• No results found

Grenzen van het lichaam in sekswerk : een onderzoek naar de belichaamde ervaringen van vrouwelijke sekswerkers in Nederland

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Grenzen van het lichaam in sekswerk : een onderzoek naar de belichaamde ervaringen van vrouwelijke sekswerkers in Nederland"

Copied!
106
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Grenzen van het lichaam

in sekswerk

Een onderzoek naar de belichaamde ervaringen

van vrouwelijke sekswerkers in Nederland

Master thesis

Pamela Lucas, 0614629

Master Medische Antropologie en Sociologie GSSS, Universiteit van Amsterdam

Supervisor: Dr. Marie-Louise Janssen Tweede lezer: Dr. Anna Aalten Juli 2012

(2)

Dankwoord

Ik wil in het kader van het schrijven van deze scriptie een aantal personen bedanken. Allereerst bedank ik de bijzondere, mooie en sterke vrouwen in sekswerk die ik heb mogen spreken, waarbij zij mij een kijkje gunden in hun (gevoels)leven. Zonder hen was deze scriptie er niet en had ik niet het inzicht in dit werk dat ik nu heb. De gezondheidswerkers, vooral sociaal-verpleegkundigen van GGD-en (en met name Inge, Els, José, Simone, Floor en Maaike) ben ik eveneens dankbaar omdat zij mij meenamen op prostitutiebezoek, mij op een andere manier in contact brachten met sekswerkers, of de tijd namen om mijn vragen te beantwoorden. Het laatste geldt ook voor de gastvrouw van een privéhuis en een klant die ik mocht interviewen. Het Programma Prostitutie van Soa Aids Nederland dank ik voor haar hulp bij het leggen van de eerste contacten in het veld.

Ik wil mijn supervisor Marie-Louise hartelijk bedanken voor haar begeleiding, opbouwende kritiek en aanhoudende enthousiasme. Mijn medelezer Anna Aalten dank ik hierbij ook. Zowel Marie-Louise als Anna, jullie zijn voor mij een enorme inspiratiebron in antropologisch onderzoek, waarvoor dank! Tenslotte heel veel dank aan mijn vrienden, vriendinnen en familie, die alles van de zijlijn moesten aanzien en zich afvroegen of er ooit een eind aan zou komen. Isbel, dank je voor de hulp bij het uittypen van het Spaanstalige interview. Sjak, dank je voor je hulp en dat je me eraan herinnerde dat schrijven schrappen is. En vooral heel veel dank aan mijn lief Anand voor alle hulp, steun, liefde, spiegelende feedback en vele ‘peptalks’!

Pamela

Utrecht, juli 2012

(3)

Samenvatting

Deze scriptie gaat over de manier waarop vrouwelijke sekswerkers in Nederland, werkzaam in de reguliere prostitutie, hun lichaam beleven in relatie tot hun werk. Veel onderzoek naar sekswerkers gaat alleen over specifieke groepen sekswerkers en onderwerpen als hiv/aids of mentale problemen, waardoor een beperkt, negatief beeld van sekswerk in stand wordt gehouden. Relatief weinig onderzoek stelt het (gehele) lichaam of de algehele gezondheidsbeleving van sekswerkers centraal. Het doel van dit onderzoek was bijdragen aan inzicht in de belichaamde beleving van sekswerk onder verschillende omstandigheden. Het lichaam werd beschouwd als het medium waar iemands gedachten, emoties, ervaringen, lichamelijke sensaties, evenals sociale en culturele omgeving samenkomen. Sekswerk werd benaderd als body work, een beroep waarin het lichaam wordt ingezet om te ‘werken’ aan de lichamen van klanten. De betekenissen die sekswerkers aan hun lichaam geven, waren het uitgangspunt om te onderzoeken welke factoren hun algehele ‘lichamelijk welzijn’ bepalen.

Het veldwerk voor het onderzoek vond plaats tussen maart 2008 en maart 2009. Het onderzoek was kwalitatief, interpretatief en kritisch medisch antropologisch. De voornaamste methode van dataverzameling was het individuele interview. Met tien sekswerkers werd een diepte-interview gehouden, met tien andere sekswerkers een korter interview of groepsgesprek. Daarnaast werden semi-gestructureerde interviews en vragenlijsten afgenomen bij gezondheidswerkers die in hun werk sekswerkers tegenkomen. De onderzoeksgroep bestond uit twintig vrouwelijke sekswerkers van verschillende leeftijden en etniciteiten, werkzaam in diverse prostitutiesectoren in Nederland.

Het onderzoek laat zien dat vrouwelijke sekswerkers zeer verschillende betekenissen geven aan hun lichaam in relatie tot het werk. Deze variëren van een middel tot genot en zelfexpressie, een instrument om geld mee te verdienen, tot een ongewild seksobject. Daarmee samenhangend loopt hun lichamelijk welzijn in sekswerk uiteen van hoog tot zeer laag, zich uitend in steeds negatievere emoties, meer lichamelijke klachten en minder gevoeld contact met het lichaam. Belangrijke factoren van invloed op het welzijn van sekswerkers blijken de motivatie voor het werk, regie over werkomstandigheden, toegepaste strategieën en gevoelde controle over de gezondheid in het werk. Daarbij is een sneeuwbaleffect zichtbaar, dat wil zeggen dat de motivatie vaak grotendeels de andere factoren bepaalt. Ongunstigere omstandigheden hangen veelal samen met de invloed van het prostitutiestigma.

Een conclusie van het onderzoek is dat vrouwelijke sekswerkers hun werk uiteenlopend ervaren door hun verschillende (privé- en werk)situaties en dat dit zichtbaar is in hun belichaamde beleving. De betekenissen die zij geven aan seksuele handelingen, lichaamsdelen, lichamelijke ervaringen, schoonheid en gezondheid in hun werk, zijn direct verbonden met hun specifieke structurele en persoonlijke omstandigheden. Het onderzoek bevestigt dat sekswerk op zich niet schadelijk is, maar kan zijn onder ongunstigere omstandigheden, waarbij vooral het stigma een rol speelt. De mate waarin sekswerkers controle voelen over hun emotionele en lichamelijke grenzen blijkt bepalend voor hun lichamelijk welzijn. Zoals dit onderzoek laat zien, is sekswerk een veeleisend beroep dat voor alle sekswerkers lichamelijke risico’s inhoudt. Vooral het stigma op sekswerk en daarmee samenhangende factoren, waarin het Nederlandse prostitutiebeleid tot op heden weinig heeft veranderd, hebben een negatieve invloed op het lichamelijk welzijn van sekswerkers. Verbetering van hun sociale positie en werkomstandigheden is daarom essentieel.

(4)

Inhoudsopgave

1 Introductie

... 1

1.1 De belichaamde beleving van sekswerk ... 1

1.2 Context ... 2

Eerder onderzoek naar gezondheid en welzijn van sekswerkers ... 2

Prostitutie in Nederland ... 3

1.3 Probleemstelling en doel scriptie ... 5

1.4 Opbouw scriptie ... 6

2 Theoretisch kader

... 7

2.1 Inleiding ... 7

2.2 Theoretische benaderingen van de beleving van vrouwelijke sekswerkers ... 7

Twee uitersten: ‘seksobject’ vs. ‘sekswerker’ ... 7

Diverse belevingen van sekswerk ... 8

2.3 Onderzoek naar het welzijn van vrouwelijke sekswerkers in Nederland ... 9

Holistische benadering van welzijn ... 9

Sneeuwbaleffect ... 10

2.4 Het stigma ‘hoer’ ... 11

Stigma ... 11

Het stigma hoer... 11

Sekswerk en ervaren stigma ... 12

2.5 De ‘drie lichamen’ en de belichaamde beleving van sekswerk ... 13

Belichaamde beleving ... 13

Het sociale en politieke lichaam: sociale representaties en macht ... 14

Het individuele lichaam: belichaamde agency ... 14

2.6 Lichamelijk welzijn in sekswerk ... 16

Lichamelijk welzijn ... 16

De eigen grenzen bewaken ... 17

2.7 Sekswerk als body work ... 18

Capaciteiten in sekswerk ... 18

Body work ... 18

Sekswerk als body work ... 19

2.8 Sekswerk als geseksualiseerde, vrouwelijke dienstverlening ... 20

Emotional labour en stereotype vrouwelijkheid in sekswerk ... 20

Lichamelijke, seksuele en emotionele arbeid in verschillende prostitutiesectoren ... 21

2.9 Lichamelijke en emotionele gezondheid in sekswerk ... 22

Belasting van het lichaam in sekswerk ... 22

Strategieën van sekswerkers om zichzelf emotioneel en lichamelijk te beschermen ... 23

Verschillen in strategieën en welzijn tussen sekswerkers ... 25

2.10 Onderzoeksvragen ... 26

3 Methodologie ...

27

3.1 Inleiding ... 27 3.2 Onderzoeksgroep ... 27 Werving respondenten ... 27 3.3 Methoden dataverzameling ... 29

Interviews met sekswerkers ... 29

Gestructureerde interviews en vragenlijsten gezondheidswerkers ... 30

Projectieve technieken sekswerkers... 30

Websites, internetfora en overige ... 31

3.4 Methoden data-analyse ... 31

3.5 Reflectie... 32

Ethische aspecten ... 32

(5)

