• No results found

School-idyllen

In document Cissy van Marxveldt: Een biografie (pagina 71-76)

Joop op haar beurt lijkt tot op zekere hoogte op Jet van Marle, het hoofdperso- nage uit Top Naeffs debuutroman School-idyllen, een verhaal over een hbs’er die met haar vriendinnen regelmatig de school op stelten zet en aan tbc bezwijkt. De eerste druk van deze roman verscheen in 1900, negentien jaar voor de pu-

214 Volgens het leerlingenboek van de Rijks Hogere Burgerschool Heerenveen, Tresoar, inv.nr. 44-03. 215 Prosé 1963: 36.

216 Strengholt 1928: 1316-1317.

217 Ongepubliceerd dagboek, aantekening van 18 oktober 1908. Privéverzameling Setske Jansen-Beek. 218 Mondelinge mededeling Herman Keuning, 28 oktober 2008.

blicatie van De H.B.S.-tijd van Joop ter Heul. Het boek had onmiddellijk succes, en werd, ondanks kritiek uit godsdienstige en socialistische hoek, algauw een al- gemeen begrip.220 Hoe populair School-idyllen was, blijkt uit de vele brieven die

Naeff van lezers ontving. Zo schreef de voorzitster van een club van vrouwelijke kweekschoolleerlingen dat ze het ‘dol’ zou vinden als Naeff ‘zoo goed zoudt willen wezen, ons eens terug te schrijven, en het spreekt vanzelf dat we uwen brief als een heilig reliquie in ons archief zullen bewaren’.221

In ‘Wat voorbij ging’, een autobiografische schets uit 1930, vertelt Van Marx- veldt hoe een van haar vriendinnen op de hbs in Heerenveen ‘op een gedenkwaar- dige Zaterdag – de dag der Bieb-boeken – School-idyllen bemachtigde’. Ze hadden maandenlang tevergeefs geprobeerd het boek te lenen. Toen ze het eindelijk kre- gen, lazen ze het onmiddellijk: ‘We begonnen er meteen aan in het vrije kwartier. We stonden in de portiek van de school te lezen met de armen om elkaar heen en vergaten alles. Zaterdagavond nog las mijn vriendin het uit en Zondag verslond ik het.’222

Ook Setske en haar vriendinnen besloten Naeff een brief te schrijven. Niet om hun bewondering te uiten – of beter: niet alleen −, maar om erachter te komen in hoeverre School-idyllen op het leven van de schrijfster was geënt: ‘Maar Top Naeff wilden we schrijven. Een meisje uit de tweede klas wist zeker, dat Top Naeff Jet was, een mededeeling, die ons de dood van Jet in een minder schril licht deed bekijken. Maar een meisje uit de derde wist even zeker, dat ze in de figuur van Maud gekropen was. Waarop mijn vriendin vastberaden zei: “Weet je wat, laten we ’t haar zelf vragen.”’223

Die brief kwam er niet. Voor het verhaal dat Van Marxveldt in ‘Wat voorbij ging’ vertelt, is dat verder niet van belang, want het incident fungeert hier als

220 Vgl. Vaartjes 2010: 55-58. ‘School-idyllen, dat gezien werd als een nieuw type meisjesboek, kreeg een bijzonder gunstig onthaal, niet alleen in de pers, maar ook bij de lezeressen. Top Naeff ontving dwepende brieven van meisjes die gelachen hadden om de grappen en gehuild bij het sterfbed van Jet.’

221 Vaartjes 2010: 55. 222 Van Marxveldt 1930: 19. 223 Van Marxveldt 1930: 19.

opstap voor de verwijzing naar Van Marxveldts eigen succes en de samenhang van haar leven en werk:

En aan deze brief, die nooit geschreven werd, omdat we over het opschrift met twaalfjarige heftigheid aan het kibbelen sloegen: – mijn vriendin wilde ‘Geachte Mevrouw’ erboven schrijven, terwijl ik vierkant voor ‘Lieve Top’ was – aan die ongeschreven brief heb ik later nog vaak moeten denken. Want liggen er niet vele brieven in de la der schande met ‘Lieve Cissy’ erboven, en hunkerend met vragen als deze: ‘Was jij zelf Joop ter Heul? Is je man Leo van Dil? Heeft juffrouw Wijers bestaan? En Julie? En Juut uit de Stormers?’ Etcetera – Etcetera.224

In dit essay vertelt Van Marxveldt ook dat ze zich al op de lagere school aan het schrijven had gezet. Dat had echter niet meer opgeleverd dan schrijfnonsens, waarmee haar wijze vader – ‘hoè verstandig, dat heb ik pas veel later ingezien’ − korte metten maakte.225 Pas toen ze op de hbs in Heerenveen zat, zegt ze hier, was

ze aan haar ‘eerste, echte boek’ begonnen, ‘achterin een verfomfaaid meetkunde- schrift’. Een dramatisch verhaal over twee vriendinnen noemt ze het, ‘waarvan de heldin met de toen door mij zeer geliefde naam Lydia gezegend was’. Maar ook dat verhaal vlotte niet. ‘Dit boek droeg ik als een geheim, verstopt in mijn school- tasch, mee door mijn dagen. Natuurlijk waren er vele moeilijkheden te bekampen. Mijn twee vriendinnen spraken heel anders dan wij in het normale leven deden. Ik kon ze maar geen gewone vlotte conversatie in de mond leggen. En ook de vader van Lydia drukte zich volkomen anders uit dan mijn eigen vader – de vader van Joop ter Heul – placht te doen. […] Ik pijnigde mijn hersenen en verfoeide Lydia en haar lotgevallen.’226

