• No results found

Deel I: Motivatie, werkomstandigheden en lichamelijk welzijn

5.2 Motivatie voor sekswerk

De verschillende motivaties van de respondenten bepalen grotendeels hun mate van welzijn in sekswerk (Vanwesenbeeck 1994, 2005). Het verrichten van sekswerk sluit voor de ene sekswerker beter aan bij het zelfbeeld dan voor de andere. Het prostitutiestigma speelt daarin een centrale rol.

Kiezen voor het werk zelf

De meest positieve motivatie voor het werk hebben degenen die kiezen voor het werk zélf, waarbij geen sprake is van een financiële noodzaak. Voor de genieters, de sekswerkers met de grootste mate van lichamelijk welzijn, draagt sekswerk bij aan een leuk, compleet leven. Het geld dat zij kunnen verdienen is een aantrekkelijk aspect van het werk, maar niet noodzakelijk doordat zij al andere inkomsten hebben. Sekswerk is voor de genieters een bron van (zelf)waardering, autonomie, spanning, leuke contacten en seks, die zij minder of niet vinden in hun andere werk of privéleven. Deze sekswerkers hebben een relatief gunstige uitgangspositie. Ze zijn allen Nederlands en relatief hoog opgeleid. Een recent onderzoek laat eveneens zien dat hoogopgeleide Nederlandse vrouwen vooral kiezen voor sekswerk vanwege nieuwsgierigheid en spanning (Van der Wagen e.a. 2010). Voor de extra genieters lijkt het werk vooral (onderdeel van) een levensstijl (Venicz & Vanwesenbeeck 2000:23-24).

‘Je hebt een soort van ondefinieerbare drang (om sekswerk te doen, PL), of zo. Dat kan je niet altijd bewoorden. Iemand zei een keer ‘It’s in your blood’, of zoiets. Het is een lifestyle die in je zit. Ja. Dat heb ik met dit werk.’ -Sacha

Voor de contrast genieters vormt sekswerk in positieve zin een contrast met hun dagelijkse leven, waarin zij chronisch ziek zijn en afgekeurd voor regulier werk. Daarnaast hebben zij vanaf hun jeugd negatieve ervaringen gehad. Sekswerk verrichten is voor hen een beter alternatief dan ’thuis op de bank zitten’ met een uitkering, al vraagt het fysiek veel van hen. De contrast genieters lijken vrijwel al hun zelfvertrouwen, sociale contacten en actieve leven in sekswerk te vinden. Roos prefereert haar contacten met klanten boven relaties met privépartners. Klanten tonen meer respect, terwijl zij bovendien geld betalen voor het contact. Omdat sekswerk grotendeels het leven is voor de contrast genieters, is er hen veel aan gelegen om hun werk als sekswerker niet te verliezen. Het verklaart waarom Fleur zegt: ‘Ik zou niet weten wat ik zonder het werk zou moeten.’ Medisch antropoloog Mary-Jo Del Vecchio Good beschrijft in haar artikel

Work as a haven from pain (1992) het heilzame effect dat werk kan hebben, zowel psychisch als

lichamelijk, op vrouwen die leven met chronische pijn. Net als de contrast genieters ervaren de vrouwen die Del Vecchio Good beschrijft in hun werk zelfvertrouwen en bekwaamheid, wat contrasteert met hun leven met ziektes. In hun werk ervaren de vrouwen zichzelf als een bekwame professional met regie, in tegenstelling tot hun persoonlijke zelf, onbekwaam en in pijn verkerend.

De genieters zijn zich bewust van het stigma, maar betrekken het niet direct op zichzelf. Extra

genieter Sacha noemt zichzelf “sekswerker”, omdat zij zichzelf niet herkent in de term “prostituee”: Omdat het teveel, ehm.. Dat woord is teveel besmet met allerlei beelden. En dat is heel moeilijk om dan, als iemand dat zegt tegen mij, dan moet ik even heel diep nadenken, van, oh, het gaat over mij. Maar dat zou ik niet in eerste instantie denken.’ –Sacha

De genieters staan volledig achter hun werk en zien sekswerk als een legitiem beroep. Gevoelens van schuld of schaamte vanwege het verrichten van het werk hebben zij niet of weinig. Wat meespeelt, is dat

zij relatief weinig te maken hebben met negatieve sociale reacties van anderen. Deze vrouwen willen laten zien dat sekswerk leuk kan zijn. Volgens hen klopt het heersende beeld van vrouwelijke sekswerkers niet, bijvoorbeeld dat de meeste vrouwen gedwongen in de prostitutie zouden werken.

