• No results found

schurende kwesties over dieren in de natuur

8.4 Dieren in het agrarisch gebied Het probleem

Wanneer de natuur binnendringt in de ruimte die wij als exclusief ons eigendom beschouwen, gaat het schuren. Wilde ganzen die zich voeden op akkers en boe- rengraslanden, bevers die akkers onder water zetten, wilde zwijnen die een golf- baan omwoelen – ze veroorzaken allemaal schade. Periodiek optredende hoge dichtheden van veldmuizen kunnen plaatselijk schade aan weide- en hooilanden veroorzaken. Plantenetende insecten reduceren het bladoppervlak van gewassen of remmen de groei. Vroeger werden zulke commensalen van de landbouw gro- tendeels als een onvermijdelijk rendementsverlies gezien. Bovendien wisten de landbouwers dat vraat aan landbouwgewassen niet altijd tot economische schade leidt – soms compenseren planten de verliezen later in het seizoen door sneller te groeien, zich meer te vertakken of rijker te bloeien. De landbouwers waren bereid een zekere schade te accepteren en grepen alleen in als de schade een bepaalde drempel overschreed.

Tegenwoordig wordt schade door dieren uit de natuur nauwelijks meer getolereerd. Als er toch schade is – bijvoorbeeld door ganzen op wintertarwe-akkers – dan moet dat door de overheid vergoed worden, want het is de overheid die verant- woordelijk is voor de hoge ganzendichtheid in ons land. Een ander voorbeeld van nultolerantie is dat wilde zwijnen slechts getolereerd worden in twee gebieden in Nederland, terwijl het een inheemse soort is die in principe in geschikte habitats in heel Nederland voor zou kunnen komen. Dat geldt ook voor edelherten. Eigenlijk is dus voor sommige dieren geen plaats meer in het landschap, behalve in de daar- voor bestemde reservaten. Het probleem daarvan is dat geïsoleerde populaties zich niet kunnen mengen met soortgenoten in andere populaties, waardoor ze

hun erfelijke variatie verliezen en uiteindelijk aan inteelt ten onder gaan. Zo blijkt uit recent onderzoek van Wageningen University & Research9 dat wilde zwijnen op

de Veluwe geïsoleerd leven van de rest van de Europese populatie en geen erfelijk materiaal kunnen uitwisselen met andere populaties.

De kans dat soorten uitsterven is veel groter in kleine geïsoleerde populaties. Zo verarmen onze natuurgebieden. Bovendien beperken de effecten van de moderne landbouw zich niet tot het landbouwareaal – ze dringen ook door in beschermde natuurgebieden. Daarbij gaat het om de effecten van bemesting, maar ook om pesticiden die via kringlopen in de natuurgebieden terecht komen. Het welzijn van dieren in de natuur is afhankelijk van zulke invloeden. Bepaalde pesticiden verstoren de cognitieve vaardigheden van insecten en de eutrofiering van natuur- gebieden door overbemesting maakt voedsel voor veel organismen schaars. De schrikbarende afname van insecten met wel 76% in 27 jaar is niet in landbouw- gebied, maar in natuurreservaten vastgesteld.10

De oplossing

Landbouwgronden vormen dus een belangrijke schakel in het beheer van biodi- versiteit en het is niet mogelijk om natuur en landbouw ruimtelijk te scheiden. De nultolerantie voor dieren op landbouwgronden is daarom niet te handhaven zonder negatieve effecten op de biodiversiteit. Onze landbouw zou zich aan deze realiteit moeten aanpassen. Het voornemen om een circulaire landbouwecono- mie te ontwikkelen, is daarvan een gevolg. Daarnaast erkent een steeds breder publiek dat ecosysteemdiensten zoals bestuiving van groot belang zijn voor de landbouweconomie. Als deze uitgangspunten kunnen worden vertaald in toege- past beleid, zal het conflict kunnen worden opgelost. Het is daarbij de vraag of beleidsaanpassingen voldoende zijn – mogelijk zijn er ook nieuwe verdienmodel- len te bedenken voor grondgebruikers.

8.5 Conclusie

De voorbeelden in dit hoofdstuk illustreren dat mensen heel verschillende visies kunnen hebben op de natuur. Sommigen idealiseren natuur als iets waarop de mens (nog) geen invloed heeft uitgeoefend. Anderen vinden dat de natuur in Nederland beheerd moet worden om voort te kunnen bestaan. Feit is dat in onze

kleine land natuur en cultuur samenvallen en sterk van elkaar afhankelijk zijn – overal in ons cultuurlandschap is natuur en overal in ons natuurlandschap is cul- tuur. De Nederlandse natuur kan meestal niet zonder beheer voortbestaan omdat zij klein en versnipperd is en omdat ze bestaat uit incomplete ecosystemen. Bij dat beheer lopen we snel tegen botsende belangen aan. Het welzijn van individu- ele edelherten kan botsen met het welzijn van hun soortgenoten en andere dier- soorten in de Oostvaardersplassen. Onze goedbedoelde pogingen om gestrande zeehonden te redden, blijken ten koste te gaan van andere zeehonden. En waar dieren het agrarisch gebied betreden, gaan de belangen van mens en dier botsen. Gelukkig is er steeds meer ruimte voor de visie dat een gezonde landbouw ook afhankelijk is van biodiversiteit en dat insecten niet alleen plaagdieren zijn, maar ook een belangrijke rol spelen bij de bestuiving van gewassen en de biologische bestrijding van plagen.

Bronnen

1. Vera, F., 1988. De Oostvaardersplassen: Van spontane natuuruitbarsting tot gerichte natuurontwikkeling IVN/Grasduinen. 168 pp.

2. Rasmussen, D.I., 1947. Biotic communities of the Kaibab Plateau, Arizona Ecol Monograph. 11(3), 231-275.

3. Staatsbosbeheer, 2018. In maart veel grote grazers in de Oostvaardersplassen afge- schoten Staatsbosbeheer Nieuws, gepubliceerd op 05-04-2018.

4. ICMO, 2006. Reconciling Nature and Human Interest. Report of the International Committee on the Management of large herbivores in the Oostvaardersplassen (IMCO). Wageningen UR- WING rapport 018, Den Haag/Wageningen. 24 pp.

5. ICMO2, 2010. Natural Processes, animal welfare, moral aspects and management of the Oostvaardersplassen. Report of the second International Commission on Management of the Oostvaardersplassen (ICMO2). Wing rapport 039, Den Haag/Wageningen. 92 pp. 6. Van Geel, P., 2018. Advies beheer Oostvaardersplassen. Kaders voor provinciaal beleid

Provincie Flevoland. Rapport van de externe begeleidingscommissie Oostvaardersplassen, 78 pp.

7. RDA, 2018. Dierenwelzijn bij herplaatsing grazers Oostvaardersplassen. RDA, Den Haag. 7 pp.

8. Van der Zande, A.N., van Alphen, J.J.M., Goodman, S.J., Meijboom, F.L.B., Stegeman, A.J. en Thompson, D., 2018. Advice of the Scientific Advisory Committee on Seal Rehabilitation in The Netherlands. Wageningen Environmental Research, Wageningen. 86 pp. 9. De Groot, G.A. en Jansman, H.A.H., 2018. Hernieuwde uitwisseling bij de Veluwse zwij-

nen werpt vruchten af. Zoogdier. 29 (2018)3, ISSN 0925-1006, p. 3-5.

10. Hallmann, C.A., Sorg, M., Jongejans, E., et al., 2017. More than 75 percent decline over 27 years in total flying insect biomass in protected areas. PLoS One. 12, 18-22.