• No results found

Als een dienstmeid

In document Cissy van Marxveldt: Een biografie (pagina 103-109)

Uit de verdere dagboekaantekeningen blijkt dat Setske zich niet alleen als jonge, sterke en nuchtere Friezin tegen Mrs. Ellis afzette, maar ook als vrolijke bakvis. Mrs. Ellis fungeerde daardoor in het dagboek als de antiheldin in een meisjesboek, dat wil zeggen: de tegenpool van het heldhaftige hoofdpersonage. Waar Setske over zichzelf vertelde dat ze blaakt van gezondheid (ook al klaagde ze af en toe over hoofdpijn en duizeligheid) en ervan hield te rennen en te ravotten, schreef ze dat Mrs. Ellis vaak in bed lag of zich graag met haar uiterlijk bezighield. En waar Mrs. Ellis volgens Setske steeds weer op het belang van goede manieren en de juiste kleren hamerde, noemde Setske haar eigen gedrag, precies zoals de kranige en vrolijke Puck uit Naeffs In den dop dat doet, als ‘on comme il faut’. Dat wil zeggen, niet zoals het keurige jongedames betaamde, maar wel zoals vrijgevochten bakvissen dat deden.304

Op 27 augustus vertelde Setske in haar dagboek uitgebreid (en met oog voor de vermakelijkheid van de situatie) over de allesbehalve elegante manier waarop ze met Molly door Coventry wandelde:

Direct na breakfast ging ik met Molly te wandelen, omdat Molly anders de dokter hinderde, zei Mevrouw, ik snap nou toch compleet niet hoe ze

303 Dagboekaantekening van 30 augustus 1908.

304 Een deftige tante van Puck is gechoqueerd door het gedrag van haar nichtje, dat met een jongen alleen, dus zonder chaperonne, taartjes heeft zitten eten bij de patissier: ‘Tante Louise vond ’t alles allesbehalve comme il faut.’ Naeff 1906: 33.

het gehad hebben, toen ik er nog niet was. – En die uittocht van ons is vermakelijk. Vooreerst Molly natuurlijk en de pushcar, dan een parapluie voor mij en Molly, dus dat is 2 voor mogelijke komende regen, dan Molly’s pop, dan een wagen voor de pop, gehaakt over de pushcar en belemmerend het verkeer op het trottoir; dan mijn kousen of course, en gister had ik ook nog een trekpot met melk in de hand, een trekpot, want de flesch was nergens te vinden. Zoo karren we dan door Coventry’s straten, ik elk oogenblik met mijn liefste stem zeggend: Mind please. Ik vang nog al eens wat lachende blikken over mijn gevaarte op, maar dat bomt me niks (on comme il faut).

Ook Setskes taalgebruik was niet zoals het een jong meisje van goeden huize be- taamde. In haar dagboek gebruikt ze ‘kerelachtige’ woorden als ‘juichen’, ‘bom- men’, ‘knaleffect’, ‘kolossaal’ en ‘als een razende’ – woorden die de bakvissen in de boeken van Tine van Berken en Top Naeff ook graag bezigen.305 Het gebruik van

die woorden doet vermoeden dat Setske, Van Berkens en Naeffs schrijfstijl imite- rend, het dagboek ook gebruikte om haar eigen pen uit te proberen.

Haar gedrag op straat noemde Setske eveneens ‘on comme il faut’. Nadat tij- dens een wandeling de riem van Toby per ongeluk in de benen van een oudere heer verstrikt was geraakt, maakte ze in haar dagboek een gewaagd grapje dat ze liever een jongen had gevangen. Maar omdat Setske haar dagboek ook voor haar ouders schreef, corrigeerde ze zichzelf meteen, benadrukkend dat het hier echt maar om een grapje ging:

We liepen door Fleet street een verbazend drukke straat en daar opeens had ik een ouwe heer gevangen. Toby die ik aan de pushcar vastgebonden had, was om die ouwe heer die vol aandacht voor een winkel stond, heengedraaid

