• No results found

schurende kwesties rondom genetische modificatie bij dieren

12.5 Schurende kwesties

Genetische modificatie leidt tot veel negatieve emoties in de samenleving. In onze publieksenquête10 was slechts 6% van de respondenten het (helemaal) eens met

de stelling ‘Het DNA van een dier aanpassen mag als het dier daarmee beter past bij de wensen van mensen.’ Welke vormen van genetische aanpassing vindt de maatschappij acceptabel? Voedsel van genetisch gemodificeerde dieren wordt nau- welijks geaccepteerd – slechts 19% van de respondenten was het (helemaal) eens met de stelling ‘Het is acceptabel om varkens genetisch te modificeren (oftewel het DNA te veranderen) zodat ze niet meer gevoelig zijn voor ernstige infectie- ziekten.’ Bij medische toepassingen speelt een afweging van de waarde van een dier ten opzichte van de waarde en de kwaliteit van het leven bij de mens. Met de stelling ‘Het is acceptabel om menselijke genen in te bouwen in het DNA van muizen omdat de resultaten van dieronderzoek dan beter vertaalbaar zijn naar de mens’ was 22% het (helemaal) eens. In het debat over genetische modificatie en genome editing met CRISPR-Cas klinken vaak de argumenten die we hieronder samenvatten.

Tegen

Het tast de integriteit van het dier aan – de eigen waarde. Die integriteitsaantas- ting is moeilijk objectief vast te stellen. De bezwaren lijken zich meer te richten op de methode dan op het resultaat, zeker als het gaat om de zeer specifieke mutaties die met CRISPR-Cas kunnen worden aangebracht. Dat zijn immers vaak

mutaties die al in de natuur voorkomen en daarmee is het resultaat van CRISPR- Cas eigenlijk niet meer te onderscheiden van de effecten van traditionele fokkerij. Maar sommige tegenstanders willen principieel niet dat mensen actief ingrijpen in andere diersoorten.

Voor

Genetische modificatie met CRISPR-Cas draagt ontegenzeggelijk bij aan een ver- dere technologisering van dieren, maar onze landbouwhuisdieren en gezelschaps- dieren zijn al een product van een eeuwenlange aanpassing aan mensenwensen. Bovendien biedt deze nieuwe techniek juist de mogelijkheid om ongewenste effecten uit het verleden te corrigeren, bijvoorbeeld genetische defecten bij hondenrassen. Tegen

Tegenstanders noemen vaak het argument dat CRISPR-Cas ook resulteert in muta- ties op andere onbekende plaatsen in het genoom en dat dit onvoorziene gevolgen kan hebben. Hoewel de techniek steeds verfijnder en specifieker wordt, is dit niet geheel uit te sluiten. Studies die hier specifiek naar hebben gekeken, komen met nogal uiteenlopende schattingen over mutaties op andere plaatsen. Het is hierbij echter onduidelijk in hoeverre deze verschillen worden veroorzaakt door de geko- zen doellocatie of variatie in de gekozen CRISPR-Cas genoom editing methode. Voor

Verandering van genetisch materiaal is een natuurlijk proces, dat zelfs essentieel is voor de evolutie van soorten en hun aanpassing aan een veranderende omgeving. Het genoom van elk mens of dier bevat tientallen nieuwe mutaties ten opzichte van de ouders, een veelvoud van het aantal dat met CRISPR-Cas wordt aangebracht. Tegen

Een toename van het aantal diermodellen voor humane ziekten zal in een toename van het proefdiergebruik resulteren, terwijl we juist goed op weg waren om het proefdiergebruik voor onderzoek te verminderen. Sommige mensen zijn überhaupt tegen het gebruik van proefdieren. Bij xenotransplantatie bestaat onzekerheid over eventuele risico’s bij het overschrijden van de soortbarrière. Hoe zeker kunnen we zijn dat de endogene virussen in het genoom van het varken bij xenotransplantatie van varkensorganen geen probleem opleveren voor de volksgezondheid? Hoe zeker

zijn we ervan dat we die volledig kunnen inactiveren? En kunnen we het ontstaan van nieuwe – voor de mens besmettelijke – virussen uitsluiten? Voor gene drives voeren andere kwesties de boventoon, zoals mogelijke onvoorziene ecologische effecten en het voorkómen dat de gene drive zich uitbreidt naar nuttige soorten. Voor

