• No results found

Samenvattend overzicht

In document Opsporen onder dekmantel (pagina 183-188)

5.3 De resultaten van undercovertrajecten en hun bijdrage aan opsporing en berechting

5.3.2 Samenvattend overzicht

In figuur 1 en in figuur 2 wordt, voor respectievelijk SI en/of PK/PDV en IF, een samenvattend overzicht gegeven van de uitvoering van under-covertrajecten en de bijdrage die deze trajecten leveren aan de opsporing en berechting van verdachten. In de figuren wordt schematisch en getals-matig het volgende proces beschreven: zaken waarin inzet van een under-covertraject is overwogen (alleen voor SI en/of PK/PDV) – zaken waarin is besloten tot inzet (ja/nee) – zaken waarin een undercovertraject is gestart (ja/nee) – zaken waarin contact is gelegd met het subject (ja/nee) – zaken waarin het operationele doel van het undercovertraject is bereikt (ja/nee/ deels) – zaken waarin het undercovertraject een bijdrage heeft geleverd aan opsporing en/of berechting (ja via bewijs/ja via informatie/nee). Dit proces verloopt als een soort trechter; er blijven steeds minder zaken over.

Figuur 1 Nederlandse opsporingsonderzoeken waarin is over-wogen om SI en/of PK/PDV* in te zetten, naar uitvoering, resultaten en bijdrage aan opsporing en berechting, 2004**

Inzet SI en/of PK/PDV overwogen: 89

Besluit inzet traject: 37 Besluit geen inzet traject: 52

Gestart: 34 Niet gestart: 3

Contact subject: 31 Geen contact subject: 3

Resultaat: operationele doel deels bereikt: 3 Resultaat: operationele

doel bereikt: 11

Bijdrage aan opsporing/berechting · geen bijdrage: 2

Resultaat: operationele doel niet bereikt: 17

Bijdrage aan opsporing/berechting: · wel bijdrage: 12, waarvan:

- bewijs t.b.v. veroordeling verdachte: 7 - uitsluiting verdachte: 4

- sturingsinformatie: 1

* Stelselmatig inwinnen van informatie en/of pseudo-koop/-dienstverlening. ** Jaar van aanmelding bij het infiltratieteam.

In 2004 is (naar schatting) in 89 Nederlandse opsporingsonderzoeken overwogen om een undercovertraject in te zetten (zie paragraaf 4.3.1). Daarvan wordt in 37 zaken ook besloten tot de inzet van een dergelijk traject. In alle gevallen gaat het daarbij om SI en/of PK/PDV, geen enkele keer betreft het IF. In 3 van deze 37 zaken wordt de inzet afgeblazen voor-dat met de uitvoering is begonnen.

Uiteindelijk wordt dus in 34 zaken daadwerkelijk begonnen met de uitvoe-ring van SI en/of PK/PDV (zie paragraaf 4.4.2). Bij de uitvoeuitvoe-ring van deze 34 undercovertrajecten lukt het undercoveragent(en) in 31 gevallen contact te maken met het subject (niet per se de hoofdverdachte; zie para-graaf 4.5.1).

Vervolgens is in 14 van deze 31 zaken het infiltratieteam erin geslaagd om nadat contact is gelegd met het subject, het verdere traject zodanig te laten verlopen dat het operationele doel van het undercovertraject (deels)

wordt bereikt, dat wil zeggen dat het de undercoveragent(en) is gelukt om, in een aantal zaken nadat via het subject contact is gemaakt met de feitelijke hoofdverdachte(n) of nadat de verdachten zijn geïdentificeerd, relevante informatie te verzamelen en/of een voorgenomen PK/PDV uit te voeren. In de andere 17 zaken waarin er contact is geweest tussen de under coveragent en het subject, is het operationele doel niet bereikt (en heeft het undercovertraject ook geen bijdrage geleverd aan de opsporing of berechting van verdachten).

