• No results found

slotbeschouwing over de staat van het dier

14.1 Noodzaak voor verbetering

In hoofdstuk 2 zagen we dat Nederlanders dierenwelzijn belangrijk vinden. Mensen gunnen dieren een goed leven en volgens velen hebben dieren daar ook een moreel recht op. Uit de enquêteresultaten werd ook duidelijk dat dierenwelzijn in de ogen van het publiek verbeterd is in de afgelopen jaren. Mensen zien echter duidelijk verschillen tussen de diergroepen – proefdieren zijn het slechtst af, recreatiedieren het best. Productiedieren en dieren in de natuur zitten ertussenin.

In de beschouwingen en essays in hoofdstuk 2-13 onderschrijven RDA-leden het beeld dat dieren nu beter af zijn dan 25 jaar geleden. Er is nu meer aandacht en zorg voor vrijwel alle diersoorten. In beginsel is er ook meer wettelijke bescher- ming, mogelijk met uitzondering van een aantal niet in de wet genoemde proef- dieren en dieren in de natuur. Bij professionele dierhouders en bij burgers zien we meer bewustzijn over het welzijn en de gezondheid van dieren. Bovendien zijn eigenaren in toenemende mate bereid om voor de zorg van hun dier te betalen. Toch vinden wij dat er nog steeds welzijnsverbeteringen nodig zijn voor alle diergroe- pen. Problemen met dierenwelzijn en diergezondheid zijn voor een deel structureel verankerd in de manier waarop en waarvoor wij dieren houden – in onze systemen. Bovendien zorgen nieuwe kennis en inzichten voor een bewegend welzijnsdoel. Zoals we in de inleiding al beschreven, uiten diverse groeperingen, organisaties

en individuen in onze samenleving veelvuldig kritiek op de omstandigheden waar- onder dieren gehouden worden, de wijze waarop wij met dieren samenleven en de manier waarop zij door ons gebruikt worden. Deze aanhoudende maatschap- pelijke kritiek onderstreept de noodzaak voor verbetering.

Dieren in de natuur

In de beschouwing en essays over dieren in de natuur zagen we dat mensen door de voortschrijdende kennis van ecologie en diergedrag steeds beter weten hoe ze het welzijn van dieren in de natuur kunnen waarborgen. Hierbij gaat het om een afweging van het welzijn van een bepaald individu tegen de effecten op het welzijn van de andere dieren in de populatie (c.q. in de levensgemeenschap). Het welzijn van dieren in de natuur heeft in toenemende mate de aandacht van het publiek en van beleidsmakers. Mensen behandelen verschillende diersoorten echter niet gelijk. Bij dieren zoals vogels en grote grazers is er veel belangstelling voor welzijn en gezondheid en wordt daar veel waarde aan gehecht. Maar bij de zogenaamde plaagdieren – muizen, ratten en veel insecten – is die belangstelling en zorg beduidend minder.

We zagen ook dat de maatschappelijke meningen over de omgang met dieren in de natuur sterk uiteenlopen – waar sommige mensen vinden dat ingrijpen in de natuur uit den boze is, stellen anderen voorop dat wij als mens verantwoordelijk zijn voor het wel en wee van dieren in de natuur. In de schurende kwesties die daardoor ontstaan, spelen beperkte kennis en wetenschappelijk verouderde inzich- ten vaak een prominente rol. Dit kan schadelijk zijn voor het welzijn van de die- ren. Er zijn bovendien zorgen over de leefomgeving die bij veel dieren onder druk staat en over de schrikbarende achteruitgang van veel insecten- en vogelsoorten. Het is cruciaal om maatregelen te nemen om het voortbestaan van deze dieren te garanderen – we moeten een leefomgeving van voldoende oppervlak en kwali- teit realiseren. De zorgen over de teloorgang van ecosystemen en de zorgen over het welzijn van individuele dieren en groepen dieren vallen steeds vaker samen. Productiedieren

In de beschouwing over productiedieren zagen we hoe de veehouderijsector na de twee wereldoorlogen economisch sterk is geworden door zoveel mogelijk, zo efficiënt mogelijk en met zo min mogelijk kosten te produceren. Deze intensieve

veehouderij had onbedoeld negatieve gevolgen voor dieren, milieu en biodiversi- teit. De laatste 25 jaar zijn we hier anders naar gaan kijken en dat heeft het welzijn van productiedieren merkbaar verbeterd. Vleeskalveren worden tegenwoordig bij- voorbeeld in groepen gehuisvest en ruwvoer is nu een vast bestanddeel van hun rantsoen. Melkkoeien hebben in loopstallen veel meer bewegingsvrijheid gekregen. Zeugen worden tegenwoordig in groepen gehouden, de ruimte per dier is vergroot en de dieren krijgen meer afleidingsmateriaal aangeboden. Mannetjesbiggen wor- den niet meer standaard gecastreerd. Voor leghennen zijn batterij-kooisystemen niet meer toegestaan en is het snavelkappen afgeschaft. Nederland heeft een van de meest gezonde dierpopulaties in Europa, mede door de eisen die de interna- tionale exportpositie aan gezondheid en welzijn stelt.

