• No results found

Deel II: Strategieën, gezondheid en lichamelijk welzijn

6 Conclusie

6.1 Samenvatting bevindingen en beantwoording onderzoeksvraag

Betekenissen van het lichaam in sekswerk en lichamelijk welzijn

De betekenissen die vrouwelijke sekswerkers in Nederland aan hun lichaam geven in relatie tot hun werk heb ik ingedeeld in capaciteiten, vrouwelijke schoonheid en gezondheid. Respondenten geven uiteenlopende betekenissen aan hun “werklichaam”. Op grond van de voor respondenten belangrijkste betekenis heb ik vijf categorieën onderscheiden, namelijk: het lichaam als middel tot zelfexpressie en genot; zelfbewust werkinstrument; zich opofferend werkinstrument; onbegrensd werkinstrument; ongewild, verstrikt seksobject. Van de eerste naar de laatste categorie is een afname zichtbaar in lichamelijk welzijn (Freund 1990). Lichamelijk welzijn houdt in dat iemand fysiologisch gezond en in

contact met het eigen lichaam is, samenhangend met positieve emoties. Fysiologische gezondheid heb ik vertaald naar afwezigheid van aanwijsbare lichamelijke klachten of ziekten. (Zie tabel 2 op pagina 59.)

Sommige respondenten (in dit onderzoek de genieters genoemd) genieten van het verrichten van sekswerk in emotioneel en seksueel opzicht. Zij gebruiken veel capaciteiten en persoonlijke eigenschappen in het werk. Ook voelen ze zich mooier en aantrekkelijker. Volgens hen draagt het werk bij aan hun gezondheid. Voor de eerste subcategorie (extra genieters) draagt sekswerk bij aan een al leuk leven, terwijl voor de tweede (contrast genieters) sekswerk een positief contrast vormt met het privéleven, waarvan onder meer chronische ziektes deel uitmaken. Voor deze respondenten draagt sekswerk bij aan hun lichamelijk welzijn. Zij hebben in relatie tot het werk weinig lichamelijke klachten en voelen zich juist in het werk in contact met zichzelf en het lichaam.

De drie categorieën die ik heb aangeduid als “werkinstrument” (ofwel de werkers) verwijzen naar de betekenis die de meeste respondenten geven aan het lichaam in sekswerk. Zij zetten hun lichaam in als een instrument om geld te verdienen. Meestal vinden zij eigen seksueel genot niet horen bij het werk. Sommigen (de jonge zelfbewuste werkers) zetten zelfbewust hun capaciteiten en uiterlijke lichaam in tijdens het werk. Al hebben zij soms lichamelijke klachten door het werk, zij voelen zich goed bij het doen van het werk en zijn goed in contact met hun lichaam. Een relatief groot aantal respondenten (de

opofferende werkers) beleeft sekswerk met veel negatieve gevoelens, zoals walging en schaamte. Zij

doen het echter meestal voor hun familie en toekomst, wat positieve gevoelens geeft. Zij investeren veel in hun werkuiterlijk. Deze respondenten hebben meestal diverse lichamelijke klachten en zien het werk vaak als ongezond. Zij offeren hun lichamelijk welzijn meer of minder op voor hun doel. Sommige respondenten (de onbegrensde werkers) overschrijden, vaak tijdelijk, op verschillende manieren hun eigen grenzen, bijvoorbeeld door een verslaving aan het geld. De respondent die ik heb beschreven, bleef tijdens het werk in gedrag en uiterlijk extreem naturel. Aanvankelijk was zij positief over het werk. Achteraf heeft zij vooral negatieve emoties en een laag lichamelijk welzijn door het doen van sekswerk.

Enkele respondenten (de ongewilde seksobjecten) geven zeer negatieve betekenissen aan het lichaam in sekswerk. Deze sekswerkers hebben vrijwel alleen negatieve emoties en geen voldoening in relatie tot het werk. Het uiterlijke lichaam is voor hen het belangrijkst in het werk. Zij voelen zich daarbij vrijwel continu een ‘seksobject’ voor anderen, ook in hun privéleven. Zij hebben veel lichamelijke klachten, zoals rug- en nekpijn, die zij wijten aan sekswerk. Zij voelen het minst van alle respondenten contact met de eigen emoties en het eigen lichaam.