Van de 14 zaken waarin het operationele doel van de SI en/of PK/PDV (deels) is bereikt, heeft het undercovertraject 12 keer ook een bijdrage geleverd aan de opsporing en/of berechting van verdachten. Kijken we terug naar alle zaken waarin een SI- en/of PK/PDV-traject is ingezet (waarin dat traject tenminste ook daadwerkelijk is gestart), dan geldt dus dat van 34 trajecten er 12 een bijdrage hebben geleverd aan de opsporing en/of berechting.

Van de 12 trajecten die een bijdrage hebben geleverd aan de opsporing en/ of berechting, gaat gaat het in 7 gevallen om bewijs dat door het under-covertraject is aangeleverd en op basis waarvan de verdachte(n) (mede) is (zijn) veroordeeld in eerste aanleg. In 6 van deze 7 zaken heeft het via het undercovertraject verkregen bewijs, en in een aantal gevallen indirect ook de door het traject verzamelde sturingsinformatie, een belangrijke rol gespeeld bij de veroordeling van verdachte(n) in eerste aanleg. In de 7e

zaak is het bewijs niet van doorslaggevend belang geweest, maar heeft de ingezette SI wel ook geresulteerd in het inzicht dat een ander deel van de verdenking die er ten aanzien van de verdachte bestond, niet juist was. In 5 zaken heeft het undercovertraject geen bewijs opgeleverd maar bestaat de bijdrage uit informatie die ten dienste is gemaakt in het opspo-ringsonderzoek. 4 keer heeft het opsporingsteam op basis van de inzet van SI een verdachte van verder onderzoek uit kunnen sluiten en in 1 zaak bestaat deze informatie uit zogenoemde sturingsinformatie. Zoals gezegd heeft in 1 van de zaken waarin het undercovertraject bewijs heeft gegene-reerd, het traject ook tot uitsluiting van een deel van de verdenking geleid (deze zaak is bij ‘bewijs’ ingedeeld; in totaal is dus in 5 zaken een verdach-te (gedeelverdach-telijk) van de verdenking uitgesloverdach-ten).

In 2 zaken is het operationele doel van het undercovertraject weliswaar bereikt, maar heeft het traject geen enkele bijdrage geleverd aan de opspo-ring of berechting van misdrijven.231 In paragraaf 5.3.3 gaan we dieper op de zaken en de geleverde bijdragen in.

Figuur 2 toont het overzicht voor de 16 Nederlandse zaken waarin, in de periode 2000-2005, door het College van procureurs-generaal (College

231 Voor de 10 undercovertrajecten die zijn uitgevoerd in het kader van een rechtshulpverzoek en waarbij in 2004 voor het eerst contact is opgenomen met het infiltratieteam, is grotendeels onbekend wat de afloop (wel/geen veroordeling) van de trajecten en van de betreffende opsporingsonderzoeken is geweest, en dus ook wat de eventuele bijdrage was van het IF-traject aan de opsporing en/of berechting.

van PG’s) toestemming is gegeven voor de inzet van IF.232 In 2 van deze 16 zaken wordt niet daadwerkelijk begonnen met de uitvoering van het IF-traject (zie paragraaf 4.4.2). In de 14 IF-trajecten die wel starten, wordt 1 keer geen contact gelegd met het subject (zie paragraaf 4.5.1). In 13 zaken wordt door de undercoveragent(en) in het IF-traject dus wel contact gemaakt met het subject.

Vervolgens wordt in 12 van deze 13 zaken bij de uitvoering van het IF-traject het operationele doel ervan ten minste deels bereikt, wat ook hier betekent dat relevante informatie is verzameld en/of een PK/PDV tot stand is gebracht. In 1 zaak waarin de undercoveragent contact heeft gelegd met het subject, is het operationele doel geheel niet bereikt (en heeft het IF-traject geen bijdrage geleverd aan de opsporing en/of berech-ting).

10 van de 12 IF-trajecten waarvan het operationele doel ten minste deels is bereikt, hebben ook een bijdrage geleverd aan de opsporing en/of berech-ting van verdachten. Zetten we dit af tegen alle zaken waarin een IF-traject is uitgevoerd (althans waarin zo’n traject is gestart), dan zien we dat van de 14 bestudeerde zaken waarin een IF-traject is ingezet er 10 een bijdrage hebben geleverd aan de opsporing en/of berechting.

