• No results found

Deel II: Strategieën, gezondheid en lichamelijk welzijn

6 Conclusie

6.2 Bijdragen, beperkingen en suggesties

Bijdragen

Met dit onderzoek wilde ik bijdragen aan inzicht in de belichaamde beleving van sekswerk onder verschillende omstandigheden. Het onderzoek bevestigt de bevinding van Vanwesenbeeck dat sekswerk op zich niet schadelijk is voor het welzijn van degenen die het doen, maar dat wel kan zijn onder ongunstigere omstandigheden, waarbij vooral het stigma een rol speelt. Sekswerkers met een lager welzijn hebben meer te maken met stigma en stigma-gerelateerde factoren, namelijk een negatieve motivatie, rolconflict, negatieve reacties vanuit de omgeving, geweld van klanten en partners, weinig autonomie en sociale steun in het werk en ‘ongezonde’ copingstrategieën (Vanwesenbeeck 2005). Mijn onderzoek laat zien hoe deze factoren uitwerken op het lichaam van sekswerkers. De vijf categorieën die ik heb onderscheiden op basis van betekenissen van het “werklichaam” tonen de diversiteit in de belichaamde ervaring van sekswerk. Aan het ene uiterste zijn vrouwen die een groter emotioneel en lichamelijk welzijn krijgen door het werk. Zoals ook Van der Wagen (e.a. 2010) stelt, is nog weinig onderzoek gedaan naar de groeiende groep hoog opgeleide vrouwen die sekswerk vooral als ‘levensstijl’ beschouwen. De specifieke beleving van de chronisch zieke sekswerkers in mijn onderzoek, die hun zelfwaarde verkrijgen uit sekswerk, is bij mijn weten niet of nauwelijks beschreven in de bestaande literatuur. Al deze respondenten voelen zich onvoldoende erkend. Aan het andere uiterste beleven vrouwen sekswerk zeer negatief. Uit het onderzoek blijkt dat zij het stigma letterlijk het meest belichamen en dat dit samen gaat met een gebrek aan controle over hun leven en werk.

Mijn benadering van het lichaam in sekswerk benadrukt zowel de capaciteiten als belasting van het lichaam. Focussen op belichaamde capaciteiten als fysieke conditie en controle, of het succesvol vertolken van de werkrol, toont de onderbelichte positieve betekenis die het verrichten van sekswerk kan hebben voor vrouwen. Daarbij ondersteunt het onderzoek het meer recente argument dat prostitutie niet altijd “zakelijk” is (Sanders e.a. 2009:84). Zoals ik liet zien, gaat juist een combinatie van zichzelf zijn met een professionele werkrol samen met een hoger welzijn. Daarnaast toont het onderzoek de grenzen van het lichaam, zeker in sekswerk, eveneens onderbelicht in bestaand onderzoek over prostitutie. Het draagt bij aan het verklaren waarom sekswerkers meer dan gemiddeld ‘alledaagse’ lichamelijke klachten hebben. Naast de lichamelijke veeleisendheid van het werk zelf, vergroten onervarenheid en het stigma de lichamelijke risico’s, door bijvoorbeeld overbelasting, geweld van klanten, ziekte of negatieve emoties. Een aantal stereotypen wat betreft sekswerkers blijkt daarbij niet op te gaan. Sekswerkers die op straat werken, migrant zijn of onvergund werken, hebben vaak een redelijk tot hoog welzijn en zijn geen ‘slachtoffer’. Daartegenover staat dat sekswerkers, door verslaving aan het geld of het werk zelf, soms hun eigen grenzen kunnen overschrijden en in die zin tegen zichzelf beschermd zouden moeten worden. Ik wilde laten zien dat de lichaamsbeleving van sekswerkers een geschikt uitgangspunt is om de factoren van invloed op hun welzijn te achterhalen. In hoeverre sekswerkers controle voelen over hun situatie is zichtbaar in de betekenissen van hun “werklichaam”. De betekenissen die sekswerkers geven aan seksuele handelingen, oogcontact of aanrakingen met klanten, schoonheid, persoonlijke hygiëne en gezondheid in sekswerk zijn direct verbonden met hun specifieke (werk)situatie en identiteit. Ze zijn vormen van communicatie (Scheper-Hughes & Lock 1987). Duidelijk wordt in hoeverre sekswerkers daadwerkelijke, belichaamde agency hebben, die niet direct van buitenaf waarneembaar is. Daarbij blijkt dat het lichaam van sekswerkers de ‘materialisatie van culturele normen, maar ook [hun] interpretatie daarvan’ is (Aalten 1997:55). Sekswerkers met een hoger lichamelijk welzijn tonen zich onafhankelijker van sociale constructies van sekswerk, schoonheid en gezondheid. Zij sluiten het meest aan bij het pro-