Factoren die het lichamelijk welzijn van vrouwelijke sekswerkers in Nederland beïnvloeden

De factoren van invloed op het welzijn van respondenten heb ik gebaseerd op die in het onderzoek van Vanwesenbeeck (1994) naar het welzijn van vrouwelijke sekswerkers in Nederland. De invloed van deze factoren heb ik afgeleid uit de beleving van de respondenten. De belangrijkste factoren die uit mijn onderzoek naar voren komen zijn: motivatie voor het werk, regie over werkomstandigheden, strategieën en gevoelde controle over de gezondheid. Daarbij is het ‘sneeuwbaleffect’ zichtbaar dat Vanwesenbeeck in haar onderzoek beschrijft, waarbij de motivatie veelal de andere factoren bepaalt. De invloed van het prostitutiestigma op respondenten speelt een centrale rol in de verschillen in hun welzijn. Om te onderzoeken hoe de genoemde factoren uitwerken op de belichaamde beleving van sekswerkers, heb ik ze verbonden met het concept ‘lichamelijk welzijn’ van Freund (1990). De onderliggende vraag in de analyse was in hoeverre respondenten hun emotionele en fysieke grenzen bewaken, voorwaarde voor

lichamelijk welzijn. Door eerst structurele factoren (het sociale en politieke lichaam) te bespreken en daarna de individuele belichaamde beleving (het individuele lichaam), wilde ik de gelaagdheid van de beleving van sekswerkers laten zien. In deel I besprak ik de factoren ‘motivatie’ en ‘regie over werkomstandigheden’, in deel II ‘strategieën’ en ‘omgaan met gezondheid’. (Zie tabel 3 op pagina 61.)

Het welzijn van respondenten is hoger naarmate hun motivatie voor sekswerk meer aansluit bij het zelfbeeld, dat wil zeggen minder uit financiële nood bestaat en minder beïnvloed wordt door het stigma (rolconflict of negatieve reacties van anderen). Sekswerk doen voor het plezier is de meest gunstige motivatie. Bewust kiezen voor sekswerk vanwege de zelfstandigheid, of een betere toekomst voor zichzelf en familie, is redelijk gunstig. Ongunstig is het als de motivatie onduidelijk wordt en de eigen grenzen overschreden. De meest negatieve motivatie is werken vanuit een hoge financiële nood of dwang. Dit gaat gepaard met het meeste ervaren stigma, vooral in de vorm van misbruik door de partner. De specifieke werkomstandigheden van respondenten, zoals autonomie, veiligheid en sociale steun, hangen vooral samen met hun motivatie en niet zozeer met de werkvorm. Een positieve en bewuste keuze voor sekswerk zorgt voor meer regie over de werkcondities. Meest gunstig is zelfstandig en in deeltijd werken (escort of raam) en klanten ontvangen via een eigen website of op een veilige werkplek met duidelijke regels. Sociale steun van collega’s kan voor sekswerkers opwegen tegen minder autonomie. Werken vanuit financiële nood of dwang leidt tot minder regie over de werkcondities, evenals meer ervaren stigma, in de vorm van geweld van klanten en weinig sociale steun op de werkplek. Algemeen laten de arbeidsrechtelijke positie en veiligheid van respondenten nog te wensen over.

Respondenten verschillen in hun strategieën om de klant te plezieren en zichzelf te beschermen, afhankelijk van hun motivatie en (werk)ervaring. Van hoog naar laag welzijn zijn zij meer “professionals” of “overlevers”, met een toenemend zelfstigma. Het hoogste welzijn hebben de respondenten die hun klanten een ‘echte’, maar aan regels gebonden, emotionele en lichamelijke verbintenis bieden. Sommige respondenten voelen zich goed bij hun gecreëerde werkpersonage, waarin zij deels zichzelf zijn en emotionele afstand behouden. De migrantensekswerkers gebruiken vaak een combinatie van professionele capaciteiten en ‘overlevingsstrategieën’. De respondenten met het laagste welzijn proberen voornamelijk sekswerk emotioneel te ‘overleven’. Het werk bestaat voor hen alleen uit het verkopen van hun lichaam als seksobject. Eén respondent heeft vrijwel geen strategieën toegepast en heeft zichzelf daardoor niet beschermd tegen het stigma, geldnood en gezondheidsproblemen.