‘Het grootste vooroordeel is dat zoveel meiden gedwongen worden. En dat er zoveel misstanden zijn. Maar er zijn ook heel veel meiden die het uit vrije wil doen. En die slaan ze over. Het hele erotiekwerk wordt alleen maar in een negatief daglicht gesteld.’ –Fleur

Vanwege het stigma verbergen de genieters het werk veelal voor anderen, maar zij beschouwen sekswerk niet als een afgescheiden deel van hun leven. Zij vinden het werk bij zichzelf passen.

Zelfstandigheid en flexibiliteit

Na kiezen voor sekswerk zelf, lijkt de meest gunstige motivatie de zelfstandigheid en de flexibiliteit die het werk biedt. Voor de jonge zelfbewuste werkers is onafhankelijkheid, hun ‘eigen leven’, belangrijk. In dit werk kunnen zij zelf hun werktijden en werkwijze bepalen. Deze respondenten staan achter hun keuze voor het werk (‘ik zou het zo weer doen’). Zij beschouwen hun werk in de prostitutie als vergelijkbaar met iedere andere baan en accepteren dat er leuke en minder leuke kanten aan zitten (Venicz & Vanwesenbeeck, 2000:23-24). Vanwege hun lage opleiding zijn andere voor hen beschikbare banen, zoals schoonmaken en cateringwerk, slecht betaald en geestdodend. Sofia vindt werken voor een baas niet bij haar passen, ze wil niet in ‘een regime’ van een reguliere baan zitten. Leyla noemt sekswerk in verhouding tot andere beschikbare banen ‘gemakkelijk geld verdienen.’ Met het verrichten van sekswerk sluiten de jonge zelfbewuste sekswerkers aan bij het beeld dat zij van zichzelf (willen) hebben, namelijk dat van jonge, zelfbewuste en zelfstandige vrouwen. Daarbij lijken zij minder dan andere respondenten te reflecteren op het stigma en hun werk in het algemeen. Zij hebben bijvoorbeeld enerzijds geen last van zelfstigma en keuren prostitutie als instituut goed, maar zien klanten anderzijds als ‘hoerenlopers’. Ze lijken min of meer te berusten in het stigma:

‘Dit is echt een beroep, daar blijft altijd wel wat op zitten. Dat wordt nooit zo in de volksmond van, ‘Oh joh, ga je lekker naar je werk’ (lacht), ‘verdien ze, meid’. Nee, zo zal het nooit worden.’ -Sofia

Dat de jonge zelfbewuste werkers weinig last hebben van het stigma, lijkt onderdeel van hun instrumentele houding in het algemeen. Zij ‘bewegen zich relatief gemakkelijk in verschillende omgevingen zonder (...) dat hun zelfvertrouwen hier onder lijdt’ (Westerik 2009:123)19

.

Werken voor familie en een betere toekomst

Een redelijk positieve motivatie voor sekswerk hebben de zich opofferende werkers. Deze vrouwen, Latijns-Amerikaans en in één geval Keniaans, gebruiken sekswerk om hun familie in het land van herkomst financieel te ondersteunen en te bouwen aan de eigen toekomst. Zij zijn vaak naar Nederland gekomen omdat zij hier sneller geld kunnen verdienen. Voor hun doel lijken de zich opofferende werkers bereid om hun lichamelijk welzijn min of meer op te offeren. Meestal vinden zij het enige positieve aan het werk de contacten met collega’s, of alleen het geld. Vanuit hun culturele achtergrond kunnen zij zich niet identificeren met de rol van sekswerker. Vanwesenbeeck (2005) noemt een dergelijk ‘rolconflict’ stigma-gerelateerd. Deze respondenten hebben het prostitutiestigma van hun thuisland geïnternaliseerd, wat leidt tot gevoelens van schuld, schaamte of een gevoel van ‘niet normaal’ zijn (Sanders 2005a:118).

