• No results found

Determinanten: variatie in tijd en tussen groepen, regio’s en landen

In document Gezondheid op koers? (pagina 61-65)

2 GEZONDHEID EN ZORG IN NEDERLAND: BELANGRIJKE TRENDS EN OPVALLENDE

Tekstblok 2.9: De determinanten van gezondheid in onderlinge samenhang.

2.2.2 Determinanten: variatie in tijd en tussen groepen, regio’s en landen

Nauwelijks gunstige ontwikkelingen in leefstijl en persoonskenmerken

Driekwart van de Nederlanders eet teveel verzadigd vet en te weinig groente en fruit. Bovendien is de helft van de Nederlanders onvoldoende lichamelijk actief. Verder rookt ongeveer één op de drie Nederlanders en ongeveer één op de tien vrijt onveilig (zie tabel

2.6). In de afgelopen jaren zijn er nauwelijks gunstige ontwikkelingen waargenomen in

het ongezonde gedrag van de Nederlanders. Over het algemeen is er sprake van een continuering of verslechtering van de situatie ten opzichte van VTV-1993 en VTV- 1997. Alleen de consumptie van verzadigd vet is de afgelopen jaren gedaald en het geven van borstvoeding is toegenomen (zie ook tekstblok 2.14). De daling in verzadigd vetconsumptie is behalve aan gezondere eetgewoonten ook te danken aan de voedings- industrie die in veel producten de (trans)verzadigde vetten steeds meer heeft vervangen door plantaardige onverzadigde vetten. Uit tabel 2.6 blijkt verder dat het gedrag van mannen over het algemeen ongezonder is dan dat van vrouwen.

De enige gunstige ontwikkeling in de persoonskenmerken is de sterke daling (een halve- ring) in het percentage mensen met een verhoogd totaal cholesterol. Zorgwekkend is daarentegen de ontwikkeling in overgewicht (zie tabel 2.6). Het percentage Nederlan-

ders van 20-60 jaar met overgewicht (Quetelet Index ≥25) is toegenomen. Voor ernstig

overgewicht (Quetelet Index ≥30) is het percentage zelfs bijna verdubbeld van onge-

veer 5% eind jaren zeventig tot ongeveer 9% in de afgelopen jaren (Bronnen: Morgen, 1995-1997; Regenboog/Doetinchem, 1998 t/m 2000; gegevens bewerkt door RIVM). Momenteel komt in totaal bij vier op de tien vrouwen en vijf op de tien mannen overge-

wicht voor (Quetelet Index ≥25). Voor de overige persoonskenmerken is de situatie in

de afgelopen jaren nauwelijks veranderd. Het percentage mensen met verhoogde bloed- druk is alleen bij mannen licht gestegen en het percentage mensen met een verlaagd gehalte van het beschermende HDL-cholesterol is constant gebleven.

Omgevingsfactoren ontwikkelen zich zowel gunstig als ongunstig

Evenals bij leefstijlfactoren en persoonskenmerken is het beeld bij de geselecteerde

sociale omgevingsfactoren overwegend ongunstig (zie tabel 2.7). Zo blijkt dat in 1997

ruim drie op de tien werknemers regelmatig onder hoge werkdruk stond: een cijfer dat in de tweede helft van de jaren negentig sterk is toegenomen en sinds 1998 is gestabili- seerd. Daarnaast vormt de aanwezigheid van eenzaamheidsgevoelens onder grote groe- pen in de samenleving, waaronder jongvolwassenen, een voorzichtig signaal voor een gemis aan sociale steun. Inzicht in de ontwikkeling van eenzaamheidsgevoelens in de samenleving ontbreekt.