De diermodellen die wetenschappers met CRISPR-Cas kunnen creëren, maken het mogelijk om nieuwe medicijnen te ontwikkelen. En met xenotransplantatie zouden vele patiënten geholpen kunnen worden waarvoor nu geen geschikte donororganen beschikbaar zijn. Deze toepassingen kunnen dus vele duizenden mensenlevens redden, maar dat gaat wel ten koste van een veelvoud aan dieren. Verder kan hier kan tegenin gebracht worden dat het tekort aan donoren ook op andere manieren aangepakt kan worden. Ook voor gene drives ten slotte geldt dat een succesvolle toepassing vele duizenden mensenlevens zou kunnen redden – denkt u bijvoorbeeld aan de malariamug.

12.6 Conclusie

Waar ligt dan de grens tussen wat we wel of niet acceptabel vinden? Moet de discus- sie gaan over het proces of om het eindresultaat van de aanpassing? Momenteel wordt er onderzoek gedaan naar een verscheidenheid aan toepassingen in dieren, waarvan het zeker denkbaar is dat enkele van deze (toekomstige) toepassingen ook in het belang zijn van het dier. De techniek kan bijdragen aan zowel verduur- zaming als verhoogd dierenwelzijn. Omdat genome editing met CRISPR-Cas een grote impact kan hebben op de levens van dieren – in zowel positieve als negatieve zin – is er een afwegingskader nodig dat de belangen van het dier beschermt. Dit beperkt zich niet tot pure veiligheidsrisico’s voor mens en dier, maar vraagt om een afweging waarin de belangen van het dier – welzijn, integriteit – sterk worden gewogen. Het vorig jaar gestarte onderzoeksproject ‘Just Editing’11 tracht op basis

van sociaalwetenschappelijke en ethische perspectieven voorwaarden te ontwik- kelen voor genome editing-toepassingen bij dieren die samenvallen met morele en maatschappelijke waarden en een verantwoorde innovatie.

Bronnen

1. Carlson, D.F., Lancto, C.A., Zang, B., et al., 2016. Production of hornless dairy cattle from genome-edited cell lines. Nat Biotechnol. 34, 479-481.

2. Burkard, C., Lillico, S.G., Reid, E., et al., 2017. Precision Engineering for PRRSV resis- tance in pigs: Macrophages from genome edited pigs lacking CD163 SRCR5 domain are fully resistant to both PRRSV genotypes while maintaining biological function. PLoS Pathog. 13:e1006206.

3. Whitworth, K.M., Rowland, R.R., Ewen, C.L., et al., 2016. Gene-edited pigs are protected from porcine reproductive and respiratory syndrome virus. Nat Biotechnol. 34(1), 20-22. 4. Commissie Genetische Modificatie (COGEM), 2018. CRISPR & het dier. Implicaties van genome editing voor maatschappij en beleid. COGEM signalering CGM/180501- 01. Damen drukkers, Werkendam. 108 pp.

5. Bastiaansen, J.W.M., Bovenhuis, H., Groenen, M.A.M., Megens, H.J. en Mulder, H.A., 2018. The impact of genome editing on the introduction of monogenic traits in livestock.

Genet Sel Evol. 50, 18.

6. Nagahata, H., 2004. Bovine leukocyte adhesion deficiency (BLAD): a review. J Vet Med Sci. 66, 1475-1482.

7. Winand, N., 2012. Identification of the causative mutation for inherited connective tissue disorders in equines. United States Department Of Commerce Application Number: 61/486,464.

8. Rogers, C.S., 2016. Genetically engineered livestock for biomedical models. Transgenic Res. 25, 345-359.

9. Längin, M., Mayr, T., Reichart, B., et al., 2018. Consistent success in life-supporting porcine cardiac xenotransplantation. Nature. 564, 430-433.

10. Kantar Public, 2018. De staat van het dier. Rapportage december 2018 in opdracht van de Raad voor Dierenaangelegenheden. Kantar Public, Amsterdam. 38 pp.