In 6 gevallen gaat het daarbij om bewijs, waarvan het door het IF-traject aangebrachte bewijs 5 keer een (redelijk) belangrijke rol en 1 keer een vrij beperkte rol heeft gespeeld bij de veroordeling van verdachten. Van de 6 IF-trajecten die bewijs hebben gegenereerd, is er van 5 bekend dat het traject daarnaast ook relevante opsporingsinformatie heeft opgeleverd. In 4 zaken heeft het IF-traject niet geresulteerd in bewijs, maar heeft het wel informatie voortgebracht waarmee een bijdrage is geleverd aan de opsporing. In tegenstelling tot zaken waarin SI is ingezet, betreft het hier niet informatie op basis waarvan een verdachte uitgesloten is kunnen worden. De bevestiging/ontkrachting van een verdenking behoort dan ook meestal ook niet tot de doelstelling van de IF-zaken. De informatie die deze 4 IF-trajecten hebben voortgebracht betreft rest- en/of sturingsinfor-matie. In 2 zaken ten slotte is bij de uitvoering van het IF-traject weliswaar het operationele doel bereikt, maar heeft het traject in het geheel geen bijdrage geleverd aan de opsporing en/of berechting.233 De zaken waarin IF is ingezet en de bijdrage die het IF-traject in deze zaken aan de opspo-ring en/of berechting heeft gehad, worden in meer detail besproken in paragraaf 5.3.4. 232 In de periode 2000-2005 is feitelijk in 17 Nederlandse opsporingsonderzoeken toestemming gegeven voor een IF-traject. Van deze opsporingsonderzoeken hebben we er echter 1 niet in ons onderzoek meegenomen (zie paragraaf 1.3.1). 233 Voor de 6 IF-trajecten waarvoor in het kader van een rechtshulpverzoek in de periode 2000-2005 bij de CTC toestemming is gekregen en die zijn uitgevoerd, is de afloop van het traject en het opsporingsonderzoek grotendeels onbekend.

Figuur 2 Nederlandse opsporingsonderzoeken waarin bij het Col-lege van PG’s toestemming is gevraagd en gekregen voor de inzet van IF*, naar uitvoering, resultaten en bijdrage aan opsporing en berechting, 2000-2005**

Zaken waarin IF is

aangevraagd en goedgekeurd: 16

Gestart: 14 Niet gestart: 2

Contact subject: 13 Geen contact subject: 1

Resultaat: operationele doel deels bereikt: 10 Resultaat: operationele

doel bereikt: 2

Bijdrage aan opsporing/berechting · geen bijdrage: 2

Resultaat: operationele doel niet bereikt: 1

Bijdrage aan opsporing/berechting: · wel bijdrage: 10, waarvan:

- bewijs tbv veroordeling verdachte: 6 - sturings-/restinformatie: 4

* Infiltratie.

** Jaar van aanmelding bij de CTC. In de periode 2000-2005 is feitelijk in 17 Nederlandse opsporings-onderzoeken toestemming gegeven voor een IF-traject. Van deze opsporingsonderzoeken hebben we er echter 1 niet in ons onderzoek meegenomen (zie paragraaf 1.3.1).

In eerdere delen van dit hoofdstuk is de overweging om een undercover-traject in te zetten (zie paragraaf 4.3), het daadwerkelijke besluit daartoe, de start van een traject (zie paragraaf 4.4.2) en het leggen van contact met subjecten (zie paragraaf 4.5.1) al meer inhoudelijk aan de orde gekomen. In de volgende subparagrafen gaan we, meer dan zojuist is gebeurd, in op het bereiken van het operationele doel van de trajecten en op de bijdrage die undercovertrajecten leveren aan de opsporing en berechting. In para-graaf 5.3.5 volgt dan nog een samenvatting van en een beschouwing op de resultaten en effecten van undercovertrajecten (waarin we tevens terug-blikken op het onderzoek van Kruissink et al., 1999).

5.3.3 Stelselmatige informatie-inwinning en pseudo-koop/

In document Opsporen onder dekmantel (pagina 183-188)