucking way. Zo werk ik dus niet.’ -Roos

Bij onbegrensd werker Diana lijkt vooral weinig werkervaring te hebben geleid tot haar gebrek aan regie in interacties met klanten. Dit is bijvoorbeeld zichtbaar als ze vertelt over de eerder genoemde situatie waarin een klant voor een uur had betaald, maar ‘gelijk aanviel’, en zij hem uiteindelijk geld teruggaf: ‘Eerst denk je, als de klant maar binnen is, maar dat is nog niet eens zo. Je hebt het geld, maar je moet het dan nog verdienen.’ Deze uitspraak toont dat Diana geen overdachte strategieën toepaste in haar werk om de interacties met klanten volgens een bepaald scenario te laten verlopen.

Eerdere geweldservaringen lijken van invloed op het omgaan met mogelijke agressie van klanten. O’Connell Davidson (1998:64) stelt dat sekswerkers die nooit zijn aangevallen door klanten, dit danken aan hun eigen strategieën, zoals een assertief voorkomen. Dit lijkt het geval voor de jonge

zelfbewuste werkers. Leyla zegt ‘sterk’ over te komen naar klanten, bijvoorbeeld als deze opeens met

haar in hun auto willen wegrijden van de tippelzone: ‘Dan lach ik. Dat is uit zenuwen, maar dat maakt hen bang. Dan kom ik voor hun heel sterk over.’ Veel zich opofferende werkers lijken eveneens controle te hebben over de interacties met klanten. Braziliaanse Ester en Lili zeggen: ‘Sommige klanten willen de baas spelen. Ik zeg altijd, ik ben de baas. Ga jij op bed liggen, ik doe alles.’ De houding van deze categorieën respondenten lijkt deels voort te komen uit de onafhankelijkheid die zij verkrijgen via sekswerk (Janssen 2007:154). Sommige respondenten met een lager welzijn, zoals ongewild seksobject Joyce en enkele zich opofferende werkers, voelen minder controle over klanten, samenhangend met eerdere ervaringen met geweld (Vanwesenbeeck 1994:50). Zij beschouwen geweld eerder als een noodzakelijk onderdeel van het werk (O’Connell Davidson 1998:64). Zich opofferende werker Eva zegt:

‘Je hebt vooral veel moed nodig om dit (sekswerk, PL) te kunnen doen. Omdat je veel risico’s loopt. Je hebt de kans dat het condoom kapot gaat en dat je ziek wordt, of dat er een klant komt die je met een mes aanvalt of wat dan ook met je doet. Als je dan geen gelegenheid meer hebt om te schreeuwen, dan… is het gebeurd. Je weet het nooit.’ -Eva

Toen Eva eerder achter het raam werkte in een grote stad, vermoordde een klant haar bijna met een mes. Nu bewaart ze zelf een mes onder het bed. Doordat deze respondenten vaak middelen als alcohol of kalmeringsmiddelen tijdens het werk gebruiken, vermindert hun controle over klanten nog meer.

Zichzelf emotioneel beschermen: betrokkenheid of afstand

Respondenten verschillen in de mate waarin zij de eigen emoties manipuleren tijdens het werk. Volgens socioloog Teela Sanders en enkele anderen is het welzijn het hoogst van sekswerkers die erin slagen emotionele afstand tot het werk te houden (Brewis & Linstead 2000a; Sanders 2005a:145). In mijn onderzoek doen de respondenten met het hoogste lichamelijk welzijn, de genieters, juist relatief weinig aan emotiemanagement. Dat is niet omdat ze seksueel kunnen genieten van de contacten met klanten, zoals genoemde auteurs beweren (ibid.). Deze respondenten verrichten vrijwel alleen handelingen die ze zelf leuk vinden. De minst leuke lichamelijke ervaringen die zij lijken te hebben tijdens hun werk zijn ‘irritante’ aanrakingen van klanten op voor hen niet-erogene zones en ‘saaie’ handelingen (of klanten). Op die momenten wordt de “seks” meer “arbeid”. Andere minder prettige contacten, zoals wanneer een klant stinkt of sociaal onhandig is, relativeren de genieters. Zij vinden het, naast het bieden van bounded

authenticity aan hun klanten, belangrijk dat het werk voor hen zelf als betekenisvol voelt (Bernstein

2007:104). Daarbij bestaat altijd een onderscheid tussen privé- en werkcontacten. De genieters gebruiken emotiemanagement als een middel om controle te hebben, bijvoorbeeld in de zin van tijdsmanagement, niet om emotionele afstand te creëren tot klanten of het werk.

Vrijwel alle andere respondenten passen pragmatische en symbolische strategieën toe om emotioneel afstand te scheppen tussen hun ‘werklichaam’ en ‘privélichaam’ (Day 2007:43). Zij verschillen in de manier waarop dit gebeurt. De jonge zelfbewuste werkers maken een duidelijk, maar niet heel strikt onderscheid. Dat zij zich net zo goed voelen in het werk als daarbuiten, komt vermoedelijk door hun eerder genoemde instrumentele houding, waarbij ‘zij zich niet al te veel afvragen’ (Westerik 2009:123). De lichamelijke contacten met klanten vinden zij niet bijzonder leuk, maar ook niet vervelend. Net als de genieters relativeren zij minder prettig lichamelijk contact, bijvoorbeeld met humor. Deze respondenten lijken effectief emotiemanagement toe te passen zoals Sanders bedoelt: zij verkopen hun seksuele diensten, maar niet zichzelf (2005a:157). De persoonlijke elementen in hun werkidentiteit lijken hen te beschermen tegen vervreemding van zichzelf (Sanders 2005b).

