• No results found

waren strafbaar

In document 1939-1945 D E E L 8 (pagina 35-39)

HET D U IT S E SYSTEEM

liet effect van de oorlogssituatie op de opvattingen van allen die met de behandeling van Duitslands werkelijke o f vermeende tegenstanders te maken hadden. Een algemene factor dus, en daarom moeilijk aan te tonen, moeilijk te ‘bewijzen’ . Het gaat namelijk met algemene factoren zo dat zij, juist doordat zij algemeen zijn, niet adequaat vastgelegd worden in het bronnenmateriaal waar de latere historicus van uitgaat; zij geven als het ware de atmosfeer weer waarin zich een groot deel van de gebeurtenissen afspeelt. Die gebeurtenissen worden gedocumenteerd, die atmosfeer niet.

Welnu, wanneer de lezer zich bij wijze van voorbeeld het betoog voor ogen stelt waarmee Eicke politieke scholing gaf aan de officieren, onder­ officieren en minderen van de SS-Totenkopf-Standarten: ‘Sie stünden als

einzige Soldaten auch in Friedenszeiten Tag und Nacht am Feind, am Feind hinter dem Draht’ , dan is duidelijk hoeveel meer kracht zulk een betoog kreeg

toen het inderdaad oorlog was. De gevangene, elke gevangene, werd nu tegelijk representant van Duitslands buitenlandse vijanden; hij was hun verlengstuk, hun helper, hun agent. Behandeld (en mishandeld) werd hij niet alleen op grond van wat hij zelf misdreven zou hebben, maar ook op grond van wat, volgens veel Duitsers, Duitslands vijanden aan Duitsland misdreven. De haat jegens die vijanden, dagelijks aangewakkerd in de door Goebbels gedirigeerde pers en radio, werd op de gevangenen, in ruimer zin: op allen die Duitsland in zijn macht had, uitgeleefd, ja het gehele publieke leven werd in Duitsland doortrokken van een aggressiviteit waarin geen spoor mededogen meer aanwezig was. D e ‘hardheid’ , sinds '33 al gepredikt als norm, werd nu zoveel gemakkelijker door miljoenen burgers overgenomen en hunnerzijds ten top gevoerd. Men zou kunnen spreken van een vergiftigde atmosfeer waarin het voor veel Duitsers vanzelf sprak dat zij zich jegens leden van andere en zeker van inferieur geachte volkeren alles mochten permitteren.

Daar kwam nog iets bij.

Allerwege eiste de oorlog zoveel mensenlevens dat aan het liquideren van tegenstanders en zelfs aan het uitroeien van gehele volksgroepen veel minder zwaar getild werd dan in vredestijd het geval zou zijn geweest. De nationaal- socialistische propaganda had het er van '33 a f bij miljoenen Duitsers in­ gehamerd dat Duitslands tegenstanders Duitsland een plaats onder de zon misgunden, ja dat men die tegenstanders zien moest als door Joden, Vrij­ metselaars, Anglo-Amerikaanse kapitalisten en bolsjewistische intriganten geleide en opgestookte samenzweerders die het op Duitslands ondergang gemunt hadden. Elke daad van militaire aggressie, de aanval op Nederland evenzeer als die op de Sowjet-Unie, was door Hitler steeds afgeschilderd als een daad van militaire zelfverdediging; de oorlog, zo heette het, was

S T E E D S S T R E N G E R S T R A F F E N

Duitsland opgedrongen. Dat deze voorstelling van zaken op een volstrekt omdraaien van de historische werkelijkheid berustte (want de primaire wil tot de oorlog had alleen in Hitler en de zijnen geleefd en niet in diegenen die hem, veel te laat eigenlijk, de voet dwarsgezet hadden), is hier niet relevant; relevant is alleen dat de aangegeven voorstelling van zaken in de gedachten- wereld van een groot deel van het Duitse volk een overheersende plaats ging innemen.

Hoe groot dat deel precies was, weten wij niet en zal ook nooit met zeker­ heid vastgesteld kunnen worden. Het ligt ons verre, hier o f elders in ons werk de staf te breken over alle toenmalige Duitsers (spreken wij van ‘Duitsers’, dan sluit dat de Oostenrijkers in): er zijn (de eerder in dit hoofd­ stuk gegeven cijfers tonen het aan) vele tienduizenden onder hen geweest die, van '33 af, hun leven op het spel gezet hebben bij de bestrijding van het Naziregime - een bestrijding die plaatsvond onder omstandigheden, veel moeilijker nog dan die voor de illegale werkers in bezet Nederland golden. Anderzijds moet geconstateerd worden dat de machthebbers van het Derde R ijk ter uitvoering van de door hen beraamde en gelaste misdaden geen gebrek hadden aan helpers. Dat waren niet alleen maar toch wel in de eerste plaats Duitsers.