305 In Tine van Berkens Het klaverblad van vier uit 1894 komt minstens vier keer het woord ‘kolossaal’ voor en Bep, het ik-personage, ‘toetert’ als ze ‘roepen’ bedoelt. Puck uit Naeffs In den dop ‘poetst ’m’ als ze bedoelt dat ze wegrent, houdt haar kleren met spelden en broches bij elkaar, ‘wurmt’ een brief door een brievenbus, en wordt op taartjes ‘gefuifd’.

en de Mijnh. zat heelemaal in ’t touw vastgerold. Wanneer ’t nou eens een jongen geweest was… ik meen er niets van hoor dagboek. O ik had zoo’n lach, en ik kon haast niet eens zeggen ‘I am sorry.’306

Met haar nuchtere, onverbloemde en bakvisachtig manier van schrijven onder- scheidde Setske zich van contemporaine dagboekschrijvers die zich op de ‘hogere’ literatuur richtten, zoals Emmy van Lokhorst, een latere collega. Die vulde als zeventienjarige in hetzelfde jaar haar dagboek met introspectieve, gestileerde en lichtelijk erotische passages, zoals deze: ‘Soms beschouw ik mezelf, als was ik een ander. Nu bijvoorbeeld voel ik een wrevelige antipathie tegen mijn eigen tegen- woordigheid. Soms ook hou ik intens van mezelf, met een liefdegolf die me blij maakt dat ik besta. Soms zou ik mezelf zacht willen strelen en koesterend troosten. Nu voel ik een lichte lust, om mezelf weg te duwen met een ruwe stomp.’307

Setskes voorkeur voor nuchterheid en no-nonsense kwam ook tot uitdrukking in de manier waarop ze zich kleedde. Ook wat dat betreft benadrukte ze steeds het verschil tussen haarzelf en Mrs. Ellis. Mrs. Ellis, schreef Setske, vond de kleren van haar au pair te provinciaals. Zo meldde ze op 4 september: ‘[T]oen Mevrouw thuiskwam en me vroeg: Wat heb je gedaan? en ik heel laconiek antwoordde “ge- naaid” zei ze “’t was beter dat je je gekleed had.” “Ik heb me gekleed” zei ik nog deemoedig, hoewel ik kookte. Ik had een andere blouse aangetrokken mijn wol- lene, omdat ik het zo koud had. Nou ze nam me op en draaide zich toen af, ook deze blouse viel niet in de smaak.’

Setske op haar beurt vond de manier waarop Mrs. Ellis zich kleedde overdre- ven: ‘Mevrouw kwam beneeden te dineeren en was kostelijk vervelend, nou enfin, dat zal ik maar aan haar ziekte toeschrijven. Na dinner ging ze direct naar booven, waar ze me al haar schatten, zooals kousen, ondergoed, blouses enz. toonde. Nou ik toonde me bij alles kolossaal verrukt en ’t was ook echt de moeite wel waard. Hoe ze alles uit elkaar houdt weet ik nog nooit. Maar zeven kousen voor morgen,

306 Dagboekaantekening van 14 september 1908.

middag en avond ba – ba wat een soesah!’ Dat Mrs. Ellis Setske misschien wilde helpen haar smaak te veranderen, kwam niet bij Setske op.

Op dezelfde dag vertelde Setske hoe Jack tot haar grote vreugde een jurk van zijn tante had aangetrokken.308 Maar Jacks aanbod om de jurk ook aan te trekken,

sloeg ze af: ‘’t Was moppig, maar toen Jack zei: “Hè toe, trek jij hem aan,” zei ik toch: “Nee dat doe ik niet” hoewel honderden stemmetjes me drongen “Doen, doen, doen.”’ Setskes weigering om de jurk van Mrs. Ellis aan te trekken maakt haar meteen iets minder bakvisachtig; Bep uit Van Berkens Het klaverblad van vier en Puck uit In den dop hadden de jurk onmiddellijk over hun hoofd gegooid.