Voor de selectie van milieufactoren (zie tabel 2.7) zijn de volgende ontwikkelingen zichtbaar. Een gunstige ontwikkeling is de afname in luchtverontreiniging (met 20 tot 30% in de afgelopen tien jaar) en geluidhinder ten gevolge van de industrie. Dat geldt in mindere mate ook voor verkeers- en vliegtuiglawaai. Dit is opvallend, omdat het ver- keer, de belangrijkste veroorzaker, in dezelfde periode fors is toegenomen. Ongunstig

Tabel 2.6: Leefstijlfactoren en persoonskenmerken in Nederland: huidige situatie (peiljaar) en trends a

(periode).

Determinant Prevalentie Trend

Mannen Vrouwen

Leefstijl (12 jaar, tenzij anders vermeld)

Roken (≥15 jaar) (2000) 37% 29% Ongunstig, daling stagneert (1980-2000)

(huidige rokers)

Passief roken tijdens werk en/of thuis (2000) 40% 20% Geen informatie beschikbaar

Lichamelijke inactiviteit (2001) 56% 54% Constant (1998-2001)

(minder dan vijf dagen/week een half uur of langer matig lichamelijk actief)

Overmatig alcoholgebruik b(1997) 14% 2% Ongunstig, lichte stijging bij mannen

(drie of meer glazen per dag) (1987-1995)

Zwaar alcoholgebruik (1997) 22% 6% Constant

(minstens eenmaal per week zes glazen of meer)

Geheelonthouders (1998) 19% 45% Geen informatie beschikbaar

(nul glazen alcohol/dag)

Druggebruik c(2001) Ongunstige indicatie: lichte stijging

• softdrugs: cannabis 17% 17% (1997-2001)

• harddrugs d 5% 5%

Sexueel gedrag (15- tot 35-jarigen) (2001) Geen duidelijke trend

(condoomgebruik bij losse partners)

• soms 24% 42%

• nooit 16% 8%

Onvoldoende groente (1998) 78% 80% Ongunstig, lichte stijging (1988-1998)

(< 200 gram/dag)

Onvoldoende fruit(sap) (1998) 76% 68% Ongunstig, lichte stijging (1988-1998)

(< 200 gram/dag)

Teveel verzadigd vet (1998) 92% 92% Gunstig, lichte daling (1988-1998)

(> 10 energieprocenten)

Het krijgen van borstvoeding (2000) Gunstig, stijging (1996-2000)

• bij geboorte 75% 75%

• na drie maanden 32% 32%

Persoonskenmerken (20-60 jaar) e

Overgewicht (1998 t/m 2000) Ongunstige trend (1987-1997)

• totaal (Quetelet Index ≥25) 49% 36% Stijging

• matig (Quetelet Index 25-30) 40% 27% Lichte stijging

• ernstig (Quetelet Index ≥30) 9% 9% Stijging

Verhoogd totaal cholesterol (1998 t/m 2000) 14% 11% Gunstig, sterke daling (1987-1997)

(≥6,5 mmol/l)

Verlaagd HDL-cholesterol (1998 t/m 2000) 19% 4% Constant (1987-1997)

(≥0,9 mmol/l)

Verhoogde bloeddruk (1998 t/m 2000) Ongunstig voor mannen, lichte stijging;

(> 160/ 95 mmHg) 13% 12% constant bij vrouwen (1987-1997)

a) voor meer informatie over de prevalenties van de determinanten en de gebruikte bronnen wordt verwezen naar het Nationaal Kompas Volksgezondheid.

b) alcoholgebruik per hoofd van de bevolking: acht liter ad 100% (2000), sinds jaren negentig stabiel. Verschuiving in dranksoort: meer wijn, minder gedistilleerd, bierconsumptie hetzelfde (PGD, 2001).

c) schattingen op basis van surveys in enkele gemeenten met verschillende urbanisatiegraad (Abraham et al., 1999). d) de volgende harddrugs zijn meegenomen: cocaïne, amfetamine, ecstasy, hallucinogenen (exclusief paddo’s), heroïne. e) meest recente prevalentiecijfers zijn afkomstig uit gegevensbron ‘Regenboog/Doetinchem, 1998 t/m 2000’ en de trend-

Tabel 2.7: Omgevingsfactoren in Nederland: huidige situatie (peiljaar) en trends a(periode).