4 Betekenissen van het lichaam in sekswerk

35

4.1 Inleiding ... 35

4.2 Het lichaam als middel tot zelfexpressie en genot ... 35

‘Als de seks lekker is, dan heb ik daar geen problemen mee’ 35

‘M’n zelfwaarde haal ik er heel erg uit’ ... 39

4.3 Het lichaam als een zelfbewust werkinstrument ... 43

‘Als er een klant binnen komt dan ben ik gelijk met mijn werk bezig’ ... 43

4.4 Het lichaam als opofferend werkinstrument ... 47

‘Hier ben ik deze persoon en buiten ben ik gewoon normaal’ ... 47

4.5 Het lichaam als onbegrensd werkinstrument ... 50

‘Ik ben gewoon puur’ ... 50

4.6 Het lichaam als ongewild, verstrikt seksobject ... 54

‘Mensen zien me altijd als seks’ ... 54

4.7 Samenvatting: Vijf categorieën sekswerkers naar belichaamde beleving ... 59

5 Lichamelijk welzijn in sekswerk

... 62

5.1 Inleiding ... 62

Deel I: Motivatie, werkomstandigheden en lichamelijk welzijn

... 63

5.2 Motivatie voor sekswerk ... 63

Kiezen voor het werk zelf ... 63

Zelfstandigheid en flexibiliteit ... 64

Werken voor familie en een betere toekomst ... 64

Onduidelijke motivatie of verslaving ... 65

Geldnood of dwang ... 66

5.3 Regie over werkomstandigheden in sekswerk ... 67

Invloed van de werkvorm versus prioriteiten in sekswerk ... 67

Aantal werkuren en inkomsten ... 68

Mate van autonomie ... 69

Veiligheid ... 70

Sociale steun op de werkplek ... 72

Deel II: Strategieën, gezondheid en lichamelijk welzijn

... 73

5.4 Strategieën ... 74

De werkrol: verdieping of ontwijken ... 74

Zichzelf beschermen tegen geweld van klanten: veel of weinig regie... 76

Zichzelf emotioneel beschermen: betrokkenheid of afstand ... 77

Het belang van vrouwelijke schoonheid: subject of seksobject ... 78

5.5 Gezondheid in sekswerk ... 81

Het risico op een soa ... 81

Alledaagse lichamelijke gevolgen in relatie tot sekswerk ... 83

Betekenis van gezondheid in relatie tot sekswerk ... 84

5.6 Samenvatting ... 86

6 Conclusie

... 87

6.1 Samenvatting bevindingen en beantwoording onderzoeksvraag ... 87

Betekenissen van het lichaam in sekswerk en lichamelijk welzijn ... 87

Factoren die het lichamelijk welzijn van vrouwelijke sekswerkers in Nederland beïnvloeden ... 88

Controle over emotionele en lichamelijke grenzen ... 90

6.2 Bijdragen, beperkingen en suggesties ... 90

Bijdragen ... 90

Beperkingen en suggesties voor verder onderzoek ... 91

7 Literatuur ...

93

Bijlagen

... 97 Bijlage 1: Flyer

Bijlage 2: Topiclijst interviews met sekswerkers

Bijlage 3: Topiclijst interviews en vragenlijst voor gezondheidswerkers Bijlage 4: Afbeeldingen en stellingen in interviews sekswerkers

(6)

1

Introductie

1.1 De belichaamde beleving van sekswerk

Roos, een 38-jarige Nederlandse vrouw, vertelt mij over haar werk in de prostitutie. In haar dagelijks leven heeft Roos chronische ziektes. Tijdens haar werk achter het raam en in de escort lijken de klachten echter naar de achtergrond te verdwijnen en voelt ze zich een stuk beter:

PL: Voel je je dan anders, voel je een soort overgang van, nu ben ik de sekswerker?

Ja. Als ik werk ben ik een beetje stoer. Ik voel me sexy. Ik voel me ook niet meer ziek, weet je wel? Ik voel me sterk, ik voel me... Het is net alsof m’n lijf in één keer veel meer kracht heeft. Zo, whom, de knop gaat aan en whoem... en daar sta ik (ze maakt een soort brullend geluid). Net alsof je een robot aan zet of zo en dan (hard: ) piep piep piep, oké, we gaan weer jongens! (We lachen.) -Roos

Deze scriptie gaat over de manieren waarop vrouwelijke sekswerkers in Nederland hun lichaam en gezondheid beleven in de context van hun werk. In weinig beroepen is het lichaam zodanig betrokken als in sekswerk. Sekswerkers gebruiken het eigen lichaam om aan de lichamen van hun klanten te werken en stellen het beschikbaar aan klanten voor aanschouwing, aanraking en penetratie. Althans in de reguliere prostitutie, waar ik me op richt in dit onderzoek, dat wil zeggen die vormen van sekswerk waarin sprake is van lichamelijk seksueel contact (Janssen 2007:5). Het werk in de prostitutie is buitengewoon intiem en in zowel lichamelijk als emotioneel opzicht veeleisend. Sekswerkers hebben te maken met verschillende vormen van marginalisering en discriminatie, als gevolg van het stigma dat op hen rust. Tegelijkertijd is sekswerk te beschouwen als een beroep, wat het in Nederland formeel is en waarin verschillende vaardigheden en technieken nodig zijn. Bovendien kunnen sekswerkers het werk op een positieve manier ervaren, zoals het citaat van Roos laat zien.

In vergelijking tot vrouwen werkzaam in andere sectoren hebben sekswerkers een ongezonde leefstijl, veel gezondheidsklachten en een lager emotioneel welbevinden. Prostitutie is in Nederland sinds eind 2000 een legaal beroep. De wetswijziging had onder meer tot doel de sociale positie van sekswerkers, waaronder hun gezondheidssituatie en welzijn, te verbeteren. Uit diverse evaluerende onderzoeken blijkt de positie van sekswerkers niet verbeterd te zijn. Hun gezondheid en emotioneel welzijn lijken te zijn gedaald sinds 2001 (Daalder 2007; Soa Aids Nederland 2007). Hier tegenover staan ervaringen zoals die van Roos. Aandacht voor de factoren die het welzijn van sekswerkers beïnvloeden is noodzakelijk om een passend prostitutiebeleid te kunnen ontwikkelen. In deze scriptie onderzoek ik welke betekenissen sekswerkers zelf geven aan hun “werklichaam” en welke factoren een rol spelen in hun gezondheidsbeleving. Hierna licht ik eerst mijn motivatie voor dit onderwerp toe. Dan schets ik de context van dit onderzoek. Ik geef een kort overzicht van wetenschappelijk onderzoek naar sekswerkers en hun gezondheid en daarna bespreek ik prostitutie in Nederland. Vervolgens beschrijf ik de probleemstelling, het doel en de opbouw van de scriptie.

De keuze voor het onderwerp komt voort uit mijn interesse in de manieren waarop mensen, vooral vrouwen, sociaal-culturele invloeden ‘belichamen’. Een van de redenen dat ik mij in dit onderzoek alleen op vrouwelijke sekswerkers richt, is mijn interesse in sociale constructies van ‘vrouwelijkheid’ en het stigma ‘hoer’1

(Pheterson 1996). Inspiratie voor mijn onderzoek kreeg ik uit de onderzoeken van Anna Aalten en Marie-Louise Janssen, beide cultureel antropoloog. Aalten (1997) onderzocht de lichaamsbeleving van professionele balletdanseressen, hun trainingsmethoden en de specifieke

1

(7)

vertoning van vrouwelijkheid in ballet. Een van de conclusies van het onderzoek was dat professioneel ballet zowel onderdrukkend en ongezond, als bevredigend kan zijn voor de danseressen, evenals esthetisch bewonderenswaardig voor het publiek. Sekswerk is volgens mij eveneens een tot de verbeelding sprekend, maar veeleisend beroep. Het lichaam van de sekswerker is net als dat van de balletdanseres ‘de materialisatie van culturele normen, maar ook de interpretatie daarvan door de [sekswerker]’ (Aalten 1997:55). Janssen (2007) deed onderzoek onder vrouwelijke Latijns-Amerikaanse sekswerkers in Nederland. Zij belicht diverse strategieën van deze sekswerkers die het van hen bestaande slachtofferbeeld uitdagen, zoals het bewust gebruik maken van stereotype beeldvorming die onder veel klanten bestaat over ‘vrouwen van kleur’.

Vanwege de associatie van de term “prostituee” met het stigma, gebruik ik de term “sekswerker” voor vrouwen die werken in de prostitutie. Deze term is afkomstig van de sekswerkersbeweging en is verbonden met de opvatting van prostitutie als beroep en vrije keuze.2 Voor het fenomeen op zich gebruik ik de termen “prostitutie” en “sekswerk” willekeurig door elkaar.