De respondenten met een lager lichamelijk welzijn proberen het meest afstand te scheppen tussen zichzelf en het werk. Zij benadrukken dat zij met hun gedachten elders zijn tijdens lichamelijke contacten met klanten: ‘Je denkt niet, je wilt alleen snel klaar zijn.’ Enkele zich opofferende werkers kunnen wél seksueel genieten. ‘Eerlijk gezegd kan de seks lekker zijn,’ zegt op straat werkende Pilar uit Ecuador. Keniaanse Solange zegt hetzelfde. Het seksuele genot van deze sekswerkers doet niets af aan de invloed van het stigma. Solange noemt sekswerk vanwege haar Christelijke geloof ‘verkeerd’. Haar schuldgevoelens bestrijdt ze door te biechten en zichzelf te vertellen dat ze het werk slechts tijdelijk doet. Het laatste is volgens O’Connell Davidson (1998:40) een kenmerkende strategie van sekswerkers die het stigma internaliseren. Dit ontkracht wederom het argument dat seksueel genieten met klanten samenhangt met weinig behoefte aan emotiemanagement. De zich opofferende werkers doen veel

handelingen tegen hun zin, vanwege het geld. Bij de ongewilde seksobjecten is de walging van vrijwel

iedere aanraking van klanten zichtbaar. In beide gevallen is sprake van wat Jennifer Wesely (2003)

‘lichamelijke compromissen’ noemt. Zij bedoelt daarmee dat de lichamelijke grenzen van sekswerkers tegenover klanten vaak steeds vager worden. Sekswerkers doen al snel dingen met hun lichaam die zij eerst niet voor mogelijk hadden gehouden. Het motief is vaak geld. Als deze ‘lichamelijke compromissen’ langer doorgaan, leiden ze tot vervreemding van het eigen lichaam en zelf.

Ondanks de negatieve emoties lijken de zich opofferende werkers zich redelijk goed te verweren tegen het stigma door middel van emotiemanagement. Zij lijken vaak het zelfbeeld te kunnen behouden dat zij alleen uit economische motieven in de prostitutie werken (O’Connell Davidson 1998:40). Zij leven het meest van alle respondenten in gescheiden werelden, van sekswerk aan de ene kant en van de familie en toekomst aan de andere kant. Dit merkte ik ook toen Braziliaanse respondenten aan het eind van het interview opmerkten dat ik veel gevraagd had over hun ‘gevoelens’, terwijl zij hadden verwacht dat het over ‘het werk’ zou gaan. De ongewilde seksobjecten hebben echter vrijwel alleen negatieve emoties, zoals walging, verdriet en spijt, als gevolg van het stigma. Door het onderdrukken van emoties ervaren zij een grote afstand tot zichzelf. Zij passen het meest ‘ongezonde, interne’ beschermingsstrategieën toe als dissociatie en drugsgebruik, samenhangend met hun ervaringen met geweld en misbruik (Vanwesenbeeck 1994:151). Joyce drinkt alcohol om minder walging te voelen:

‘Ik moet altijd wel alcohol hebben, anders kan ik het niet. Ik drink twee, drie wijntjes. PL: Ja. Want heb je het wel eens zonder alcohol geprobeerd?

Jaaaa, ja, gaat niet. Nee. Dan walg ik gewoon, als iemand aan me komt, als ie alleen maar aan m’n arm komt, dan zit ik al te rillen.’ -Joyce

Hoewel de ongewilde seksobjecten allemaal zeggen met klanten ‘geen dingen te doen die ze niet willen’, is duidelijk dat het werk zeer tegen hun gevoelens in gaat en hun zelfbeeld aantast. Hun identiteit lijkt te worden ‘geconsumeerd’ samen met hun seksuele diensten (Brewis & Linstead 2000a).

Onbegrensd werker Diana lijkt als enige respondent nauwelijks strategieën te hebben toegepast

om zichzelf te beschermen, met vooral negatieve ervaringen als resultaat. Zij vond het onderscheid tussen relaties met klanten en privérelaties ‘verwarrend’ en trok geen duidelijke grenzen naar klanten toe. Bij de twee categorieën sekswerkers met het laagste welzijn is zichtbaar hoe emotiemanagement ‘mislukt’ en leidt tot uitputting en vervreemding van zichzelf (Sanders 2005a:155-156). Dit uit zich ook in hun cynische houding, volgens Vanwesenbeeck (2005) vaak een reactie op stigma-gerelateerde ervaringen in werk waar men helemaal niet wil zijn. Dit cynisme draagt bij aan emotionele uitputting (ibid.). Bij de respondenten met een middelmatig tot hoger welzijn zag ik het gebruik van humor tijdens