• No results found

Tot slot: informatievoorziening is verbeterd, maar nog steeds niet optimaal

In document Gezondheid op koers? (pagina 54-58)

2 GEZONDHEID EN ZORG IN NEDERLAND: BELANGRIJKE TRENDS EN OPVALLENDE

Tekstblok 2.6: Verschillende leeftijdsgroepen nader bekeken.

2.1.3 Tot slot: informatievoorziening is verbeterd, maar nog steeds niet optimaal

Voor informatie over de gezondheidstoestand van de Nederlandse bevolking zijn we afhankelijk van beschikbare gegevens. Nederland kent vele registraties, enquêtes en andere, meestal eenmalige, onderzoeken die gegevens over de volksgezondheid opleve- ren. Op een aantal onderdelen is de informatievoorziening in de afgelopen jaren verbe- terd en zijn initiatieven genomen voor verdere verbetering. Toch blijven enkele belang- rijke knelpunten bestaan.

Afwijking van het landelijk gemiddelde (1,63‰) onder (p > .01) onder (p > .05) niet significant boven (p < .05) boven (p < .01) Direct gestandaardiseerde sterfte, NL=100 (CMF) < 80 80 - 95 95 - 105 105 - 120 > 120 Ademhalingsorganen sterfte Hartfalen ziekenhuisopnamen

Figuur 2.11: Regionale spreiding voor twee gezondheidsindicatoren in Nederland na correctie voor leeftijd en geslacht (Bronnen: CBS-doodsoorzakenstatistiek en LMR; gegevens bewerkt door RIVM).a

a) de volledige kaartenreeks van de sterfte per doodsoorzaak en de ziekenhuisopnamen per diagnose zijn te vinden in de Nationale Atlas Volksgezondheid.

Om te beginnen zijn gegevens over gezondheid en levensverwachting met name geba- seerd op CBS-statistieken over sterfte en gezondheid. Deze laatste zijn afkomstig uit de continue enquête POLS-gezondheid en arbeid. Knelpunten hierbij zijn de lage respons en de ondervertegenwoordiging van allochtone groepen. Bovendien is de enquête in 2001 aangepast, waardoor er trendbreuken zullen gaan optreden. De enquête is overi- gens op een aantal punten belangrijk verbeterd, bijvoorbeeld op het gebied van vragen over de kwaliteit van leven.

spijsverteringsstelsel uitwendige oorzaken endocriene ziekten infectieziekten bloedziekten ademhalingsstelsel huidziekten symptomen hart- en vaatziekten nieuwvormingen psychische stoornissen nieren en urinewegen zenuwstelsel en zintuigen bewegingsstelsel vrouwen 2,5 0,5 1,0 1,5 2,0 spijsverteringsstelsel uitwendige oorzaken endocriene ziekten infectieziekten bloedziekten ademhalingsstelsel huidziekten symptomen hart- en vaatziekten nieuwvormingen psychische stoornissen nieren en urinewegen zenuwstelsel en zintuigen bewegingsstelsel mannen 2,5 0,5 1,0 1,5 2,0 odds ratio odds ratio

Figuur 2.12: Associatie tussen sociaal-economische status (op postcodeniveau) en sterfte naar ICD-hoofdgroepen van doodsoorzaken. De sterkte van de associatie is uitgedrukt in odds ratio’s, waarbij de groep met een hoge SES als referentie is genomen (Bron: Smits et al., 2001).