1.2 Context

Eerder onderzoek naar gezondheid en welzijn van sekswerkers

In maatschappelijk en wetenschappelijk opzicht wordt prostitutie tot op heden vooral als afwijkend gezien. Vrouwelijke sekswerkers worden daarbij meer geproblematiseerd dan mannelijke en transgender sekswerkers. Vanuit de christelijke moraal zijn vrouwelijke sekswerkers ‘gevallen vrouwen’, vanwege hun afwijken van de geaccepteerde normen van vrouwelijkheid als kuisheid en monogamie. In de negentiende eeuw stonden sekswerkers onder strikte vormen van regulering, omdat zij als bron van infectieziekten, en dus een gevaar voor de volksgezondheid, werden beschouwd (Sanders e.a. 2009:2,5). In de negentiende en twintigste eeuw zochten wetenschappers naar verklaringen waarom bepaalde vrouwen in de prostitutie terecht kwamen. In eerste instantie zagen zij vrouwelijke sekswerkers als ‘zieke persoonlijkheden’. Zij zouden aangeboren criminele karaktereigenschappen of psychopathologische stoornissen hebben. Vanaf de tweede helft van de twintigste eeuw suggereerde veel onderzoek een verband tussen seksueel misbruik in de jeugd en ‘terechtkomen’ in de prostitutie. Seksueel misbruik zou ertoe leiden dat (jonge) vrouwen gemakkelijker hun seksuele diensten verkopen, of dat zij eerder ‘het verkeerde pad opgaan’. Al deze onderzoeken vonden plaats bij kleine, specifieke groepen sekswerkers, zoals degenen die op straat werkten of in de gevangenis zaten, waardoor ze niets zeggen over sekswerkers in het algemeen (Vanwesenbeeck 2001). Sinds de jaren zeventig van de twintigste eeuw begonnen onderzoekers meer interesse te tonen voor het perspectief van sekswerkers zelf. Zij zagen in dat prostitutie een bewuste keuze kan zijn, waarbij het motief meestal geld is en daarnaast onafhankelijkheid en avontuur (Vanwesenbeeck 1994:28). Het onderzoek naar prostitutie bleef niettemin eenzijdig en fragmentarisch.

Vanaf de jaren tachtig van de vorige eeuw ging de meeste literatuur met betrekking tot prostitutie over hiv/aids, seksueel overdraagbare aandoeningen (soa’s) en condoomgebruik. Hiermee wordt de historische associatie van sekswerkers met de verspreiding van infectieziekten in feite in stand gehouden. Dit terwijl ondertussen duidelijk is dat het condoomgebruik, tenminste in westerse landen, juist in de prostitutie hoog is en het percentage soa’s hoger kan zijn onder andere ‘risicogroepen’ dan

2

(8)

sekswerkers3. Vooral onderzoek naar migrantensekswerkers lijkt meestal in het kader van ‘aidspreventie’, ‘vrouwenhandel’ of ‘geweld tegen vrouwen’, terwijl in werkelijkheid voor veel migrantensekswerkers de gesuggereerde problemen niet gelden. Zij werken vaak bewust in de prostitutie in een westers land om de kwaliteit van hun leven te verbeteren (Agustín 2002; Janssen 2007). Socioloog Ine Vanwesenbeeck stelt in 2001 dat de literatuur over prostitutie nog steeds vooral gaat over “seks”, met name seksueel geweld en soa’s, en niet zozeer over “werk”. Een belangrijke oorzaak hiervan is dat het meeste onderzoek tot nu toe gaat over straatprostitutie, hoewel het een kleine groep betreft binnen de totale prostitutie. Op straat werkende sekswerkers hebben relatief veel te maken met soa’s, geweld, drugsverslaving, dakloosheid en psychische stoornissen (Weitzer 2009). Dat het meeste onderzoek naar prostitutie over hen gaat, versterkt een negatief stereotype beeld van sekswerkers als afwijkend, ‘onrein’ en slachtoffer. Radicale feministen als Melissa Farley (2004) grijpen dit slachtofferbeeld aan om te beweren dat prostitutie een vorm van vrouwenonderdrukking en wezenlijk traumatiserend is.

Vanwesenbeeck (1994) heeft als een van de eersten, onder vrouwelijke sekswerkers in Nederland, onderzoek gedaan naar sekswerkers in verschillende sectoren en situaties. Zij wilde vaststellen onder welke omstandigheden sekswerk meer of minder schadelijk, dan wel gunstig is voor het (geestelijk en lichamelijk) welzijn van degenen die het werk doen. Steeds meer vindt onderzoek plaats bij andere sectoren dan (alleen) straatprostitutie. De laatste twee decennia beschouwen onderzoekers prostitutie vaker als “werk”, in het bijzonder als een dienstverlenend beroep. Echter, doordat sekswerk vaak niet als legitiem beroep wordt gezien, is het in wetenschappelijk onderzoek nauwelijks belicht in termen van bedrijfsgezondheid, stelt Priscilla Alexander (1999) vast. Hiv/aids en geweld worden meestal als ‘risico’s van het vak’ beschouwd, waarbij meer “alledaagse” gezondheidsklachten worden genegeerd. Alexander pleit mijns inziens terecht voor gezondheidsbeleid dat zich richt op de algehele gezondheidssituatie en het gehele lichaam van sekswerkers, in plaats van alleen de geslachtsorganen. Hoewel preventie van hiv/aids relevant is, zijn meer algemene klachten, zoals werkgerelateerde stress, repetitive strain injury (RSI), kaakpijn, blaasontsteking, voetklachten en rugpijn, vaker aan de orde voor sekswerkers. Indien hieraan onvoldoende aandacht wordt besteed, bestaat het risico dat gezondheidswerkers deze klachten niet in verband brengen met sekswerk, waardoor zij evenmin kunnen helpen aan de preventie ervan (Alexander 1999, Altink e.a. 1991:116).

Prostitutie in Nederland

Mijn onderzoek heb ik gedaan onder vrouwen werkzaam in de prostitutie in Nederland. Volgens een recente inventarisatie werken in geheel Nederland ongeveer 20.000 sekswerkers in de prostitutie (Soa Aids Nederland: website 2011). Vrouwen maken de meerderheid uit van de sekswerkers in Nederland. Aan het eind van de twintigste eeuw bedroeg het percentage vrouwelijke sekswerkers ongeveer 90 procent van alle sekswerkers, tegenover 5 procent mannen en 5 procent transgenders (Janssen 2007:5). Ongeveer de helft van de sekswerkers in Nederland is migrant. Daarvan is een groot deel Latijns-Amerikaans, zoals Dominicaans en Braziliaans. Een ander deel is Afrikaans en daarnaast komen steeds meer sekswerkers uit Oost-Europa en Azië (Soa Aids Nederland: website 2011). De twintig respondenten in mijn onderzoek zijn Nederlands, Latijns-Amerikaans en Afrikaans.4 Geschat wordt dat van de prostitutie in Nederland ongeveer vijfenveertig procent in bordelen en seksclubs plaats vindt,

3

Zoals mannen die seks hebben met mannen en jongeren onder de 25 jaar (Soa Aids Nederland 2011: website). 4

(9)

twintig procent achter het raam, vijftien procent in de escort, vijf procent als thuisontvangst, vijf procent op straat en tien procent in andere vormen, zoals massagesalons (ibid.). Sinds de legalisering van prostitutie vindt een steeds groter deel van de prostitutie verborgen voor de overheid plaats, onder meer in hotels en woningen (Spits Nieuws 2010). Mijn respondenten zijn werkzaam in een of enkele van de genoemde werkvormen, behalve massagesalons.

Werkvormen verschillen globaal van elkaar in onder meer zelfstandigheid van de sekswerker, veiligheid, zichtbaarheid voor de buitenwereld, aangeboden diensten en status (Sanders e.a. 2009:37). Clubs hebben een barruimte en meerdere kamers. In een club werken gemiddeld tien tot twintig sekswerkers. Klanten kunnen in de barruimte een sekswerker kiezen om mee naar een kamer te gaan. In privéhuizen werken eveneens meerdere, hoewel minder, sekswerkers, die in een huiskamer verblijven. Klanten worden ontvangen in een aparte ontvangstkamer, waar de aanwezige sekswerkers zich voorstellen en de klant een keuze kan maken. Bij raamprostitutie werft de sekswerker haar klanten achter een raam dat zichtbaar is voor het publiek en vinden de seksuele diensten meestal plaats in dezelfde kamer. Escort houdt in dat sekswerkers klanten thuis of in een hotel bezoeken. Sekswerkers werken daarbij via een bureau of zelfstandig. In mijn onderzoeksgroep zijn alleen zelfstandige escorts, dat wil zeggen dat zij zelf klanten werven (bijvoorbeeld via een advertentie) en hen vervolgens bezoeken, of ontvangen in een hotelkamer. Bij thuisontvangst werft de sekswerker haar klanten eveneens zelf en ontvangt zij hen bij haar thuis. Straatprostitutie houdt in dat sekswerkers de klanten op de openbare weg werven. De klanten rijden doorgaans in hun auto’s langs de op straat staande sekswerkers. Op een zeer beperkt aantal plaatsen in Nederland wordt straatprostitutie toegestaan of gedoogd en vindt deze plaats op speciale tippelzones. De seksuele diensten vinden plaats in de auto, al of niet op de ingerichte ‘afwerkplekken’, of in een hotelkamer.