Er komen in het dagboek meer passages voor waarin de bakvis strijdt met het oudere meisje. Maar Setskes grootste grief bleef dat Mrs. Ellis haar, de dochter van de hoofdonderwijzer van Oranjewoud, niet als gelijke behandelde. Zoals blijkt uit de volgende aantekening van zondag 6 september: ‘En ’t was zulk lekker weer, alle jonge meisjes van mijn leeftijd wandelden in lieve japonnetjes met vroolijke gezichten door Coventry’s straten en ik zwoegde doodmoe achter Molly’s pushcar, me zoo ongelukkig gevoelend; anders zat ik met zulk mooi weer thuis op de bank te lezen of ik speelde piano en nu loop ik als een dienstmeid achter een wagen te sjouwen.’

De toekomst

In sterk contrast met haar klachten over Mrs. Ellis staan Setskes gedachten aan thuis, vooral aan haar vader. Die werden opgeroepen door mensen op straat, zo- als door een oudere meneer, die Setske dagelijks tegenkwam en met wie ze ‘een lachende groet’ uitwisselde. Of door een groep jongens die ze een school zag bin- nengaan en die haar deden wensen dat de onderwijzer ‘mijn lieven Daddy’ was.309

Met de beide dienstmeisjes voelde Setske zich verbonden door hun gemeen-

308 ‘Molly kregen we met het vooruitzicht van te mogen verven gewillig in de nursery en toen werd van overmaat van geluk het weer ook nog mooi. Ik voelde me zoo lollig en gilde het uit om Jack die in de badkamer een japon van Mevrouw ontdekte en gekleed in zwarte doorschijnende, gedecolleteerde, stukkene robe met wit zijde stukkene parasol, hoog in de nursery troonde, en mijn slaapkamer van tijd tot tijd versierde.’

schappelijke afkeer van Mrs. Ellis. Zodra hun werkgeefster het huis voor langere tijd verliet, voerden ze samen luid zingend woeste dansen uit. Als mevrouw een van hen berispte, bemoedigden ze elkaar door erop te wijzen dat ze vrij waren om het dienstverband te verbreken. Setske leerde Clara een paar Nederlandse woord- jes en liedjes, en ging op visite bij Clara’s getrouwde zus. En als Setske al te droevig was, troostte Clara haar. Toch bleef er een afstand bestaan tussen Setske en de beide dienstmeisjes. Op 19 augustus vertelde Setske aan haar dagboek dat ze de hele avond had moeten staan strijken, en dat Anny haar daarom had beklaagd: ‘“’t Is schande, dat ze u zo laat nog aan ’t strijken zet” zei Anny tegen me, toen ik om een warmen bout beneden kwam, met ze onze Mevrouw bedoelend natuurlijk.’ Hoewel het ‘onze’ een gemeenschappelijke positie suggereert, wordt dat ontkracht door de onderstreping – die maakt duidelijk dat dat ‘onze’ niet vanzelfsprekend was. Bovendien vertaalde Setske het Engels ‘you’ waarmee Anny en Clara haar aanspraken, niet met ‘jij’ of ‘jou’, maar met ‘u’.

Hoewel nergens is opgetekend dat Setske gedoopt was, is het duidelijk dat ze banden met de Hervormde Kerk had.310 In haar dagboek verwijst ze naar een lied

van de zeventiende-eeuwse predikant Jodocus van Lodenstein dat als gezang 75 in het Liedboek van de Hervormde Kerk was opgenomen: ‘Hoog, omhoog het hart naar boven’.311 Met dat lied zong ze zichzelf moed in. Soms bad ze om kracht, zo-

als op 30 augustus: ‘En nu weer een lange week voor mij. Ik wil mijn best doen die met moed in te gaan, ik bid God om kracht, en volharding, want soms denk ik dat ik het niet meer uit zal houden…’ Ze ging ook graag naar de kerk. Op zondag 6 september stuurde Mrs. Ellis haar naar de kerk die aan de voet van Stoney Stanton Road stond, en nog steeds staat. De aardige gestes van gemeenteleden die haar een kerkboek gaven, haar hielpen met het vinden van de liederen en de liederen zelf zetten Setske aan tot ongewoon ernstige beschouwingen over haar toekomst: ‘Het zingen was zoo aardig, een psalm had zoo’n mooie wijs en naast me zat een jongen