Ten tweede: gegevens over het voorkomen van ziekten en aandoeningen zijn afkomstig uit diverse epidemiologisch onderzoeken en zorgregistraties, zoals de Tweede Nationale Studie naar ziekten en verrichtingen in de huisartspraktijk. Een belangrijk knelpunt ech- ter blijft het ontbrekende inzicht in epidemiologische trends. Er zijn voor enkele ziekten (zoals kanker en enkele infectieziekten) wel landelijk dekkende, continue en valide gegevensverzamelingen, maar voor veel ziekten ontbreken die. In deze VTV is weer veelvuldig gebruikgemaakt van één huisartsregistratie: de Continue Morbiditeitsregis- tratie Nijmegen. Deze registratie is echter beperkt van omvang en regionaal van karak- ter. In de nabije toekomst kan op dit punt met relatief geringe middelen veel winst geboekt worden door de infrastructuur die reeds bestaat (LINH; Landelijk Informatie Netwerk Huisartsenzorg) en die (eenmalig) is uitgebouwd voor de Tweede Nationale Studie, te onderhouden en continueren. Daarmee kan dan over circa vijf jaar goed wor- den vastgesteld welke ziekten en aandoeningen in omvang zijn toe- of afgenomen. Ver- der ontbreken ook gegevens over trends in psychische aandoeningen, evenals informa- tie over psychische stoornissen onder jongeren en allochtonen. Een vervolg op NEMESIS zou hierin verandering kunnen brengen.

Ten derde heeft men om ziektejaarequivalenten en DALY’s te berekenen informatie nodig over de ernst van ziekten of over de verdeling van (ernst)stadia binnen ziekten. Deze informatie ontbreekt in nagenoeg alle registraties. Idealiter zou bij chronisch zie- ken standaard de ernst of de kwaliteit van leven geregistreerd moeten worden. Een alter- natief is om gegevens over kwaliteit van leven (als maat voor de ernst) te koppelen aan gegevens over ziekten. Hiervoor zijn reeds initiatieven genomen.

Een vierde knelpunt is dat we voor het meten van regionale verschillen in gezondheid nu voornamelijk zijn aangewezen op gegevens over sterfte, ziekenhuisopnamen en zelf- gerapporteerde gezondheid (POLS-gezondheid en arbeid). De Lokale en Nationale Monitor (een initiatief van GGD-Nederland en het RIVM) zal in de toekomst aanvullen- de, meer gedetailleerde, informatie opleveren. Er bestaat steeds meer inzicht in sociaal-

economische gezondheidsverschillen. Het meten van sociaal-economische status zou

echter in registraties, waaronder de sterfteregistratie, zo vanzelfsprekend moeten zijn, dat we in de toekomst meer inzicht krijgen in de ontwikkeling van de verschillen. Wel zijn er reeds initiatieven genomen tot koppelingsprojecten. Daarin worden bestaande registraties met SES-gegevens op individueel niveau verrijkt.

Ten slotte ontbreekt nog steeds nagenoeg alle informatie over sterfte en gezondheid bij

allochtone groepen, met name bij allochtone ouderen. Deze informatie wordt nergens

systematisch geregistreerd.

Beleidsmakers benadrukken steeds vaker de waarde van internationaal ‘benchmarken’ van gezondheidsindicatoren. Om dat mogelijk te maken moet er echter nog veel verbeterd worden aan de beschikbaarheid, de kwaliteit en de vergelijkbaarheid van

internationale gezondheidsgegevens. Dit kan onder andere door gegevensverzame-

lingen te harmoniseren. Hoewel WHO, OECD en Eurostat (Europese Unie) al vele jaren erg actief zijn op dit gebied en inmiddels veel bereikt hebben, zetten veel landen

zich nog onvoldoende in om hun gegevens zo volledig mogelijk aan deze organisaties te rapporteren.

2.2

Welke factoren bepalen onze gezondheid?

Nauwelijks gunstige ontwikkelingen in leefstijl en persoonskenmerken

Het aantal Nederlanders dat rookt, teveel drinkt, te weinig beweegt en ongezond eet, blijft verontrustend hoog. Ook aan ongezond gedrag gerelateerde kenmerken als overgewicht en verhoogde bloeddruk komen steeds vaker voor. Alleen de consumptie van verzadigd vet en daarmee samenhangend het verhoogd totaal serum-cholesterol- gehalte laten een gunstige ontwikkeling zien. De ongunstige ontwikkelingen gelden over het algemeen ook voor jongeren. Ondanks de aandacht die de afgelopen jaren vanuit het gezondheidsbeleid aan deze groep is besteed, zijn jongeren steeds meer gaan roken en drinken, en onveiliger gaan vrijen. Bovendien neemt overgewicht ook onder jeugdigen toe. Bij ouderen is wél voor een aantal leefstijlfactoren een gunstige trend zichtbaar.