Totdat in Nederland in oktober 2000 de wet op het algemeen bordeelverbod werd opgeheven, gold lange tijd een gedoogbeleid. Met de wetswijziging is de exploitatie van prostitutie onder bepaalde voorwaarden niet meer verboden. Prostitutie is nu officieel een legale bedrijfstak in Nederland. Sekswerkers moeten vrijwillig werkzaam en meerderjarig zijn en een voor het verrichten van arbeid in Nederland geldige verblijfstitel bezitten. Doel van de wetswijziging is enerzijds de positie van sekswerkers te verbeteren, door hen dezelfde arbeidsrechten en -plichten te geven als andere werknemers. Anderzijds wil de overheid met de wetswijziging misstanden in de prostitutie bestrijden, vooral mensenhandel. Bordelen moeten voldoen aan een aantal vereisten om een exploitatievergunning te krijgen van de gemeente. Het Nederlandse prostitutiebeleid, met haar formele opvatting van prostitutie als werk, is tamelijk uniek. Wereldwijd staan maar circa tien andere landen eveneens exploitatie van prostitutie toe5. Veel landen staan wel prostitutie op zich toe, dat wil zeggen het aanbieden van seksuele diensten tegen een vergoeding, maar verbieden de exploitatie ervan. In deze landen, evenals in de landen die ook prostitutie zelf verbieden, gaat men ervan uit dat (exploitatie van) prostitutie een vorm van geweld is (Daalder 2007).

Zoals ik al noemde is de sociale positie van sekswerkers nog niet verbeterd sinds de legalisering. De arbeidsverhoudingen tussen sekswerkers en exploitanten zijn nauwelijks veranderd, met een slechte rechtspositie van sekswerkers (ibid.). Veel sekswerkers van buiten de Europese Unie, bijvoorbeeld Latijns-Amerika, kunnen niet legaal in de prostitutie werken in Nederland. De overheid beschouwt

5

(10)

hen bij voorbaat als slachtoffers van mensenhandel (Janssen 2007: 207). Het maatschappelijke oordeel ten aanzien van sekswerkers is door de wetswijziging niet in positieve zin veranderd. Mede vanwege het stigma komen sekswerkers meestal niet op voor verbetering van hun positie. Zoals Vanwesenbeeck (2001) stelt, is legalisering van prostitutie weliswaar een voorwaarde voor een betere sociale positie en verbeterde werkomstandigheden van sekswerkers, maar ‘normaliseert een sector die eeuwenlang illegaal is geweest niet ineens’. De arbeidsrechten en bescherming van de gezondheid van sekswerkers zijn sterk achtergebleven bij andere economische sectoren (Soa Aids Nederland 2007)6. Belangenorganisaties en andere betrokkenen wijzen erop dat de legalisering niet is ‘mislukt’, maar dat het schort aan de uitvoering ervan. De nadruk in het beleid lijkt tot nu toe te liggen op controle (meestal door de politie) en regelgeving, in plaats van verbetering van de positie van sekswerkers. Zo is bijvoorbeeld bij de invoering van het vergunningenstelsel nauwelijks rekening gehouden met de bescherming van de privacy van sekswerkers en zijn de mogelijkheden voor sekswerkers om zelfstandig te werken verminderd (Daalder 2007; De Rode Draad 2006; Van Doorninck 2011). Het ‘Wetsvoorstel Regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche’, dat de Tweede Kamer in maart 2011 heeft aangenomen, past in deze restrictieve koers van de overheid en stuit op veel kritiek. Sekswerkers hebben in dit wetsvoorstel onder meer een registratieplicht, die hun anonimiteit nog meer bedreigt (Soa Aids Nederland: website 2011).

1.3 Probleemstelling en doel scriptie

Gezien het voortdurende stigma op sekswerkers, dat zichtbaar is in de literatuur over prostitutie, is het vooralsnog van belang om onderzoek te doen naar de ervaringen van sekswerkers in verschillende (werk)situaties, om te komen tot een genuanceerder beeld van sekswerk. De vraag naar dergelijk onderzoek blijkt uit recente oproepen daartoe van onderzoekers op het gebied van prostitutie (Shaver 2005; Vanwesenbeeck 2009; Weitzer 2009). Onderzoek naar de gezondheid van sekswerkers is vaak eenzijdig, negatief en onder specifieke groepen sekswerkers. De algehele gezondheidsbeleving van sekswerkers, vanuit hun eigen perspectief, is relatief weinig onderzocht. Dit geldt ook voor het “lichamelijke” van sekswerk, zoals wat het werk in lichamelijk opzicht vraagt van een sekswerker en hoe sekswerkers omgaan met lichamelijke klachten als spierpijn. Nu het welzijn en de gezondheid van sekswerkers in Nederland lijken verslechterd sinds de legalisering van prostitutie, is inzicht in hun algehele lichaams- en gezondheidsbeleving, en de factoren die daarop van invloed zijn, des te relevant.

In mijn onderzoek borduur ik voort op het onderzoek van socioloog Vanwesenbeeck (1994, 2005) naar factoren in het welzijn van vrouwelijke sekswerkers in Nederland. Echter, passend in een medisch antropologische benadering, stel ik de betekenissen die sekswerkers zelf geven aan hun lichaam centraal. Juist in een beroep waarin het lichaam zo centraal staat, is deze benadering interessant. Het lichaam is het medium waar iemands emoties, gedachten, lichamelijke gevoelens en inspanningen, opgedane ervaringen, evenals sociale en culturele omgeving samenkomen (Scheper-Hughes & Lock 1987). De belichaamde beleving van sekswerkers is het uitgangspunt van waaruit ik factoren van invloed op het welzijn achterhaal. Ik sluit aan bij de recente benadering van sekswerk als

6 Om deze reden heeft Soa Aids Nederland in samenwerking met enkele andere organisaties het project ‘Gezond en sterk in sekswerk’ opgezet en uitgevoerd (2005-2007), gericht op gezondheidsbevordering en empowerment van vrouwelijke sekswerkers. Ook ontwikkelde Soa Aids Nederland samen met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de website

prostitutiegoedgeregeld.nl, met informatie over regelgeving bij werken in de prostitutie.

Daarnaast zijn lokale initiatieven ontstaan, zoals in 2008 het Prostitutie & Gezondheidscentrum 292 in Amsterdam, een samenwerkingsverband tussen de gemeente en hulpverlening voor het bevorderen van de zelfredzaamheid van sekswerkers.

(11)

body work, ofwel een beroep waarin met het lichaam gewerkt wordt aan de lichamen van anderen en

waarbij belichaamde capaciteiten en emotionele arbeid nodig zijn (Wolkowitz 2006; McDowell 2009). Bij de analyse heb ik gebruik gemaakt van het concept ‘lichamelijk welzijn’ van medisch socioloog Peter Freund (1990). Dit is een holistisch concept van gezondheid, waarbij een nauw verband bestaat tussen lichaam en geest, de emoties en de sociaal-culturele omgeving. Volgens Freund is ‘in contact’ zijn met het lichaam essentieel voor het bereiken van algeheel welzijn. Omdat sekswerkers dit vaak niet lijken te zijn volgens de literatuur, wilde ik dit concept op hen toepassen. De hoofdvraag van het onderzoek is: Welke betekenissen geven vrouwelijke sekswerkers aan hun lichaam in relatie tot hun werk en welke factoren beïnvloeden hun lichamelijk welzijn?

Met deze scriptie wil ik bijdragen aan inzicht in de samenhang tussen de specifieke omstandigheden van sekswerkers en hun belichaamde beleving van het werk. Ik hoop te kunnen laten zien dat de lichaamsbeleving van sekswerkers een geschikt uitgangspunt is om de factoren van invloed op hun welzijn te achterhalen. Duidelijk zal worden dat ‘grenzen stellen’, een veelgebruikte uitdrukking in de prostitutie, daadwerkelijk van belang is voor het welzijn van sekswerkers.

1.4 Opbouw scriptie

In Hoofdstuk 2 beschrijf ik het theoretisch kader van dit onderzoek, waarin ik mijn theoretische uitgangspunten en concepten verder toelicht en de precieze onderzoeksvragen formuleer. In Hoofdstuk 3 beschrijf ik de gebruikte methoden van onderzoek en de onderzoeksgroep. Ik presenteer een deel van mijn onderzoeksdata in Hoofdstuk 4, dat gaat over de betekenissen die sekswerkers geven aan hun lichaam in relatie tot hun werk. In Hoofdstuk 5 analyseer ik factoren die van invloed zijn op het ‘lichamelijk welzijn’ van vrouwelijke sekswerkers, terwijl ik ter illustratie aanvullende onderzoeksdata presenteer. In Hoofdstuk 6 beantwoord ik mijn onderzoeksvragen in de conclusie.

(12)

2 Theoretisch kader

2.1 Inleiding

Sekswerk is een van de duidelijkste voorbeelden van een ‘belichaamde’ vorm van dienstverlening ofwel

body work (McDowell 2009:101). Sekswerk omvat lichamelijke en emotionele arbeid voor de klant, terwijl

het lichaam van de sekswerker letterlijk deel uitmaakt van de aangeboden dienst.7 Dit maakt sekswerk uitzonderlijk intiem, complex en beladen. Sekswerkers kunnen het werk echter zowel negatief als positief ervaren. Hieronder licht ik het onderzoek van socioloog Ine Vanwesenbeeck (1994, 2005) toe. Net als haar heb ik onderzocht hoe de specifieke omstandigheden van sekswerkers hun welzijn beïnvloeden. Het stigma op prostitutie speelt een belangrijke rol hierin en bespreek ik daarna. Vervolgens behandel ik de uitgangspunten en concepten waarmee ik de belichaamde beleving van sekswerkers heb onderzocht. Een focus op het lichaam kan bij uitstek inzicht geven in de symbolische en materiële factoren die zorgen voor een bepaalde beleving bij een sekswerker.