310 In een interview uit 1937 heeft Van Marxveldt het over een dominee die haar en haar vriendinnen catechisatie gaf.

311 Jodocus van Lodenstein: ‘Hoog, omhoog het hart naar boven, hier beneden is het niet’. Dagboekaantekening van 18 augustus 1908.

die 2de stem zong en bepaald een prachtige stem had. En ik moest toch aldoor aan mijn toekomst denken, wat zal ik de volgende zondag misschien in dezelfde kerk voor gedachten hebben? O duistere toekomstsluier, waarom kunnen wij men- schen niet een tipje van je oplichten om eventjes maar te zien wat ons beschoren ligt. – Ik kwam toch prettiger uit de kerk dan toen ik er heenging.’

Het was niet alleen kommer en kwel in Coventry. Af en toe genoot Setske ook van een uitstapje of een komische opera, waartoe Mrs. Ellis haar en de dienstmeis- jes uitnodigde. Opmerkingen over traktaties van Mrs. Ellis maakte Setske in haar dagboek slechts terloops, alsof ze zich daarmee niet van haar woede op Mrs. Ellis af wilde laten brengen. Ze wandelde ook graag in de velden rond Coventry, alleen met Molly of samen met Jack, en soms zelfs met Mrs. Ellis. Op een dag maakt het hele gezin met Setske een reis naar Brandon, een dorp ten oosten van Coventry; eerst met de tram, toen te voet, en vervolgens met paard-en-wagen. Onderweg dronken ze thee in een hotel, wat Setske geweldig vond: ‘Eenig was dat, een over- vloedige tafel die we alle eer aandeden, een leuke, landelijke kamer vol bloemen, een mooi uitzicht, ik voelde me echt vroolijk!’312 Helaas moest ze algauw alleen

met Molly per trein terug naar Coventry.

In een ontroerende passages vertelt Setske hoe zij en Molly tijdens een wande- ling buiten de stad door een regenbui werden overvallen. Bij een groot huis vroeg Setske de tuinman of ze onder een boom konden schuilen. Die gaf toestemming, liep weg en kwam even later terug met de mededeling dat de beide meisjes binnen mochten komen. Daar werden ze ontvangen door de bewoonster van de villa en haar dochter, die hen met koekjes, melk en limonade verwenden. Het fijnste was dat de twee dames echte belangstelling toonden voor Setske. Ze troostten haar zo lief dat Setske ervan moest huilen:

Ze vroegen mij of ik een Française was en toen vertelde ik hun alles van mijn thuis en van mijn vaderland. O, ’t was zoo leuk, ik had er wel de heele middag willen blijven, maar ik durfde op ’t laatst niet langer, omdat ik bang

was dat Mevrouw ongerust mocht worden. En toen werd Molly in een groote cape gewikkeld en ik kreeg een parapluie en we namen afscheid. En toen gaf de oude dame me een zoen en zei: ‘A kiss from your mother’ − ik werd opeens zo naar, dat ik begon te schreien. ‘A kiss from your mother’ − hoe miste ik opeens Moe en hoe verlangde ik er opeens naar Peep en Moes, al was ’t maar even, weer te zien.

‘A kiss from your mother’ die woorden bleven me de heele middag bij en de heele verdere dag ben ik triestig gebleven.313

In document Cissy van Marxveldt: Een biografie (pagina 103-109)