• No results found

In de afgelopen 25 jaar is de wettelijke positie van dieren versterkt. Zo worden dieren in het ‘Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie’ erkend als wezens met gevoel en is de intrinsieke waarde van het dier blijvend verankerd in de Nederlandse wetgeving. Betekent dit dat het welzijn van productiedieren ook verbeterd is? Of zijn er nog hardnekkige welzijnskwesties overgebleven? Welke ontwikkelingen om dierenwelzijn te verbeteren zien we in de sector en in de maat- schappij? En wat is de plaats van de Nederlandse veehouderij in de geplande tran- sitie naar een kringlooplandbouw? In dit hoofdstuk maken we de balans op van het welzijn van productiedieren.

4.1 Nooit meer honger

Nu we op het punt staan om met ons voedselproductiesysteem een andere rich- ting in te slaan, is het goed om kort een blik achterom te werpen. Kort, want de uitdagingen liggen vóór ons. Een eeuw geleden woedde in Europa de Eerste Wereldoorlog, waardoor ons werelddeel afhankelijk werd van Amerikaanse voed- selhulp. Met geleend geld breidden de Amerikaanse boeren hun productie snel uit. Na deze oorlog ontstond in Amerika overproductie en tuimelden de prijzen omlaag. Het hoge – op voedselhulp afgestemde – productievolume was immers niet langer nodig. Bovendien was de industriële productie door mechanisering snel toegenomen, terwijl de lonen achterbleven en laagbetaalde immigranten uit arme delen van de wereld geen geld hadden om deze producten aan te schaffen. De overproductie, de verstoorde economische verhoudingen, de beurskrach van 1929 en de wereldwijde crisis die daarop volgde, waren uiteindelijk medeoorzaak voor de Tweede Wereldoorlog.1 Hierin werd Europa opnieuw getroffen door voed-

selgebrek en honger.

Om na beide oorlogen de voedselvoorziening in Europa veilig te stellen, ontwik- kelden de zes toenmalige EEG-lidstaten – Nederland, België, Luxemburg, West- Duitsland, Frankrijk en Italië – in 1958 een gemeenschappelijk landbouwbeleid.

helemaal oneens oneens

niet eens, niet oneens eens

helemaal eens

0 20% 40% 60% 80% 100%

In Nederland is vlees eten geen basisbehoefte die het slachten van dieren rechtvaardigt.

Je mag een (ouder) productiedier ook doden als het economisch niet meer nuttig is om het in leven te houden. Als wij varkens, koeien en kippen niet de mogelijkheden kunnen geven om hun natuurlijk gedrag uit te voeren, dan moeten we die

soorten niet als productiedier willen houden. Als wij varkens, koeien en kippen niet de mogelijkheden kunnen geven om hun natuurlijk gedrag uit te voeren, dan moeten we die

soorten niet als productiedier willen houden.

Vleesetende vissen (zoals een zalm) moet je in viskwekerijen alleen houden als je geen andere vis of

zeediertjes hoeft te vangen om ze te voeren.

Het is acceptabel om varkens genetisch te modificeren (oftewel het DNA te veranderen) zodat ze niet meer gevoelig zijn voor

ernstige infectieziekten.

In de huidige vorm van veehouderij is het niet mogelijk om dierenwelzijn te waarborgen.

In megastallen kan nooit sprake zijn van voldoende aandacht voor gezondheid en welzijn van de productiedieren.

Het verhogen van wettelijke normen voor het welzijn van dieren in Nederland zorgt ervoor dat de bedrijfsmatige dierhouderij verhuist naar het buitenland waardoor de dieren alleen maar slechter af zijn.

Op korte termijn zullen mensen steeds vaker vleesvervangers en namaakvlees eten en dat betekent het einde van de varkenshouderij.

Het moet in Nederland mogelijk zijn om vleeshonden te fokken voor de export naar Azië.

Als inwoner van Nederland ben ik de laatste 10 jaar aanzienlijk beter geïnformeerd over het welzijn van de productiedieren. Het welzijn van de productiedieren is de afgelopen 10 jaar sterk

verbeterd.

De productiedieren hebben het in Nederland veel beter dan in andere Europese landen.

Organisaties die zich beroepshalve met de dieren bezig houden, doen echt hun best om het welzijn van hun dieren te verbeteren.

De Nederlandse overheid doet wat nodig is om het welzijn van de

dieren te waarborgen.

Houders en verzorgers van de productiedieren doen het maximale om het welzijn van hun dieren te waarborgen.

7% 13% 27% 25% 19% 47% 40% 39% 43% 35% 15% 42% 43% 46% 47% 34% 32% 46%

enquêteresul

ta

ten

W

at vindt het Nederlandse publiek van de staat van productiedieren?