Het concept ‘de drie lichamen’ laat zien dat het lichaam is te beschouwen als een medium van persoonlijke acties, emoties, gevoelens en gedachten enerzijds en invloeden uit de omgeving anderzijds. Hoe deze verschillende invloeden uitwerken op de algehele gezondheidsbeleving van sekswerkers heb ik onderzocht met behulp van het holistische concept ‘lichamelijk welzijn’ van medisch socioloog Peter Freund (1990). Met Freunds concept wil ik laten zien hoe nauw het verband is tussen de uiteenlopende (werk)omstandigheden van sekswerkers en de manieren waarop zij hun lichamen beleven. Vanuit een benadering van sekswerk als body work heb ik onderzocht welke betekenissen de sekswerkers in mijn onderzoek geven aan hun “werklichaam”. Deze betekenissen betreffen capaciteiten, vrouwelijke schoonheid en gezondheid in sekswerk. Eerst beschrijf ik nu twee uiterste benaderingen van de beleving van vrouwelijke sekswerkers, evenals de middenbenadering waarbij ik me aansluit.

2.2 Theoretische benaderingen van de beleving van vrouwelijke sekswerkers

Twee uitersten: ‘seksobject’ vs. ‘sekswerker’

Een voortdurende discussie binnen onderzoek naar prostitutie betreft de vraag of prostitutie opgevat moet worden als werk of als een vorm van uitbuiting. Anders gezegd, ‘de vraag of vrouwen werkzaam in de prostitutie bezig zijn met seksuele en fysieke arbeid, of dat ze slachtoffer zijn van een patriarchaal, kapitalistisch systeem dat mannelijke uitbuiting van de lichamen van vrouwen toestaat’ (Sanders 2005b:320). Deze twee uiterste, tegenover elkaar staande opvattingen van prostitutie zijn tot op heden het meest invloedrijk in onderzoek naar, en beeldvorming over prostitutie (Sanders e.a. 2009:5, Weitzer 2009). Het radicaal feministische perspectief houdt in dat prostitutie per definitie onderdrukkend en schadelijk is voor vrouwen die er in werken. Prostitutie is volgens de aanhangers een vorm van seksueel en fysiek geweld tegen vrouwen. Een vrouw kan nooit een ‘sekswerker’ zijn in deze gedachtegang, omdat zij in de prostitutie niets meer is dan een ‘seksobject’ (Sanders e.a. 2009:7.) Vrouwen in de prostitutie zouden standaard getraumatiseerd zijn en gezondheidsproblemen hebben. Volgens criminoloog Weitzer (2009) beschrijven onderzoekers in deze benadering gewoonlijk alleen voorbeelden

7

(13)

van sekswerkers in problematische omstandigheden, alsof deze representatief zijn voor sekswerk in het algemeen. Een voorbeeld van een citaat dat Melissa Farley (2004) geeft:

‘You start changing yourself to fit a fantasy role of what they think a woman should be. In the real world, these

women don’t exist. They stare at you with this starving hunger. It sucks you dry; you become this empty shell. They’re not really looking at you; you’re not you. You’re not even there.’ (2004:1107).

Farley gebruikt dit interviewfragment om te laten zien dat sekswerk leidt tot vervreemding van zichzelf. Lijnrecht tegenover het radicale feministische perspectief staan degenen die sekswerk beschouwen als werk dat potentieel bevrijdend is voor vrouwen in economisch en seksueel opzicht. Naast een betere economische positie, kunnen vrouwen door sekswerk te doen meer controle hebben over hun werkcondities dan in veel andere banen, evenals meer zeggenschap over seksuele interacties dan in andere situaties. Dit pro-sex- of empowerment-perspectief houdt de opvatting in dat het lichaam van de sekswerker haar persoonlijk bezit is, dat zij kan gebruiken zoals zij dat wil. De benadering van ‘seks als werk’ benadrukt dat sekswerkers dienstverleners zijn, die toevallig seksuele diensten verkopen, vergelijkbaar met het verkopen van andere belichaamde capaciteiten in werksituaties, zoals technische of therapeutische vaardigheden. Sekswerkactivisten gebruiken dit argument in hun streven naar normalisering van prostitutie als legitiem werk vergelijkbaar met ander betaald werk (Sanders 2005b). Onderzoekers in deze benadering gebruiken graag succesverhalen van vrouwen die door het verrichten van sekswerk meer vrijheid en zelfvertrouwen krijgen. Zij geven voorbeelden van sekswerkers in gunstige, vaak legale situaties (Weitzer 2009).

Diverse belevingen van sekswerk

De radicaal feministische en pro-sex-benadering zijn relevant in zoverre dat ze laten zien hoe de beleving van vrouwen in sekswerk kan zijn in het slechtst, respectievelijk best denkbare scenario. Zoals diverse onderzoekers aangeven, zijn beide genoemde benaderingen van sekswerk te eenzijdig. Het

pro-sex-perspectief erkent de agency van vrouwelijke sekswerkers, dat wil zeggen het vermogen tot

handelen van een individu binnen een context van machtsrelaties. Het negeert echter de ‘structuur’ waarin een individu leeft, bestaand uit beperkende en bevorderende omstandigheden. Het radicaal feministische perspectief suggereert daarentegen dat sekswerkers geheel bepaald worden door structurele factoren. Een derde perspectief ziet sekswerk niet als ofwel uitbuiting, ofwel empowerment, maar ‘zoals met al het werk, een combinatie van de twee’ (Shaver 2005). Dit perspectief gaat uit van een scala van mogelijke werksituaties, machtsrelaties en ervaringen van sekswerkers. In dit onderzoek heb ik zowel naar agency als structurele factoren gekeken. Agency bij vrouwelijke sekswerkers betekent de capaciteit om te beslissen over hun werkomstandigheden en de manieren waarop zij hun lichaam gebruiken in het werk. Anders gezegd, de capaciteit van sekswerkers om seksuele diensten aan te bieden op de door hen zelf gestelde condities (Janssen 2007:20,32; Sanders e.a. 2009:9)

Ik sluit mij aan bij dit derde ‘middenperspectief’ dat, in tegenstelling tot de twee eerder genoemde benaderingen, oog heeft voor complexiteiten en structurele omstandigheden die zorgen voor verschillen tussen sekswerkers in mate van agency, onderdrukking en tevredenheid in het werk (Weitzer 2009). De onderzoeken van socioloog Ine Vanwesenbeeck (1994, 2005) laten deze verschillen zien tussen vrouwelijke sekswerkers in Nederland. Vanwesenbeeck legt een verband tussen de specifieke omstandigheden van sekswerkers en hun mate van welzijn. In deze scriptie borduur ik hierop voort. Hoe complex de individuele beleving van sekswerkers kan zijn, laat cultureel antropoloog Marie-Louise Janssen zien. Op basis van haar analyse van levensverhalen van Latijns-Amerikaanse vrouwelijke

(14)

sekswerkers in Nederland, zegt zij dat deze vrouwen ‘in hun persoonlijke verhalen (...) zowel kwetsbaar als sterk, zowel slachtoffer als initiatiefnemer’ zijn (Janssen 2007:21). Sprake kan zijn van zowel ‘onderdrukking en dwang als autonomie en zelfbeschikking’ (ibid.).

Ik benader sekswerk in principe als werk, vooral omdat dat het is voor veel sekswerkers. Tegelijkertijd zorgen het intieme fysieke contact en het stigma van sekswerk, met gevolgen als marginalisatie, geweld en verschillende gezondheidsrisico’s, ervoor dat sekswerk verschilt van ander werk. Daarom beschouw ik sekswerk niet als ‘gewoon’ werk. Deze mening deel ik met de auteurs naar wiens onderzoeken ik vooral verwijs in deze scriptie (Bernstein 1999, Brewis & Linstead 2000b, Janssen 2007:32, O’Connell Davidson 1998:64, Sanders 2005a:40, Vanwesenbeeck 2001). Zoals de genoemde auteurs heb ik vooral aandacht voor de lichamelijke, seksuele en emotionele arbeid van sekswerkers, evenals strategieën om gezond te blijven, passend binnen de ‘seks als werk’-benadering (Koken 2010:48). Net als socioloog Teela Sanders beschouw ik sekswerk als een dienstverlenend beroep dat gebaseerd is op het geseksualiseerde vrouwelijke lichaam.8 Ik licht nu eerst het onderzoek van Vanwesenbeeck toe, omdat dit deels de basis vormt van mijn onderzoek.

2.3 Onderzoek naar het welzijn van vrouwelijke sekswerkers in Nederland

Holistische benadering van welzijn

Socioloog Ine Vanwesenbeeck heeft in haar promotieonderzoek dat leidde tot het boek Prostitutes’

well-being and risk (1994) onderzocht welke factoren het welzijn van vrouwelijke sekswerkers in Nederland

bepalen. Haar onderzoek geeft een ‘coherenter’, minder gefragmenteerd, beeld van het welzijn van sekswerkers dan tot dan toe bestond. Vanwesenbeeck deed daartoe onderzoek bij een brede steekproef van sekswerkers, werkzaam in de verschillende sectoren van prostitutie in Nederland. Verder conceptualiseerde zij ‘welzijn’ als uitkomst van de interactie tussen lichaam en geest, persoon en sociale omgeving. Een hoge mate van welzijn betekende in Vanwesenbeecks studie de afwezigheid van lichamelijke klachten en emotionele problemen, samenhangend met tevredenheid van de sekswerker met het werk (1994:39,43). De diversiteit van sekswerkers in het onderzoek, evenals het openstaan van Vanwesenbeeck voor zowel positieve als negatieve belevingen van sekswerk, zijn baanbrekend te noemen. Nog steeds vindt het meeste onderzoek plaats onder sekswerkers die relatief veel problemen hebben, zoals degenen die op straat werken (Koken 2010:44; Weitzer 2009).