In de gezondheidsbeleving van respondenten komen hun situaties en prioriteiten in sekswerk tot uiting. Meestal lijken hun motivatie voor het werk en alledaagse gevolgen van meer direct belang dan het soa-risico. De respondenten met plezier in het werk en gunstigere werkomstandigheden hebben weinig lichamelijke klachten en zien gezondheid in het werk als emotioneel en lichamelijk welzijn. De respondenten die werken voor zelfstandigheid of een betere toekomst hebben meer klachten en zien het werk vaak als ongezond, maar erbij horend om hun doelen te bereiken. Vooral zij passen een overmatige persoonlijke hygiëne toe als emotiemanagement. Sommige respondenten ervaren dat sekswerk bijdraagt aan hun lichamelijke conditie of figuur. De respondenten met een negatieve motivatie en meer last van het stigma hebben veel lichamelijke klachten door het werk, die zij eenzijdig negatief ervaren. Zij definiëren gezondheid in het werk zeer beperkt. De respondent die haar grenzen niet goed bewaakte, is pas na stoppen met het werk bezorgd over haar gezondheid. Algemeen blijkt dat de mate waarin sekswerkers controle hebben over hun situatie en eigen grenzen letterlijk uitwerkt op het lichaam. Daarbij blijkt voor allen dat het lichaam kwetsbaar is, zeker in veeleisend werk als sekswerk.

Controle over emotionele en lichamelijke grenzen

Concluderend beleven vrouwelijke sekswerkers hun lichaam in relatie tot het werk zeer verschillend en hangt dit nauw samen met hun specifieke structurele en persoonlijke omstandigheden. Zoals dit onderzoek laat zien, heeft lichamelijk welzijn te maken met controle voelen over de eigen emotionele en lichamelijke grenzen. Sekswerkers met een groot lichamelijk welzijn sluiten tijdens het verrichten van sekswerk aan bij hun eigen gevoelens en zelfbeeld. Zij kiezen bewust voor sekswerk, zijn (deels) zichzelf en hebben veel regie over hun werkomstandigheden en interacties met klanten. Deze respondenten zijn juist in sekswerk ‘in contact’ met het lichaam (Freund 1990). Zij zijn actief handelende subjecten, die hun lichaam gebruiken om hun doelen en verlangens na te streven. Soms worden zij in het werk ‘een subject met een lichaam in plaats van alleen maar een lichaam’ (Davis 1995:161). Respondenten met een lager lichamelijk welzijn gaan vaker tegen hun zelfbeeld en gevoelens in met het doen van sekswerk en tijdens interacties met klanten. Zij hebben daardoor vaker negatieve emoties, zoals walging of schaamte, en een verlies van contact met het lichaam (ibid.) Zij voelen zich vooral een seksobject en hebben veel lichamelijke klachten. Een grote rol hierin speelt het prostitutiestigma en daaraan gekoppelde, belichaamde ervaringen met geweld of seksualisering. In de woorden van socioloog Julia O’Connell Davidson (1998:9-10) staan deze respondenten het meest de controle over hun lichamelijke grenzen, waardigheid en persoonlijke veiligheid af aan klanten. Het belang van controle hebben blijkt uit het voorbeeld van onbegrensde werker Diana. Zij trok geen heldere grenzen naar zichzelf, haar klanten en haar omgeving, met negatieve gevolgen en emoties. Het in de prostitutie veelgebruikte ‘grenzen stellen’ blijkt geen loze uitdrukking, maar van essentieel belang als sekswerker. Naast onervarenheid is het vooral het stigma in diverse uitingsvormen dat voor alle sekswerkers lichamelijke risico’s inhoudt.