19

Wat betreft de houding ten opzichte van prostitutie en in het algemeen, zie ik overeenkomsten tussen de genieters, jonge zelfbewuste werkers en onbegrensde werkers / ongewilde seksobjecten en de categorieën respondenten die Jessica Westerik onderscheidt, respectievelijk de ‘Autonomen’, ‘Instrumentalisten’ en ‘Ambivalenten’ (2009:122-126). Westerik deed onderzoek naar

‘Voor mij is het niet normaal, prostitutie. Wij zeggen vaak, voor ons is het werk. Nou, voor mij is het geen werk. Ik ben geen professional in de prostitutie!’ -Raquel

Het doel van de zich opofferende werkers lijkt op te wegen tegen het stigma. Deze respondenten komen over als vastberaden, daadkrachtige vrouwen, die weten waar zij mee bezig zijn. Deze observatie sluit aan bij het beeld dat cultureel antropoloog Marie-Louise Janssen schetst van Latijns-Amerikaanse sekswerkers in Nederland in het boek Reizende sekswerkers (2007): ‘Economische agents (…) die doelgericht optreden en voor prostitutie kiezen als een reële optie om de kwaliteit van hun leven en dat van hun familie te verbeteren’ (2007:32). Dat zij hun familie onderhouden en een betere toekomst bieden, leidt tot een verhoging van hun status in het thuisland. Het geeft hen ‘een gevoel van zelfrespect en trots’ (ibid.:143,145). Voor de zich opofferende werkers is sekswerk verborgen en niet leuk om te doen, maar direct verbonden met iets positiefs: hun doel. Zij keuren sekswerk af als het om de ‘verkeerde’ redenen gebeurt, zoals alleen mooie kleding of drugs voor zichzelf kopen (ibid.). In hun eigen geval zien zij het werk als legitieme en vermoedelijk de enige optie om hun doel te bereiken. Sekswerk is voor hen een overlevingsstrategie, een ‘noodzakelijk kwaad’ (Venicz & Vanwesenbeeck, 2000:23-24). Sekswerk past wel én niet bij hun zelfbeeld. Janssen spreekt van een ‘identiteitsambivalentie’, naar Goffman, om te verwijzen naar de gelijktijdige invloed van het stigma en de economische zelfstandigheid op de identiteit van Latijns-Amerikaanse sekswerkers (Goffman 1963:106, Janssen 2007:152).

Onduidelijke motivatie of verslaving

Minder gunstig voor het welzijn is het, wanneer de motivatie om sekswerk te doen twijfelachtig wordt, of verandert in een verslaving, zoals bij de onbegrensde werkers. Diana dacht deeltijd sekswerk te kunnen combineren met de zorg voor haar kinderen. Zij had echter vaak te weinig inkomsten, waardoor haar financiële situatie onzeker was. Dit was een van de redenen voor Diana om te stoppen met sekswerk. Daarnaast werd zij gestigmatiseerd in haar directe omgeving. Achteraf heeft ze spijt dat ze met het werk begonnen is. Met het verrichten van sekswerk kon zij uiteindelijk niet aansluiten bij het beeld dat zij van zichzelf heeft. Vooral het ervaren van stigma lijkt haar pijn te doen. Hoewel Diana zelf koos voor openheid over haar werk, is bij haar zichtbaar wat Weiner stelt, dat sekswerkers die er niet in slagen om hun werk geheim te houden, vaak het meest kwetsbaar zijn (1996:100; in Sanders 2005a:117).

Meerdere respondenten noemen het ‘verslavende’ van het ‘snelle geld’ dat sekswerk kan opleveren, of de met het werk verbonden ‘levensstijl’. Contrast genieter Roos werkte, net als jonge

zelfbewuste werker Sofia, in het begin teveel en overschreed haar eigen fysieke grenzen.

‘Ik deed het toen gewoon omdat ik het leuk vond. Ik had daar een romantisch beeld van toen en ik was nog vrij jong, 28. Een beetje naïef. Ik werkte in een club waar de prijzen hoog lagen. Dus ik verdiende heel goed. Er ging een wereld voor me open! Wauw, weet je. In plaats van dat vriendjes niet op komen dagen of te laat komen, staan ze in één keer in de rij met honderdjes in hun handen, zo van, alsjeblieft! (Ademt diep in) Dat contrast is zo groot! En dat werkt verslavend.’ -Roos