Vanwesenbeeck onderzocht in relatie tot het welzijn van sekswerkers contextuele factoren (demografische variabelen, migratie, financiële nood en werkomstandigheden), persoonsgebonden factoren (waaronder de mate van ervaren controle over de eigen gezondheid), ervaringen met misbruik en geweld als kind of volwassene en interacties met klanten (vooral het al of niet hebben van veilige seks, dat wil zeggen met een condoom). ‘Copingstrategieën’, ofwel manieren van omgaan met problemen en stress, beschouwde Vanwesenbeeck als een mediërende factor tussen het welzijn van een individu en de omgeving. Zij onderscheidde hierbij probleemgerichte strategieën, gericht op het veranderen van stressvolle omstandigheden, en emotiegerichte strategieën, ofwel het manipuleren van de eigen emoties of gedachten, om de emotionele stress, als gevolg van de stressvolle situatie, beter te kunnen verdragen. ‘Interne’, emotiegerichte strategieën, zoals dissociatie of ontkenning, lijken op korte

8 Anno de 21e eeuw maakt ook het geseksualiseerde mannelijke lichaam deel uit van dienstverlening en verkoop, zoals onder meer McDowell terecht opmerkt (2009:9-10). Dit wordt weinig genoemd in literatuur over geseksualiseerde arbeid.

(15)

termijn nuttig, maar uiteindelijk nadelig voor de gezondheid. Ze worden vaker toegepast als iemand geen mogelijkheden ziet tot actie of verkrijgen van sociale steun. Vanwesenbeeck beschouwde tenslotte het stigma op prostitutie als de ‘welzijnsbelastende achtergrond’ van sekswerkers (1994:39-50).

Vanwesenbeecks onderzoek liet een grote variatie zien tussen sekswerkers in mate van ‘lichamelijk en emotioneel welzijn’. Als groep was het welzijn van sekswerkers gemiddeld lager dan dat van een controlegroep niet-sekswerkers, als gevolg van het stigma. Echter, met ongeveer een vierde van de vrouwen ging het ‘ronduit goed’, zelfs beter dan met de controlegroep. Deze vrouwen deden het werk over het algemeen met plezier. Een ander vierde deel van de vrouwen had juist extreem veel klachten en problemen, evenals zeer negatieve gevoelens over het werk. De helft van de respondenten behoorde tot een grote ‘heterogene middengroep die daar tussenin zit wat welzijn betreft’ (Vanwesenbeeck 1994:108). De factoren met de meest negatieve invloed op het welzijn van sekswerkers waren seksueel misbruik in de jeugd en ervaringen met geweld op het werk, allebei gepaard gaand met zogenaamde interne copingstrategieën. Ook was het welzijn meestal lager van vrouwen die jonger waren, relatief stressvolle werkomstandigheden (lagere inkomsten, meer klanten, onveiligere werkplek) hadden, migrant waren, in grotere financiële nood zaten, drugs gebruikten en de verantwoordelijkheid voor hun gezondheid vooral buiten zichzelf legden (ibid.:108-110). Uit het onderzoek bleek dat sekswerk op zich niet schadelijk is voor het welzijn, maar dat wel kan zijn voor bepaalde groepen sekswerkers onder ongunstigere omstandigheden (ibid.:160).

Sneeuwbaleffect

Vanwesenbeeck concludeerde dat wat betreft het welzijn van sekswerkers vaak sprake is van een ‘sneeuwbaleffect’. De groep met het hoogste welzijn bestond uit degenen met betere uitgangsposities, dat wil zeggen meestal Nederlands van geboorte, zonder ervaringen met misbruik of geweld en niet werkend uit economische nood. Zij slaagden er meestal beter in om het werk comfortabeler in te richten, ‘gezonder’ met problemen om te gaan en een positievere, veiligere interactie met klanten te hebben. Het stigma werd bij hen deels gecompenseerd door hun relatief hoge verdiensten. Vanwesenbeeck kenschetste deze groep als ‘professionals’. De groep met het laagste welzijn betrof sekswerkers die voorafgaand aan de prostitutie te maken hadden met traumatiserende ervaringen, geweld en sterke economische nood. Bij hen leken ‘problematische condities zich te blijven opstapelen’ (Vanwesenbeeck 1994:166). Zij hadden slechtere werkomstandigheden en meer te maken met gewelddadige klanten en zij gebruikten, daarmee samenhangend, meer ‘ongezonde’, interne copingstrategieën. Deze vrouwen, die Vanwesenbeeck aanduidde als ‘overlevers’, konden zich minder goed wapenen tegen het stigma. Anders gezegd krijgen de meest kwetsbare vrouwen, die er het minst tegen opgewassen zijn, juist te maken met de meest belastende werkomstandigheden, die hun zelfvertrouwen en mate van controle nog meer verminderen. Hoewel de uitgangspositie veel invloed heeft, is deze, aldus Vanwesenbeeck, niet altijd bepalend voor latere omstandigheden en mate van welzijn. Veel van haar respondenten hadden te maken met bepaalde slechtere omstandigheden, maar ook beschermende, zoals een steunende sociale omgeving. De meeste van deze vrouwen hadden een professionele houding en controle over de interacties met klanten (ibid.:153-155,166). Aansluitend onderscheiden Venicz en Vanwesenbeeck (2000) drie verschillende werkhoudingen onder sekswerkers in Nederland. Naast ‘prostitutie als vak’ en ‘prostitutie als overlevingsstrategie’ noemen zij ‘prostitutie als levensstijl’, waarbij sekswerkers prostitutie vooral beschouwen als leuke bijverdienste.

(16)

Het onderzoek van Vanwesenbeeck biedt mij een referentiekader wat betreft factoren die het welzijn van vrouwelijke sekswerkers in Nederland beïnvloeden. Mijn onderzoek vindt zo’n tien jaar na de opheffing van het bordeelverbod plaats, ofwel in een veranderde context. Net als Vanwesenbeeck heb ik voor mijn onderzoek sekswerkers geïnterviewd met verschillende uitgangsposities, uit verschillende sectoren van de prostitutie, van verschillende etniciteiten en leeftijden, alsmede op meerdere locaties in Nederland. Ik heb eveneens onderzocht hoe persoonlijke en contextuele factoren in interactie met elkaar het welzijn van mijn respondenten beïnvloeden. Anders dan Vanwesenbeeck heb ik deze factoren niet systematisch onderzocht, maar afgeleid uit de gesprekken met sekswerkers en gezondheidswerkers. De nadruk ligt in mijn onderzoek op de betekenissen die sekswerkers aan hun lichaam geven in relatie tot het werk. Dat wil zeggen dat ik dieper in ga op het werk dat zij met hun lichaam verrichten en de strategieën die zij toepassen om zichzelf te beschermen. Hieruit heb ik vervolgens afgeleid op welke manieren verschillende factoren inwerken op het lichaam (en daarmee de identiteit) van een sekswerker, en hoe deze haar welzijn beïnvloeden. Eerst licht ik nu het stigma ‘hoer’ toe.

2.4 Het stigma ‘hoer’

Stigma

Stigma speelt een centrale rol in de beleving van veel sekswerkers en dat is ook te zien in mijn onderzoek. Hoewel sekswerk in Nederland een legaal beroep kan zijn, zijn veel sekswerkers niet open over hun werk. Legalisatie alleen is onvoldoende voor een vermindering van het stigma (Vanwesenbeeck 2005; Weitzer 2009). Socioloog Erving Goffman omschrijft een stigma als ‘de situatie van iemand die is gediskwalificeerd van volledige sociale acceptatie’ (1963:9). Een stigma is een bepaalde eigenschap die de bezitter ervan in de ogen van anderen doet afwijken van wat als “normaal” wordt beschouwd en daardoor onacceptabel maakt. In plaats van een normale persoon is de gestigmatiseerde in de ogen van anderen een onvolwaardige persoon. Goffman wijst erop dat de situatie bepaalt of iets een stigma is of niet. Een eigenschap die bij de ene persoon stigmatiserend werkt, kan bij een andere persoon juist een bevestiging zijn van diens “normaal zijn” en is dus niet op zichzelf gunstig of ongunstig. Goffman maakt een onderscheid tussen stigma’s die direct zichtbaar zijn, bijvoorbeeld fysieke afwijkingen, en stigma’s die niet zichtbaar zijn en daardoor niet altijd bekend bij anderen. Niet zichtbare stigma’s zijn vermeende karaktereigenschappen die de samenleving als ongewenst beschouwt, zoals onnatuurlijke verlangens of oneerlijkheid (ibid.:12-15). Sekswerkers vallen onder deze categorie, omdat hun werk niet aan hen af te lezen is, tenzij zij zich bevinden in hun werkomgeving.