Productiedieren: dieren die in Nederland bedrijfsmatig worden gehouden in verband met produc- ten die van die dieren afkomstig zijn (vlees, melk, eieren, kweekvis, wol, leer en dergelijke).

Verdeeldheid over dierenwelzijn in huidige vorm van veehouderij

• Circa vier op de tien Nederlanders (39%) vinden dat we moeten luisteren naar wat het dier wil in plaats van onze eigen maatstaven gebruiken.

• Er bestaat verdeeldheid over de stelling dat het niet mogelijk is om dierenwel- zijn te kunnen waarborgen in de huidige vorm van veehouderij: 30% is het hier (helemaal) mee eens, terwijl 40% het (helemaal) niet eens is met de stelling. • Megastallen zijn in ieder geval niet populair. Zes op de tien Nederlanders (60%) vinden dat er in megastallen nooit sprake kan zijn van voldoende aandacht voor gezondheid en het welzijn van productiedieren.

10%

30%

30% 23%

7%

In de huidige vorm van veehouderij is het niet mogelijk om dieren-

welzijn te waarborgen. 3% 15% 42% 32% 7%

Wij mensen moeten niet onze eigen menselijke maatstaven gebruiken, maar hoognodig luiste-

ren naar wat het dier wil.

In megastallen kan nooit sprake zijn van voldoende aandacht voor gezond- heid en welzijn van de productiedieren.

10% 30%

30% 23%

7%

Hoe vaak eet u vlees bij de warme maaltijd?

Nooit 1 dag per week 2 dagen per week 3 dagen per week 4 dagen per week 5 dagen per week 6 dagen per week 7 dagen per week

4% 4% 7% 15% 16% 21% 18% 15%

Vier vijfde (81%) van de Nederlanders die vlees kopen zegt te letten op het Beter Leven Keurmerk of anderszins op diervriendelijke wijze is geproduceerd.

nee, nooit ja, soms ja, regelmatig ja, altijd weet ik niet,

daar let ik echt niet op Is vlees dan voorzien van het Beter Leven Keurmerk of anders- zins op diervriendelijke wijze geproduceerd?

3% 25% 38% 18% 16%

enquêteresul

ta

ten

W

Hierin stond voldoende betaalbaar voedsel voor alle burgers centraal – middels productieverhoging, een acceptabele levensstandaard voor boeren en stabilise- ring van markten.

Technologische innovaties hebben de productiviteit sindsdien steeds verder ver- hoogd, bijvoorbeeld door het verbeteren van de voersamenstelling, voederwinning, voedermethoden, melktechniek, mestaanwending, mestverwerking, huisvesting, diergezondheidszorg en dierfokkerij. Ook structuurverbetering, specialisatie, schaal- vergroting, onderzoek, onderwijs, samenwerking en professionalisering hebben bijgedragen aan een hogere productiviteit. De veehouderijsector is economisch sterk geworden door zoveel mogelijk, zo efficiënt mogelijk en met zo min mogelijk kosten te produceren. Lange tijd had de sector daarbij weinig oog voor de onbe- doelde negatieve gevolgen voor dieren, milieu en biodiversiteit. De verandering kwam pas op gang nadat onderzoek en experimenteerwerk perspectief boden op alternatieven. Tegelijkertijd trokken steeds meer Nederlanders van het platteland naar de stad (zie kader), raakte de veehouderij steeds minder vervlochten met de samenleving, groeide de kritiek vanuit de burgerij en werden de schaduwzijden van het economisch succes steeds pijnlijker zichtbaar.

4.2 Doorgeschoten succes

Anno 2019 hebben de samenleving en de landbouw een ambivalente relatie. Veel burgers beschouwen de voordelen van intensieve landbouw als vanzelfsprekend – goedkope levensmiddelen, een ruim assortiment, grote voedselzekerheid en voedselveiligheid en werkgelegenheid. Onze samenleving profiteert ook econo- misch van de bijzonder sterke exportpositie die de Nederlandse landbouw heeft opgebouwd, mede dankzij de Europese markt en het Europese landbouwbeleid, met een vrijwel gelijk speelveld als basis. Tegelijkertijd neemt de maatschappelijke kritiek op de negatieve gevolgen voor dieren, milieu en biodiversiteit toe. Burgers hebben kritiek op vroegtijdige sterfte van jonge dieren, routinematige lichamelijke ingrepen, het fokken op hoge productie, megastallen, gevaren voor de volksgezond- heid, overbemesting en de uitstoot van fijnstof, ammoniak, broeikasgassen, de aantasting van het landschap en de natuur en de achteruitgang van biodiversiteit. In deze thema’s zien we de twee gezichten van onze moderne tijd – individuele ontplooiing en vrijheid, efficiency en gemak gaan ten koste van de natuur en van andere collectieve waarden.