Evenals gezondheid is ook ongezond gedrag ongelijk verdeeld in Nederland

Ongezond gedrag komt meer voor bij lage sociaal-economische groepen. Zij roken vaker, drinken vaker overmatig, hebben vaker een ongezond voedingspatroon en bewegen minder dan de gemiddelde Nederlander. Bovendien zijn de vrouwen in de lage sociaal-economische groepen de afgelopen jaren meer gaan roken, terwijl in de totale bevolking het percentage vrouwelijke rokers nagenoeg gelijk bleef. Het beeld bij allochtone groepen is veel gevarieerder; ze eten en drinken minder dan gemiddeld, maar doen het slechter wat betreft druggebruik, veilig vrijen en sportdeelname. Tot slot zijn er ook regionale verschillen in gezond gedrag. Deze weerspiegelen vaak, maar niet altijd de regionale sociaal-economische verschillen in Nederland.

Binnen de EU scoort Nederland slecht met roken en drinken en goed met bewegen

Vergeleken met de andere EU-landen scoort Nederland slecht met roken en overmatig drinken. Nederland doet het wel goed wat betreft bewegen. Ook behoort Nederland tot de Europese landen waar ernstig overgewicht iets minder vaak voorkomt, maar wat betreft matig overgewicht behoort Nederland tot de middenmoot. In het algemeen lijkt het erop dat verschillen in leefstijl tussen EU-landen kleiner worden. Dit is het dui- delijkst zichtbaar voor voedingspatronen en alcoholgebruik.

Vooral leefstijlfactoren maar ook milieufactoren dragen bij aan ongezondheid

Roken is nog steeds de belangrijkste determinant van ziekte en sterfte in Nederland en een belangrijke oorzaak van de stagnerende groei in levensverwachting bij vrouwen. Bijna 15% van alle sterfgevallen is hieraan toe te schrijven. Andere leefstijlfactoren en persoonskenmerken dragen echter ook aanzienlijk bij aan de sterfte. Zo dragen een verhoogde bloeddruk, ernstig overgewicht en te weinig bewegen elk voor zo’n 6% bij aan de sterfte. Een ongezonde leefstijl zorgt ook voor veel verlies van kwaliteit van leven. Dat geldt vooral voor teveel drinken en roken; beide dragen voor ruim 8% bij aan het verlies van kwaliteit van leven, vooral door alcoholafhankelijkheid, beroerte en coronaire hartziekten. Tot slot zijn roken, hoge bloeddruk en ernstig overgewicht

Van gezondheid naar determinanten van gezondheid

In paragraaf 2.1 hebben we de gezondheidstoestand in Nederland beschreven. Maar door welke factoren - ook wel determinanten genoemd - wordt onze gezondheid bepaald? Hoe belangrijk is een gezonde leefstijl vergeleken met factoren die in de omge- ving van het individu een rol spelen? Zijn er in Nederland verschillen in het vóórkomen van determinanten tussen bevolkingsgroepen en regio’s? Hoe doen we het in vergelijking met de andere EU-landen? Wat is de bijdrage van determinanten aan gezondheidsproble- men en valt er iets te zeggen over de bijdrage aan de kosten van de gezondheidszorg? In deze paragraaf geven we een antwoord op al deze vragen, geordend naar de determinant- groepen uit het conceptuele model van VTV (zie tekstblok 2.9). Het doel hiervan is om zo goed mogelijk inzicht te krijgen in de factoren die onze gezondheid bepalen.

belangrijke kostenposten in de gezondheidszorg. De aan leefstijlfactoren en persoons- kenmerken toe te schrijven kosten liggen tussen 5 en 9% van de totale uitgaven aan de gezondheidszorg.

Ongeveer 2 tot 5% van de totale ziektelast in Nederland is toe te schrijven aan milieu- factoren. Vooral luchtverontreiniging, geluidsoverlast, microbiologische voedselveront- reiniging en een ongezond binnenmilieu dragen hieraan bij.

In document Gezondheid op koers? (pagina 54-58)