Het stigma hoer

Sociaal-psycholoog Gail Pheterson beschrijft in The Prostitution Prism (1996) wat zij het ‘stigma hoer’ noemt. Hoewel vrouwelijke sekswerkers het stigma belichamen, werkt het als een mechanisme van sociale controle op alle vrouwen, aldus Pheterson. Elke vrouw die de van oudsher sociaal geaccepteerde normen van vrouwelijkheid overschrijdt, op economisch of seksueel gebied of anderszins, kan het label ‘hoer’ opgeplakt krijgen (Pheterson 1996:12). Vrouwelijke sekswerkers zijn per definitie ‘onkuis’. Zij verkopen hun eer door hun lichamen expliciet voor geld aan te bieden (ibid.:17,37). Sekswerkers overschrijden de geldende gendernormen op verschillende manieren. Zij hebben seks met vreemde en meerdere partners, nemen seksueel initiatief, zijn een expert in seks, vragen geld voor seks, lopen ‘s nachts alleen buiten in het donker rond en bevinden zich in het gezelschap van veronderstelde

(17)

dronken of mishandelende mannen die zij ofwel aankunnen (als ‘vulgaire’ vrouwen), ofwel niet aankunnen (als ‘uitgebuite’ vrouwen) (ibid.:46). Daarnaast bestaat het beeld van sekswerkers als verspreidingsbron van infectieziekten, recentelijk vooral HIV/AIDS, en wordt prostitutie geassocieerd met criminaliteit en drugsverslaving. Het beeld van de ‘hoer’ als ‘gevallen vrouw’ staat lijnrecht tegenover dat van de ‘Madonna’, het traditionele ideaalbeeld van vrouwelijkheid (Pheterson 1996:34; Scambler 2007). In veel Latijns-Amerikaanse landen, waar een groot deel van mijn respondenten vandaan komt, is deze ‘Madonna-hoer’-tegenstelling, samenhangend met het heersende katholieke geloof, sterk aanwezig (Janssen 2007:132).

Sekswerkers beschouwen zichzelf of hun collega’s niet per definitie als oneerbare vrouwen. Zij hanteren hun eigen standaarden om te bepalen wat een ‘goede’ of ‘slechte’ sekswerker is, samenhangend met verschillende voorkeuren, werkomstandigheden en culturele normen. Sommige sekswerkers vinden bijvoorbeeld dat een goede sekswerker nooit geniet van de seks met een klant, anderen zien eigen genot als behorend bij de seksuele dienstverlening (Pheterson 1996:46).

Sekswerk en ervaren stigma

Vanwege het stigma proberen sekswerkers vaak hun werk geheim te houden voor hun omgeving. Dit is begrijpelijk gezien de diverse negatieve gevolgen die sekswerkers kunnen ervaren als ‘uitkomt’ dat zij sekswerk verrichten. Het slechte imago van sekswerk leidt ertoe dat sekswerkers uitgesloten, afgewezen of bedreigd worden, bijvoorbeeld in hun sociale omgeving of bij sollicitaties naar ander werk dan sekswerk. Volgens medisch socioloog Scambler (2007) ontkomen de meeste sekswerkers niet aan de gevoelens van schaamte die hij aanduidt als ‘felt stigma’. Deze schaamte hangt samen met angst voor negatieve beoordeling en potentiële afwijzing door belangrijke anderen, zoals partners, familieleden of vrienden, in het geval zij de aard van het werk ontdekken. Sekswerkers die er niet in slagen om hun werk niet geheim te houden, zijn vaak het meest kwetsbaar volgens Weiner (1996:100; in Sanders 2005a:117). Echter ook als anderen niet op de hoogte zijn van het werk, kunnen sekswerkers zich gestigmatiseerd voelen. Het doen van werk dat als afwijkend wordt beschouwd, kan zorgen voor het internaliseren van het stigma, ofwel zelfstigma. Dit houdt in dat een sekswerker haar werk en zichzelf, net als de negatief oordelende anderen, als ‘niet normaal’ beschouwt en schuldgevoelens heeft over het doen van het werk (Sanders 2005a:118).

Vanwesenbeeck (2001) wijst erop dat de psychische problemen van sekswerkers die in de literatuur worden beschreven, zoals posttraumatische stress en depressie, niet te maken hebben met de aard van sekswerk zelf, maar met het stigma ‘hoer’. Hetzelfde geldt voor het gegeven dat vrouwelijke sekswerkers relatief meer geweld lijken te ondervinden dan vrouwen in andere banen (Sanders e.a. 2009:43). Hoewel straatprostitutie over het algemeen een groter risico op geweld met zich meebrengt dan indoor sekswerk, hebben ook sekswerkers in clubs en bordelen te maken met geweld. Venicz en Vanwesenbeeck (2000) zagen dat een vierde van Nederlandse indoor werkende sekswerkers ervaringen met geweld (verbaal, fysiek of seksueel) in het werk hadden. Het grotere risico op geweld van klanten is volgens socioloog Julia O’Connell Davidson hét punt dat sekswerkers onderscheidt van andere werknemers. Terwijl ook bijvoorbeeld loodgieters en verkopers zich alleen in ruimten met vreemden begeven, gebruiken ontevreden klanten alleen bij sekswerkers geweld, omdat er geen doctrine bestaat die vijandigheid naar ‘vuile loodgieters’ tolereert, alleen naar ‘vuile hoeren’ (1998:64).

(18)

Op basis van onderzoek bij indoor werkende sekswerkers in Nederland noemt Vanwesenbeeck (2005) ervaren stigma en stigma-gerelateerde ervaringen de belangrijkste factoren in ‘burn-out’ onder sekswerkers. Burn-out is te omschrijven als algehele uitputting door chronische emotionele overbelasting. Onder ervaren stigma verstaat Vanwesenbeeck negatieve reacties van anderen op het doen van sekswerk. Stigma-gerelateerde factoren zijn een negatieve motivatie voor het werk, een niet-professionele houding ten aanzien van het werk, ervaringen met geweld (verbaal of fysiek) van klanten, een gebrek aan een ondersteunende werkomgeving en weinig controle over de interacties met klanten. Vanwesenbeeck wijst op de grote verschillen tussen sekswerkers in de mate waarin het stigma hen raakt. Vergelijkbaar met haar onderzoek in 1994 concludeert zij dat een negatieve motivatie voor het werk een kettingreactie van belastende werkomstandigheden en ervaringen kan veroorzaken, die de gezondheid en het welzijn van een sekswerker ernstig bedreigen. Vanwesenbeeck zag dat sekswerkers, als gevolg van het stigma, hoger scoorden op een aspect van burn-out, namelijk ‘depersonalisatie’ (een cynische houding naar het werk en klanten), dan de controlegroep van vrouwelijke verpleegkundigen.

Bij mijn respondenten heb ik de mate van ervaren stigma en de stigma-gerelateerde factoren die Vanwesenbeeck noemt, onderzocht. Bij hen zijn eveneens grote verschillen zichtbaar in hoeverre zij zelf last hebben van het stigma. Het stigma vraagt van sekswerkers, ten opzichte van andere werknemers, extra emotionele arbeid. Hierop kom ik terug in paragraaf 2.7 over sekswerk als body work. Eerst ga ik in op de belichaamde beleving van sekswerk.

2.5 De ‘drie lichamen’ en de belichaamde beleving van sekswerk

Belichaamde beleving

Als medisch antropoloog is de individuele lichamelijke beleving mijns inziens niet los te zien van de sociale en culturele context. Uitgangspunt in mijn onderzoek is daarom het concept de ‘drie lichamen’ van kritisch medisch antropologen Nancy Scheper-Hughes en Margaret Lock (1987). Dit houdt in dat het lichaam tegelijkertijd fysiek en symbolisch is, evenals historisch bepaald. De ‘drie lichamen’ zijn niet werkelijk lichamen maar overlappende niveaus van ervaring en analyse. Ze staan enerzijds voor de individuele, subjectieve beleving van het lichaam (het individuele lichaam) en anderzijds de invloed van sociale structuren en macht op het lichaam (het sociale en het politieke lichaam). Het begrip embodiment ofwel ‘belichaming’ verwijst naar de continue wisselwerking tussen persoon, lichaam en diens wereld: mensen belichamen voor een groot deel de cultuur waarin zij leven (Scheper-Hughes 1994). Emoties spelen een centrale rol als verbindende factor. In tegenstelling tot de reguliere biomedische wetenschap, die spreekt over fysiologische ‘symptomen’, beschouwen Scheper-Hughes en Lock lichamelijke ervaringen als pijn, ziekte, gezondheid en genot als vormen van communicatie. Ze zijn het resultaat van de interactie tussen iemands belichaamde gevoelens en gedachten enerzijds, en de sociale en culturele wereld waartoe hij of zij behoort, anderzijds (Aalten 2007; Scheper-Hughes & Lock 1987).

Scheper-Hughes en Lock (1987) onderkennen dat in de westerse wereld een passende woordenschat ontbreekt voor een integrale benadering van de lichamelijke beleving. Belichaamde ervaringen worden vaak beschreven als ofwel ‘lichamelijk’, ofwel ‘geestelijk’, als gevolg van het Cartesiaans dualisme9 waarop de biomedische wetenschap gebaseerd is. Ook de andere auteurs waarop ik me in dit onderzoek baseer voor mijn benadering van het lichaam grijpen terug naar dergelijke

9

Filosoof Descartes (1596-1650) beschouwde lichaam en geest als twee aparte substanties. Het lichaam is in zijn filosofie materieel, niet-denkend en tastbaar, de geest is het ongrijpbare, actieve en intelligente deel van de mens.