Roos weet uit ervaring dat zij ernstig ziek wordt als zij teveel werkt. Het verslavende is een risico voor haar gezondheid. Ze kan er steeds beter mee omgaan, hoewel ze niet precies weet wat het werk verslavend maakt: ‘Het is een stemmetje in mijn hoofd dat verlangt naar avontuur.’ Verslavend is in ieder geval het zonder nadenken kunnen uitgeven van geld, aldus Roos, vooral doordat klanten het geld contant betalen. Antropoloog Sophie Day zag bij haar respondenten eveneens de neiging veel geld te spenderen doordat het ‘cash in hand that you can see and feel’ is (2007:140-141). Ook zij noemen het verslavende van de ‘levensstijl’ van veel geld besteden, reizen en op ‘dure plekken’ komen (ibid.). Extra

aantrekkelijkheid. De hoogopgeleide respondenten van Van der Wagen (e.a. 2010) noemen eveneens de verslavende werking van een luxe levensstijl en ‘op handen gedragen worden’ door klanten.

Voor andere sekswerkers heeft het ‘verslavende’ van sekswerk een sterke negatieve betekenis. Een aantal zich opofferende werkers maakt een vergelijking met drugsverslaving. Zij noemen Nederland wat dat betreft een “gevaarlijk” land, omdat ‘alles hier legaal is’ (prostitutie en soft drugs). Carmen en Eva, twee Dominicaanse collega’s die ‘tijdelijk’ in de Nederlandse prostitutie werken:

‘Ik focus me echt. Ik staar me niet blind op schoenen of kleding, oké, ik koop het wel, ik kan veertig, vijftig euro uitgeven. Maar voor de prostitutie moet je goed je hoofd erbij houden. Een zwak persoon blijft hangen in dit land. Die komt niet meer weg.’ –Carmen

‘Nee, dan blijf je hier. In Amsterdam zijn veel Dominicaanse meisjes verslaafd geraakt aan de drugs. Die werken alleen nog maar daarvoor. Je moet echt met een doel en een einddatum komen, maar ja, soms komen mensen tijdelijk en loopt het allemaal mis, y bueno.’ -Eva

Geldnood of dwang

De ongewilde seksobjecten hebben de meest negatieve motivatie voor sekswerk. Zij hebben niet bewust voor het werk gekozen, maar zijn erin ‘terecht gekomen’, uit financiële nood na een scheiding, of gedwongen door een partner. Zij zijn allen Nederlands en werken al sinds lange tijd. Sekswerk is voor hen vooral ‘destructief’, zoals Angela zegt. Zij hebben van alle respondenten het meest te maken met het stigma. Hoewel zij hebben geprobeerd om het werk geheim te houden, weten veel mensen in hun omgeving ervan. Zij voelen dat mensen op hen neerkijken. De ongewilde seksobjecten hebben allemaal een (ex-)partner die hen bedreigt of mishandelt. Zowel een negatieve werkmotivatie, negatieve reacties van anderen op het doen van sekswerk, als geweld tegen sekswerkers (in het werk of privé) zijn stigma- gerelateerd volgens Vanwesenbeeck (2005). Joyce werkt in een club. Zij werd tot prostitutie gedwongen door haar partner. Dit ‘vriendje’ chanteert haar nog altijd en eist geld van haar. Ik sprak Joyce als enige respondent telefonisch. Joyce vindt het werk ‘verschrikkelijk’:

‘Een paar jaar geleden durfde ik helemaal niet naar huis te gaan als ik niets verdiend had. Want hij (haar ex-partner, PL) sloeg me gewoon de hele kamer door. En ik heb best veel vrouwtjes zien zitten die zo iemand hebben hoor. Hij ging tussendoor bellen hoeveel ik verdiend had. Dan zei hij: ‘Blijf nog maar effe.’ Ik zei, maar ik wil naar huis toe, weet je, dan begon ik te huilen. En eh… (nu huilend) het maakt wel emotie bij me los dit, weet je. Daarom ben ik altijd bang voor dit soort gesprekken. Het was natuurlijk allemaal narigheid, maar als je zo gek bent op iemand, dan doe je het. Ergens word je een ander soort mens hierdoor. Ik haat ook mensen. Mag je rustig weten. Ik ben eigenlijk, hoe zeg je dat, gevoelloos geworden door dit werk. Heb ik ook veel aan willen doen, he. M’n polsen doorgesneden met scheermesjes. Bijna een keer dood geweest door de alcohol.’ -Joyce

Voor Joyce is sekswerk verbonden met geweld van een partner, onderdrukken van emoties en zelfmoordpogingen. Regelmatig heeft zij tijdens fysiek geweld van haar partner, zoals bedreiging met een pistool, gedacht: ‘Nou schiet dan, wees dan zo’n flinke kerel, dan ben ik er vanaf, weet je wel’.