Maar er is geen reden tot zelfgenoegzaamheid want de veehouderijsectoren heb- ben nog steeds te maken met hardnekkige en nieuwe welzijnsproblemen. Denkt u aan lichamelijke ingrepen zoals staarten couperen, huisvestingsproblemen door krappe hokken, verveling door een prikkelarme leefomgeving, morbiditeit en sterfte van jonge dieren, transport over lange afstanden en problemen die samenhangen met het sociaal gedrag. Het zal moeilijk zijn om noodzakelijke verbeteringen in het huidige systeem te realiseren. Er is een diversiteit aan ontwikkelingen gaande om het welzijn van productiedieren verder te verbeteren, waaronder keurmerken voor diervriendelijkere voedselproducten en het incorporeren van dierenwelzijn in kwaliteitssystemen. Tegelijkertijd wordt de veehouderij gevraagd een omslag te maken passend in de transitie naar een kringlooplandbouw. Deze transitie biedt ook kansen om dierenwelzijn inclusief gezondheid structureel te verbeteren – het is essentieel dat diergezondheid en dierenwelzijn centraal staan.

Gezelschaps- en hobbydieren

In de beschouwingen en essays over gezelschaps- en hobbydieren zagen we dat er door professionalisering van de betrokken actoren en door toegenomen ken- nis over het houden en fokken van dieren een duidelijke verbetering in welzijn en gezondheid is gerealiseerd. Meer en meer worden gezelschapsdieren lid van het gezin en onderdeel van onze identiteit. Daarmee zitten gezelschapsdieren dicht bij onze emoties – plezier en zorg, passie en verdriet. In veel gevallen is deze emotie goed voor het bewaken van de gezondheid en het welzijn van deze dieren. Maar tegelijkertijd vergroten deze emoties ook de risico’s van vermenselijking en

modegrillen die dieronwaardig zijn. Ze belemmeren ons in het reflecteren op ons eigen gedrag, waardoor aankoopbeslissingen vaak minder weloverwogen zijn dan vanuit het oogpunt van dierenwelzijn wenselijk is.

In hoofdstuk 5 zagen we ook dat de komst van internet positieve effecten heeft op dierenwelzijn, via toegankelijke kennis en mogelijkheden om informatie uit te wisselen en kritisch tegen het licht te houden via bijvoorbeeld fora. Er zijn ech- ter ook schaduwzijden, zoals onbetrouwbare informatie en slecht controleerbare internethandel. En we zagen dat beschikbaarheid van kennis geen garantie is voor het toepassen van die kennis. Of het nu gaat om gezelschapsdieren of om hobby- dieren– waar mensen zich organiseren en samenwerken, zie je dat ze elkaar scherp houden, corrigeren en zin en onzin gemakkelijker onderscheiden. In de komende jaren zullen we aandacht moeten besteden aan ethische kwesties zoals het doden van gezonde dieren (denkt u aan niet herplaatsbare dieren in asielen), de toene- mende internationalisering (malafide hondenhandel) en risico’s op zoönosen. Dieren in dierentuinen, dierenparken en opvangcentra

In hoofdstuk 6 is beschreven hoe ook dierentuinen zich organiseren in samenwer- kingsverbanden en daarbinnen kennis over de houderij uitwisselen om de eigen- heid van de gehouden soorten zo goed mogelijk tot zijn recht te laten komen. De verblijven worden ruimer en gevarieerder. Bovendien huisvest men vaker verschil- lende diersoorten die een natuurlijk leefgebied delen bij elkaar in hetzelfde verblijf (ecodisplays). Ook weegt men de eisen die de soorten stellen nadrukkelijker mee bij het kiezen van diersoorten om te houden. Dit geldt in elk geval voor de gro- tere dierentuinen. Gelet op de sterke groei van het aantal kleinere tuinen, parken en opvangcentra is het voor de dieren van belang om ook daar de professiona- lisering via samenwerking te bevorderen. Omdat dierentuinen ook commerciële ondernemingen zijn die scherp moeten letten op de kosten, blijft het waarborgen van dierenwelzijn een balansoefening die voortdurend aandacht vraagt. Ook in vergunningverlening en in ethische kwesties rond het doden van overtollige en niet herplaatsbare dieren.

Proefdieren

Bij proefdieren zien we een positieve trend in het welzijn omdat er minder proef- dieren worden gebruikt en meer diersoorten onder de bescherming van de

proefdierwetgeving vallen. De aandacht voor proefdierenwelzijn is verbeterd, niet alleen door de nieuwe wetgeving, maar ook door professionalisering van de direct- betrokkenen. Een goede ontwikkeling is dat het doel van het onderzoek steeds nadrukkelijk wordt afgewogen tegen het ongerief dat dieren wordt aangedaan. Volgens ons is er echter meer aandacht nodig voor de huisvesting en verzorging van proefdieren, tijdens de proef en daarbuiten. Ook is er een betere bescherming nodig van alle dieren die als proefdier ingezet worden, omdat ook de dieren die niet onder de huidige wetgeving vallen – de meeste ongewervelden – ongerief kun- nen ervaren en een eigen waarde hebben.