(19)

indelingen.10 Hetzelfde geldt voor de manieren waarop mijn respondenten hun beleving verwoorden. Het relevante punt is dat de verschillende persoonlijke factoren en omgevingsinvloeden die iemands wereld vormen, samenkomen in het lichaam. Hieronder licht ik de ‘drie lichamen’ toe in relatie tot sekswerkers. Eerst ga ik in op het sociale en politieke lichaam, daarna op de individuele belichaamde beleving. Ik geef hiermee gelijk een inleiding tot de onderwerpen van het onderzoek.

Het sociale en politieke lichaam: sociale representaties en macht

Het sociale lichaam verwijst naar sociale representaties en symbolische betekenissen van het lichaam (Scheper-Hughes & Lock 1987). Het gaat om specifieke culturele betekenissen van lichamen die mensen binnen een samenleving of groep delen, bijvoorbeeld wat ‘mannelijk’ en ‘vrouwelijk’ gedrag is, wat een ‘mooi’ lichaam is, of wat ‘gezond’ en ‘ziek’ zijn betekent. Antropoloog Mary Douglas (1970:93) beschrijft de continue uitwisseling van betekenissen tussen het individuele en sociale lichaam. Enerzijds geven we symbolische betekenissen aan het individuele lichaam, anderzijds is het sociale lichaam het kader waarin mensen hun eigen lichamen en gevoelens interpreteren. Bijvoorbeeld een klant kan de manier van kleden van een vrouwelijke sekswerker ‘sexy’ of ‘uitdagend’ vinden. De seksuele aantrekking die de klant voelt tot een sekswerker wordt beïnvloed door heersende sociale constructies van vrouwelijkheid en aantrekkelijkheid. Op eenzelfde manier zijn de betekenissen die mijn respondenten geven aan hun “werklichaam” verbonden met sociale constructies van vrouwelijkheid, schoonheid, gezondheid en sekswerk. Sekswerk is in Nederland formeel legaal en een legitiem beroep, maar tegelijkertijd hebben sekswerkers te maken met het stigma ‘hoer.’ Al deze sociale constructies bepalen in meerdere of mindere mate de manieren waarop sekswerkers hun eigen lichaam beleven.

Het politieke lichaam ofwel de body politic verwijst naar de regulering van individuele lichamen vanuit diverse instituten van de samenleving, zoals de net genoemde heersende sociale constructies, religie, regels en wetten. Deze instituten oefenen meer of minder zichtbaar macht uit op hoe mensen omgaan met hun lichaam, in onder meer uiterlijke verzorging, gezondheidsgedrag en seksualiteit. Volgens filosoof Foucault (1980) worden lichamen, hoewel bijna onmerkbaar, letterlijk gevormd door dominante maatschappelijke vertogen. Vertogen zijn te definiëren als ‘coherente manieren van beschrijven en categoriseren van de sociale en fysieke wereld, die verwijzen naar een verzameling ideeën en concepten die een acceptabel wereldbeeld en noties van de werkelijkheid representeert’ (Howson 2004:104). Dominante vertogen die de lichamelijke praktijken van vrouwelijke sekswerkers beïnvloeden en die ik in dit hoofdstuk bespreek, zijn onder meer het westerse vrouwelijke schoonheidsideaal, het gezondheidsvertoog in relatie tot sekswerk en het prostitutiestigma. Meer zichtbare vormen van de body politic van sekswerkers zijn hun privé- en werkomstandigheden, die, zoals Vanwesenbeeck (1994) liet zien, in grote mate hun regie in de interacties met klanten en hun gevoel van welzijn bepalen. Het prostitutiebeleid speelt eveneens een belangrijke rol.

Het individuele lichaam: belichaamde agency

Antropoloog Kathy Davis (1997:15) verwoordt het mijns inziens goed als ze zegt dat ‘embodied theory’ expliciet de relatie moet beschrijven tussen het symbolische en het materiële van het lichaam, tussen representaties van het lichaam en concrete belichaamde ervaringen en acties. Het meest centrale ‘lichaam’, het individuele lichaam, verwijst naar die belichaamde ervaring, ‘the lived experience of the

(20)

body-self’ (Scheper-Hughes & Lock 1987:348). Het gaat om lichamelijke gevoelens, emoties en gedachten, evenals de betekenissen die een individu daaraan geeft. Het lichaam of body-self is, aldus filosoof Merleau-Ponty (1962), zowel de plaats van waaruit we de wereld om ons heen waarnemen, als het medium waarmee we in de wereld treden en ons presenteren aan anderen. Omdat het zelf belichaamd is, vormt het lichaam een fundamenteel onderdeel van iemands agency en identiteit. Ofwel, zoals Davis zegt, is de identiteit ‘de uitkomst van iemands interactie met haar lichaam en via haar lichaam met de wereld om haar heen’ (1995:169). Via lichamelijke actie ontwikkelen mensen een zelfgevoel en leren zij de wereld om hen heen begrijpen. Alle kennis en ervaring zijn daarom praktisch en belichaamd volgens Merleau-Ponty. Mensen leren via de ogen van anderen hun lichaam als een van buitenaf waarneembaar object te zien. Dus naast dat we ons lichaam zijn, kunnen we het ervaren als een object dat we hebben, in sommige situaties vervreemd van ons zelf door de acties van anderen, zoals wanneer deze zonder gêne naar ons staren. In verschillende situaties voelen mensen zich vooral een belichaamd subject, zich bewust van de omgeving, of een lichamelijk object, zich bewust van het lichaam (Crossley 2006:2,84; Merleau-Ponty 1962).

Sekswerkers kunnen zich vooral een subject of een object voelen tijdens hun interacties met klanten. Het werk van Iris Young (2005:44-45) is hier interessant. Young baseert zich op de ideeën van Merleau-Ponty voor een feministische benadering van vrouwelijke belichaamde ervaring. Zij beschrijft hoe vrouwen hun identiteit vormgeven op basis van de paradox van het leven van hun lichaam als subject én als object. Vrouwen worden in de westerse samenleving, vaker dan mannen, door anderen waargenomen als een object, als slechts een fysiek lichaam, in plaats van een actief subject.11 Veel vrouwen, aldus Young, leven hun lichaam actief als een object, het van een afstand beschouwend met de kritische ogen van anderen. Daardoor vervreemden zij van zichzelf. Tegelijkertijd willen vrouwen echter, net als mannen, via hun lichamen hun verlangens en doelen nastreven. Zij streven ernaar een belichaamd subject te zijn. De spanning die zo ontstaat, verklaart volgens Young de strijd die veel vrouwen voeren met hun lichaam, en daarmee zichzelf, maar biedt vrouwen ook mogelijkheden tot het omdraaien of verbreken van hun objectivering. Young geeft het voorbeeld van zwangere vrouwen. Juist doordat zwangere vrouwen tegen heersende geseksualiseerde vrouwelijke beelden ingaan, kunnen zij, bevrijd van heersende ideologieën, hun lichaam op een positieve manier als ‘object’ ervaren.

Kathy Davis gebruikt Youngs redenering in haar onderzoek naar cosmetische chirurgie bij Nederlandse vrouwen. Hoewel cosmetische chirurgie enerzijds een uiting is van het objectiveren van het (vrouwelijke) lichaam, kunnen vrouwen er ook meer agency door krijgen, aldus Davis (1995:172). Vrouwen voelden zich door de ingreep vaak meer thuis in hun lichaam. Ze werden ‘een subject met een lichaam in plaats van alleen maar een lichaam’ (ibid.:161). Sekswerk is mijns inziens eveneens een duidelijke ‘context of objectification’ waarin vrouwen ernaar streven een belichaamd subject te zijn (ibid.:173). Omdat sekswerk grotendeels gebaseerd is op het geseksualiseerde lichaam van de sekswerker, vormt het een context waarin sekswerkers zich mogelijk eerder een ‘object’ voor klanten, vervreemd van zichzelf, voelen. Mijn respondenten verschillen echter in de mate waarin zij zichzelf in de context van hun werk vooral beleven als een passief object of als een actief handelend subject. Dit komt, zoals ik zal laten zien, naar voren in de verschillende betekenissen die respondenten aan hun lichaam in relatie tot hun werk geven en bepaalt hun mate van lichamelijk welzijn.

11

Zoals Young zelf in 1998 schreef, na de eerste formulering van dit argument, geldt dit in toegenomen mate ook voor mannen (Crossley 2006:86).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hoewel de seksbranche op een aantal aspecten voor (verdere) verbetering vatbaar is, blijkt uit het voorliggende onderzoek dat de meeste sekswerkers tevreden zijn over

Aantal elektrisch verwarmde sociale woningen De enige cijfergegevens waarover de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij (VHM) beschikt, zijn afkomstig van een enquête uitgevoerd in 1981

What can thus be seen in the discourse around Live 8 is not a very explicit form of commercialization of morality, but at the same time a strong contestation of the existing

In general, the dynamics, quantified by, e.g., the maximum spreading diameter and the splashing threshold, are governed by the interplay of three forces, namely, those due to

The study makes use of the spatial distribution of landslide to make the exploratory data analysis, their interactions

The Quantitative research method was chosen for the study and the targeted population was women entrepreneurs and women interested in entrepreneurship in Potchefstroom and Klerksdorp

The very argument is that metric relations of power, proximity and distance co-evolve with non-Eucledian relations, and that methodologically drawing from political topography

The research design explores the subjecti- vity of one non-user of mobile services and mobile in- ternet and the subjectivity of one heavy user.. Both par- ticipants were submitted