Rechtspraak ' 3 9 - ’ 45

Het aantal misdrijven waarop de doodstraf stond, werd in Duitsland van het uitbreken van de oorlog a f voortdurend uitgebreid. Dat geschiedde in de vorm van verordeningen waarvan de eerste, betrekking hebbend op het luisteren naar ‘vijandelijke’ radio-uitzendingen, al op I september '39 afge- kondigd werd. Drie dagen later, 4 september, werd de doodstraf gesteld op ernstige gevallen van overtreding van de voorschriften der oorlogseconomie, op grootscheepse zwarte handel bijvoorbeeld. Z o bleef het doorgaan en in '44 was een situatie bereikt waarbij, terwijl in de Weimar-republiek slechts op 3 delicten de doodstraf stond, die straf opgelegd kon worden bij niet minder dan 46 delicten. Een daarvan was de z.g. Wehrkraftzersetzung en het werd al als ondermijning van die Wehrkraft beschouwd wanneer iemand twijfel uitte aan Duitslands kansen om de oorlog te winnen; de desbetreffende verordening, herfst '39 afgekondigd, had dit strafbaar gesteld indien die twijfel geuit was in het openbaar, maar het begrip ‘openbaarheid’ werd vol­ ledig gedenatureerd doordat begin '40 in een aantal vonnissen gesteld werd dat al van ‘openbaarheid’ gesproken mocht worden indien de mogelijkheid bestond dat de desbetreffende uitlatingen, hoewel bijvoorbeeld binnens­

HE T D U IT S E SYSTEEM

kamers gedaan, tot anderen konden doordringen.1 Die mogelijkheid was uiteraard steeds aanwezig.

Zouden de rechters in hun vonnissen voldoende ‘hard’ zijn? Reichs-

justizminister Gürtner had twee Staatssekretare, dr. Franz Schlegelberger en

dr. Roland Freisler. Schlegelberger was een serviele hoofdambtenaar, Freisler een fanatieke Nazi en het was vooral onder zijn invloed dat het departement aan de ambtenaren van het openbaar ministerie, de Staats-

anwdlte, ging voorschrijven welke straffen zij moesten eisen. Sterker n o g : de Oberreichsanwalte (in Duitsland de hoogste vertegenwoordigers van het

openbaar ministerie) kregen de bevoegdheid, tegen vonnissen die al in kracht van gewijsde waren gegaan, binnen een jaar beroep aan te tekenen, ja ook de bevoegdheid, vonnissen te annuleren: de zaak kwam dan voor het Reichs-

gericht o f voor het Volksgerichtshof. Met dit alles werd het het Reichsjustiz- ministerium mogelijk gemaakt, steeds nieuwe stappen te ondernemen tot de

rechtbank gevonden was die het gewenste ‘harde’ vonnis uitsprak.

In januari '41 kwam Gürtner te overlijden. Een nieuwe minister werd vooreerst niet benoemd, Staatssekretdr Schlegelberger kreeg de leiding van het departement. Hij ging weer een stap verder door de Staatsanwalte voor te schrijven dat zij de door hen te stellen eisen (die als regel van het departe­ ment afkomstig waren) vóór de openbare behandeling moesten bespreken met de rechtbank: een duidelijke vorm van pressie op de rechters; die pressie werd later trouwens nog versterkt doordat het toen regel werd dat de recht­ bank na de openbare behandeling in het geheim overleg pleegde met de

Siaatsanwalt voor de straf vastgesteld en uitgesproken werd. Dat een en

ander de onafhankelijkheid van de rechtspraak in de wortel aantastte, is duidelijk.

W aren de fanatici tevreden? Neen. Als het Reichssicherheitshauptamt van oordeel was dat een bepaalde verdachte ten onrechte niet tot de doodstraf veroordeeld was, dan werd hij soms (de omweg via de rechterlijke macht werd dan vermeden) uit de gevangenis gehaald, naar een concentratiekamp overgebracht en daar geëxecuteerd. De concentratiekampen kregen daardoor een nieuwe functie: zij werden oorden van executie op last van de Gestapo. D e eerste gevallen van dien aard deden zich al in september '39 voor, nl. in 1 Men vergelijke het vonnis (november '41) van de Rotterdamse vrederechter die zes weken gevangenisstraf oplegde aan een Woerdense vroedvrouw die in een gesprek aan een kraambed de N SB’ers landverraders genoemd had; de officier van justitie had haar van rechtsvervolging willen ontslaan omdat zij niet in het openbaar gesproken had, maar de vrederechter had betoogd dat ‘de volksgedachte’

(‘das gesunde Volksempfinden’ !) eiste dat zij toch veroordeeld werd. Wij behandelden

In document 1939-1945 D E E L 8 (pagina 35-39)