Omgevingsfactoren Omvang van het probleem b Trend

Fysieke omgeving

Luchtverontreiniging Voor vier op de vijf Nederlanders ligt de Gunstig: jaargemiddelde

(1997) blootstelling aan fijn stof boven de norm concentratie fijn stof is gedaald

(fijn stof als indicator) (140 µg/m3) (begin jaren 90 - 1997)

Ozon (1997) Aantal dagen waarop de norm van het Geen duidelijke trend

8-uursgemiddelde (110 µg/m3) wordt

overschreden: 18 dagen

UV-straling (1999) Risicogroepen waarvoor blootstelling twee Ongunstig: UV-belasting

tot drie keer hoger is dan gemiddeld: gestegen met 6 à 7%

patiënten met UV-therapie, zonnebank (1980-1999)

gebruikers, buitenwerkers, zonaanbidders

Geluid van verkeer en Percentage Nederlanders dat ernstige hinder (1987-1998)

industrie (1998) rapporteert

• wegverkeer: circa 27% Vrijwel constant voor wegverkeer

• vliegverkeer: circa 13% Redelijk constant voor vliegverkeer

• industrie: circa 5% Gunstig: daling voor industrie

Naar schatting 11% van Nederlanders ondervindt ernstige hinder door slaap- verstoring t.g.v. verkeers- en industriegeluid

Burenlawaai (1998) Indicatoren voor het percentage mensen dat Vrijwel constant (1987-1998)

blootgesteld is aan te veel burenlawaai • circa 22% van Nederlanders rapporteert

ernstige hinder

• naar schatting 7,5% van volwassenen ondervindt ernstige hinder door slaap- verstoring ten gevolge van burenlawaai

Geluid in werksituatie Eén op de vijf werknemers in industrie en Geen informatie beschikbaar

(1995) bouwnijverheid is blootgesteld aan een

geluidniveau dat kan leiden tot hoogfrequente gehoorschade

Popmuziek (1998-2001) • 2,5% van de 25- tot 30-jarige mannen Geen informatie beschikbaar

heeft door blootstelling aan muziek in concerten/discotheken een gehoorverlies van 9-10 dB (bij 6.000 Hz)

• 6,2% van de mannen en vrouwen heeft door blootstelling aan popmuziek via hoofdtelefoons een hoogfrequente ge- hoorschade van 3 dB (bij 4.000-6.000 Hz)

Faecale verontreiniging Bij een op de drie recreatiegebieden met zoet Constant (1993-1995)

zoet zwemwater in zwemwater ligt de verontreiniging boven het

recreatiegebieden (1995) niveau waarboven het risico op maagdarm- infecties verhoogd is (gemiddelde concentratie boven 100/100 mL)

Schimmel, huisstofmijt Bij een op de vijf huizen is door vocht- Ongunstig: stijging

(1997) problemen de blootstelling aan schimmel/

huisstofmijt relatief hoog

Radon (1998) Gemiddelde radonwaarde voor hele woning- Ongunstig: stijging (50% meer

bestand: 23 Bq/m3 radon in woningen in 2000 t.o.v.

daarentegen is de toenemende verontreiniging van zwemwater in recreatiegebieden. Ook vormt de toenemende UV-belasting door de aangetaste ozonlaag een risico voor de gezondheid, vooral voor die van de relatief vaak aan zonlicht blootgestelde buitenwer- kers en zonaanbidders (met een twee tot drie keer hogere blootstelling aan UV dan gemiddeld). Voor enkele andere milieufactoren (zie tabel 2.7) is de situatie redelijk sta- biel (RIVM, 2002). Voor het binnenklimaat is de toename van het aantal huizen met vochtproblemen ongunstig, omdat dit gepaard gaat met een relatief hoge blootstelling aan schimmel en huisstofmijt.