224 Van Marxveldt 1930: 19-20. 225 Van Marxveldt 1930: 18. 226 Van Marxveldt 1930: 19.

Minstens twee dingen maakte Van Marxveldt hiermee duidelijk: dat ze van jongs af aan op zoek was naar een stijl die recht deed aan het dagelijkse leven, en dat we de vader van Joop ter Heul als het evenbeeld van haar vader moeten beschouwen. Maar het belangrijkste is dat ze het verhaal over haar eerste schrijfpo- gingen verbond met het verhaal over haar kennismaking met School-idyllen, ook al leidde dat in eerste instantie tot het inzicht dat ze niet kon schrijven. Toen ze Naeffs roman uit had, vertelt ze verder in ‘Wat voorbij ging’, ‘verscheurde ik mijn eigen bloedelooze Lydia, terwijl ik me voornam om nooit, nooit meer een letter op papier te zetten’.227 Daarmee liet Van Marxveldt weten hoe ze zelf over haar

werk dacht, of beter: welke status ze het gaf. Met de verwijzing naar School-idyllen plaatste ze haar serie over Joop ter Heul in de traditie van klassieke bakvisromans, want dat was Naeffs roman ook in het interbellum al.228

Met lichte veranderingen in de chronologie en de details vertelde Van Marx- veldt het verhaal over haar eerste, mislukte schrijfpogingen in verschillende inter- views die tussen 1927 en 1948 verschenen, telkens weer met verwijzingen naar School-idyllen. In een gesprek met de journaliste en schrijfster Hélène van Meek- ren in de Haagsche Dameskroniek van 4 juni 1927 herinnerde Van Marxveldt zich hoe zij en haar vriendinnen ‘in de portiek van de H.B.S. zilte tranen vergoten om die arme Jet, die dood ging’. School-idyllen, zegt ze hier, zette haar tot een eerste, maar mislukte schrijfpoging aan: ‘Zoo’n boek te schrijven, leek mij ’t heerlijkste, wat er kon bestaan, en vol moed begon ik in een oud meetkundeschrift een ver- haal te kladden, dat ik met veel fantasie had bedacht en waarin de hoofdfiguur den toen voor mijn gevoel buitengewoon dichterlijken naam van Lydia zou dragen. […] Reeds na drie bladzijden begreep ik, dat ik het niet kon, en dat heb ik mij toen werkelijk héél erg aangetrokken.’229

Volgens dit interview schreef Van Marxveldt nog tijdens haar hbs-tijd een tweede verhaal, dat ze goed genoeg vond om aan een krant aan te bieden. Als

227 Van Marxveldt 1930: 19.

228 Vgl. artikelen in De Hollandsche Lelie van 1 januari 1919:417-421, en van 15 december 1920: 418- 420; Van Lith-van Schreven 1936: 174.

zestienjarige, zegt ze hier, schreef ze een novelle met de titel ‘Zijn vrouw’. Zonder iemand iets te vertellen bracht ze het manuscript naar Jacob Hepkema in Heer- enveen, de redacteur van Het Nieuwsblad van Friesland. Die drukte het af, maar keerde geen honorarium uit, wat Setske zou hebben afgebracht van haar voorne- men om schrijfster te worden.230 Een ‘werkelijk bescheiden schrijvende vrouw’

noemde Strengholt Van Marxveldt vanwege dit soort uitspraken in het interview uit 1928.231 Met bescheidenheid hadden die echter niet zoveel te maken, tenmin-

ste, niet alleen.

Het verhaal ‘Zijn vrouw’ is in geen enkele jaargang van het Nieuwsblad van Friesland te vinden. Ook niet onder de naam Kitty van ‘t Woudt, het pseudo- niem dat Van Marxveldt volgens het interview met Van Meekren had gebruikt.232

Maar waar of niet, daar gaat het hier niet om. Van Marxveldts verwijzing naar School-idyllen, het verhaal over de mislukte schrijfpogingen en de teleurstellende reactie van de redacteur van de krant plaatsen haar loopbaan als schrijfster in het kader van conventionele verhalen van en over auteurs. Daarin worden succes en aanzien pas bereikt na mislukte schrijfpogingen en verkeerde inschattingen van uitgevers. ‘Welke grote man heeft ook weer gezegd, dat de grootste schrijvers klungels van opstellen maken?’ zei Van Marxveldt in een interview uit 1934. Ook daarmee gaf ze impliciet aan dat ze haar verhaal over het begin van haar carrière op één lijn stelde met het klassieke, westerse levensverhaal waarin de held vele obstakels en krachtmetingen moet doorstaan om uiteindelijk het succesvolle be- staan te kunnen leiden waartoe hij – want het gaat hier in principe om een hij – is voorbestemd.233 Het enige, maar tekenend, verschil tussen Van Marxveldts verhaal

en dat van de klassieke, mannelijke held is dat de held voortdurend zelf actief beslissingen neemt, maar dat in Van Marxveldts verhaal over het begin van haar loopbaan als schrijfster de belangrijkste beslissingen steeds door mannen voor haar werden genomen.

230 Van Meekren 1927: 5. 231 Strengholt 1928: 1316. 232 Van Meekren 1927: 5. 233 Vgl. Conway 1998: 7.

In document Cissy van Marxveldt: Een biografie (pagina 71-76)