sex- of empowerment-perspectief op sekswerk, dat inhoudt dat het werk in economisch en seksueel

opzicht bevrijdend kan zijn voor vrouwen. Sekswerkers met een lager lichamelijk welzijn zitten meer gevangen in sociale constructies als schoonheidsidealen en het stigma. Zij zien sekswerk als ‘verkeerd’ of ‘destructief’ en beleven zichzelf en hun lichaam in sekswerk als ‘imperfect’ en ‘besmet’ lustobject voor anderen, vervreemd van zichzelf. Deze sekswerkers bevestigen het meest het perspectief van radicale feministen, van prostitutie als per definitie schadelijk en van sekswerkers als slachtoffer en seksobject.

Beperkingen en suggesties voor verder onderzoek

Bij een kwalitatief, kleinschalig onderzoek als dit is geen generalisatie van de bevindingen mogelijk naar alle sekswerkers in Nederland. De concepten en benadering van het onderzoek zijn echter toepasbaar in vergelijkbare studies (Green & Thorogood 2006:198). De categorieën waarin ik de respondenten heb ingedeeld, zijn mijns inziens te generaliseren naar andere sekswerkers. Het onderzoek bevestigt de noodzaak om bij onderzoek naar het welzijn van sekswerkers de aandacht te richten op de diversiteit tussen hen onderling. Verder kan het als een beperking worden gezien dat het eventueel uitdiepen van bepaalde onderwerpen niet mogelijk was, onder meer door de tamelijk brede vraagstelling. Gezien de relevantie van het onderwerp en het weinige onderzoek ernaar, zou verder onderzoek naar de alledaagse lichamelijke gevolgen van sekswerk en hoe sekswerkers daarmee omgaan, interessant zijn. De professionalisering van sekswerk verdient mijns inziens ook nader onderzoek. Vrijwel alle

respondenten hebben het werk in de praktijk geleerd, met de nodige vervelende ervaringen, voortkomend uit ‘beginnersfouten’. Verder onderzoek zou gedaan kunnen worden naar de sekswerkers die sekswerk als “levensstijl” beschouwen. Meer inzicht in hun beleving kan bijdragen aan de kennis over sekswerk en een meer genuanceerd beeld ervan. Tenslotte kan het recent vaker uitgevoerde onderzoek naar de motieven van klanten van sekswerkers denk ik uitgebreid worden. Meer inzicht in wensen van klanten zoals seks zonder condoom of “extreme” verlangens, en hun omgaan met persoonlijke hygiëne, kan de voorlichting gericht op hen, evenals de omstandigheden van sekswerkers, verbeteren.

Het onderzoek ondersteunt zoals gezegd de kritiek vanuit onder meer de sekswerkersbeweging op het prostitutiebeleid van de Nederlandse overheid. Hoewel de legalisering op zich een stap in de goede richting is, besteedt het prostitutiebeleid te weinig aandacht aan verbetering van de sociale positie en werkomstandigheden van sekswerkers. Priscilla Alexander (1998:224) lijkt gelijk te hebben als ze zegt dat legalisering traditioneel neerkomt op een systeem dat vooral de sekswerkers controleert, in plaats van zich te richten op hun werkomstandigheden. Met de bescherming van de anonimiteit en veiligheid van sekswerkers wordt weinig rekening gehouden. Aansluitend bij Vanwesenbeecks onderzoek laat mijn onderzoek zien dat het voor het welzijn van sekswerkers van vitaal belang is dat zij bewust kiezen voor sekswerk, kennis van het vak hebben, zelfstandig kunnen werken op een veilige werkplek met goede fysieke omstandigheden en beschermd worden tegen het stigma. De overheid dient prostitutie daadwerkelijk als legaal beroep te benaderen en werk te maken van de positie van sekswerkers. Gezien de lichamelijke belasting in sekswerk en de nadelige invloed daarop van het stigma en onervarenheid, zoals dit onderzoek toont, is actieve bestrijding van de stigmatisering tegen sekswerkers, evenals openheid en educatie over het werk noodzakelijk. Teneinde sekswerkers beter te beschermen, zouden aan klanten en exploitanten meer eisen gesteld moeten worden en sekswerkers meer mogelijkheden moeten krijgen voor training in sekswerk als vak.