‘PL: ‘Je bent er vanaf’, dan bedoel je…

Het wereldje. Daarom zeg ik ook tegen jou, door dit wereldje- ik was niet zo, door dit wereldje ben ik een hele andere vrouw geworden, snap je?

PL: Want als je zegt, dan ben ik er vanaf, dan bedoel je van het gedoe, zeg maar?

Nou, dan hoef ik dat werk toch niet meer te doen? Dan ben ik er toch vanaf. Klaar mee.’ -Joyce

Volgens Loïs Jackson (e.a. 2009) kunnen sekswerkers in hun werk vaak nog wel omgaan met stigmatisering, maar is dit juist in een intieme relatie ‘bijzonder pijnlijk en beschadigend voor het zelfgevoel en de emotionele gezondheid van een vrouw’. De financiële noodzaak van de ongewilde

seksobjecten verklaart voor een deel dat zij het werk blijven doen. Daarnaast is het aannemelijk dat zij

om sekswerk te doen, misbruik door een privépartner, drugsgebruik, ongunstigere werkomstandigheden en een lager welzijn. De vrouwen in haar onderzoek met het laagste welzijn en de minste werktevredenheid waren ‘degenen die het werk nooit zouden doen, als het niet vanwege de financiële nood was’ (1994:148,149). Voor de ongewilde seksobjecten zorgt sekswerk voor een lage zelfwaardering en weinig vertrouwen in anderen. Sekswerk heeft nooit bij hun zelfbeeld gepast.

Samenvattend, zoals te zien in tabel 4, zijn onder de respondenten vijf verschillende motivaties te onderscheiden. Van de eerste naar de laatste categorie is sprake van een steeds grotere financiële nood en invloed van het stigma. Naarmate respondenten in hun motieven voor sekswerk meer aansluiten bij hun zelfbeeld en bewust kiezen voor het werk, hebben zij een hogere mate van welzijn.

Tabel 4: Motivatie voor sekswerk en zelfbeeld

Categorie Motivatie Sekswerk en zelfbeeld

1 Genieters -Extra genieters -Contrast genieters

sekswerk zelf ‘levensstijl’- ‘leven’

sekswerk sluit aan bij zelfbeeld sekswerk is een legitiem beroep 2 Jonge zelfbewuste

werkers

zelfstandigheid ‘baan’

sluit aan bij zelfbeeld: onafhankelijk sekswerk is een legitiem beroep 3 Zich opofferende

werkers

familie en toekomst ‘overlevingsstrategie’

sekswerk past niet bij zelfbeeld, doel wel zelfstigma én trots

4 Onbegrensde werkers

onduidelijk geworden (Diana) of

verslaving aan het werk, het geld

achteraf is sekswerk de verkeerde keuze gestigmatiseerd

5 Ongewilde seksobjecten

geldnood of dwang; erin verstrikt ‘destructief’

sekswerk heeft nooit gepast bij zelfbeeld gestigmatiseerd

De meest gunstige motivatie is kiezen voor sekswerk zelf, omdat het positief bijdraagt aan het leven en zelfbeeld. Voor de contrast genieters is de term ‘leven’ meer van toepassing dan levensstijl. Bewust kiezen voor de zelfstandigheid die sekswerk biedt is ook relatief gunstig. Bij de zich opofferende werkers weegt het positieve doel van sekswerk veelal op tegen het zelfstigma dat zij vaak hebben. Ongunstiger is het wanneer de motivatie onduidelijk wordt of verslaving een rol speelt. De meest negatieve motivatie is hoge financiële nood of dwang van een partner. De ongewilde seksobjecten zijn “overlevers” zoals Vanwesenbeeck (1994) onderscheidde, die vooral het werk moeten zien te overleven. Sekswerk is destructief voor hun zelfbeeld. Het gestigmatiseerd worden door de omgeving en de partner speelt daarbij een grote rol. De respondenten in categorie 1 tot en met 3 lijken minder economische en seksuele onderdrukking te ervaren in sekswerk dan elders, zoals socioloog Elisabeth Bernstein stelt (2007:108). Voor de respondenten in categorie 4 en 5 is sekswerk duidelijk geen goede keuze.