De kwaliteit van de leefomgeving in het stedelijk gebied kan lokaal nog steeds proble- men veroorzaken. Dit hangt samen met de grote druk op de beperkt beschikbare ruimte, waardoor transport-, bedrijvigheid-, recreatie- en woonfuncties ruimtelijk moeten wor- den gecombineerd. Dit veroorzaakt een stapeling van ongunstige factoren zoals lawaai, stank, een ongezond binnenklimaat, en vooral ook een verhoogde kans op rampen met gevaarlijke stoffen, ontploffende installaties, of weg-, trein- en vliegverkeersongeluk- ken (berekend, dan wel door de burger beleefd).

Steeds meer jongeren vertonen ongezond gedrag

In de voorgaande alinea’s zijn de determinanten steeds voor de totale populatie gepre- senteerd. Er bestaan echter aanzienlijke verschillen in determinanten tussen bevolkings- groepen. Zo komt met name bij jongeren nog steeds veel ongezond gedrag voor, ondanks de aandacht die in de afgelopen jaren aan deze groep is besteed. Dit geldt onder andere voor het roken (44% van de 15- tot 19-jarigen), het tijdens de laatste gelegenheid vijf of meer glazen alcohol drinken (39% van de middelbare scholieren) en onveilig vrijen (6-9% van de middelbare scholieren). Overigens geldt voor bijna alle leefstijlfac- toren dat er in de afgelopen tien jaar sprake is van een ongunstige trend. Zo is het gebruik van cannabis in de afgelopen tien jaar met ongeveer 30% toegenomen. De stij- Vervolg tabel 2.7

Omgevingsfactoren Omvang van het probleem b Trend

Sociale omgeving

Werkdruk in arbeids- Percentage werknemers dat regelmatig/ Ongunstig: eerst stijging (tot 1997).

omgeving (2000) meestal last heeft van: Daarna stabilisering (1997-2000),

• hoog werktempo: 40% behalve in zorg en onderwijs

• hoge tijdsdruk: 35%

Ervaren eenzaamheid Nederlanders die zelf eenzaamheids- Geen informatie beschikbaar

(1999) gevoelens rapporteren:

- jongvolwassenen • 18- tot 24-jarige mannen en vrouwen

(respectievelijk 19% en 34%)

- volwassen bevolking • 27% van de volwassenen

(18 jaar en ouder)

a) voor meer informatie over de prevalenties van de determinanten en de gebruikte bronnen wordt verwezen naar het Natio- naal Kompas Volksgezondheid.

b) waar mogelijk is aangegeven hoeveel mensen zijn blootgesteld, maar meestal worden er indicatoren van de blootstelling vermeld (bijvoorbeeld hoeveel mensen rapporteren erngstige hinder, bij hoeveel locaties is de blootstelling relatief hoog).

ging trad voornamelijk op in het begin van de jaren negentig, in het tweede deel van de jaren negentig lijkt er sprake van een stabilisering (zie tabel 2.8). Ook in internationaal perspectief is er sprake van een ongunstig beeld bij Nederlandse jongeren. Nederland bezet binnen de EU een zesde positie met 36% rokers onder de 15- en 16-jarigen. In Frankrijk is de rookprevalentie in deze leeftijdsgroep het hoogst (44%). In de Verenigde Staten daarentegen bedraagt het percentage rokende jongeren van deze leeftijd ‘slechts’ 17% (Hibell et al., 2000). In de jaren negentig is het roken onder Europese jongeren toe- genomen (Joossens, 1999). Ook in het alcoholgebruik valt de Nederlandse jongere op. Het percentage scholieren van 15 en 16 jaar dat tien keer of vaker alcohol had gedron- ken in de maand voorafgaand aan de peiling is in Nederland hoger dan in andere Euro- pese landen (Hibell et al., 2000). Naast ongunstige ontwikkelingen in gezond gedrag neemt bij jongeren ook overgewicht toe (tekstblok 2.10).

In document Gezondheid op koers? (pagina 61-65)