• No results found

Rooms-katholieken

In document VU Research Portal (pagina 185-189)

Na de Reformatie bleef een deel van de bevolking gehecht aan de rooms-katholieke godsdienst. Voor hen waren de gevolgen van het weren van hun religie ingrijpend. Een daarvan was dat zij hun kinderen geen

300 Israel, De Republiek, 758. 301 Zie paragraaf 3.11.

302 De Booy, Weldaet der scholen, 106-109; De Booy, Kweekhoven der wijsheid, 128-131; Groenveld, Huisgenoten des geloofs, 24-26. 303 Zie voor de verhouding tot de Joden de volgende paragraaf.

onderwijs konden laten volgen dat katholiek georiënteerd was. Zij ervaarden het gemis als uiterst pijn-lijk. Een onbekende pamfletschrijver gaf in 1596 uiting aan zijn gevoelens: ‘Wat hartzeer en marteling denkt gij dan wel dat wij dag en nacht lijden, die zo gaarne onze en onzer kinderen zielen zouden zalig maken, en die de middelen ontbreken. […] Het gebod des Heren belast ons zorg te dragen voor goede on-derwijzing onzer kinderen, en de natuurlijke liefde dringt ons daartoe, wat pijn en marteling meent gij dan wel dat wij lijden, als wij zien dat wij het niet kunnen, dat onze kinderen verwilderen, opwassen als wilde wouters zonder enige goede lering en oefening, zodat zij van God niet weten en nooit de katholieke kerkdienst gezien hebben. Willen wij ze ter school laten gaan, zo zien wij dat zij van hun meesters verleid worden; want er geen katholieke scholen of schoolmeesters mogen zijn, noch enige katholieke boeken gedrukt worden’.304

Het weinige katholieke onderwijs dat nog over was, vond zijn felste bestrijders in de classes en kerken-raden. Bij de visitatie in 1595 door twee predikanten van de Classis Tholen werden in de school van een zekere Digne in de stad Tholen rooms-katholieke boeken aangetroffen, wat leidde tot een verbod. In het naburige Nieuw-Vossemeer, dat in westelijk Noord-Brabant lag, maar bij Zeeland hoorde, was en bleef een belangrijk deel van de bevolking rooms-katholiek. Hier werd in 1630 een bijschool gehouden door een roomse vrouw. De classis steunde de pogingen van de kerkenraad die te weren. Gedeputeerden van de classis hoefden er echter niet heen te gaan want het dorpsbestuur had haar het schoolhouden inmiddels verboden.305

In Middelburg klaagde de kerkenraad in 1646 over ‘paepsche scholen’. Die werden geweerd omdat ze illegaal waren. Het aantal katholieken – in 1616 werd hun aantal op 150 geschat – was zo gering dat de potentie om te voorzien in eigen onderwijs nauwelijks aanwezig was. Toen de Middelburgse magistraat later door aantrekkelijke voorwaarden de vestiging in de stad had aangemoedigd, bleek zich onder hen een rooms-katholieke vrouw te bevinden, die een school wilde starten. De kerkenraad kwam daartegen in 1683 in het geweer en drong bij de magistraat aan op maatregelen. Het stadsbestuur sprak geruststellende woorden. De nieuwe inwoners moesten zich houden aan de plakkaten tegen de rooms-katholieken. Er bevonden zich onder hen weliswaar enige katholieken, die kinderen een ambacht leerden, maar daarvan was geen nadeel te vrezen. De kerkenraad bleef niettemin ‘aangedaan met een teedere bekommeringe, in ’t bysonder over de dierbare zielen van onze Christelyke jeught’.306

Over zogenaamde kloppen - rooms-katholieke vrouwen, die het als hun taak zagen om goede wer-ken te doen waaronder het geven van onderwijs – horen we in Goes. Het bestuur van die stad besloot in 1640 een verbod uit te vaardigen tegen het binnenkomen van deze kloppen en gebood degenen die er waren binnen een week uit de stad te verdwijnen. Deze besluiten maakten onderdeel uit van een pakket maatregelen om de rooms-katholieken tegen te werken. Zo mochten zij hun winkels niet meer sluiten op heiligendagen. Die maatregelen hebben in Goes, dat steeds een relatief groot percentage katholieken ken-de, een beperkt effect gehad. In 1648 drong de gereformeerde kerkenraad aan op een verbod van roomse schoolvrouwen en vrouwen die meisjes leerden handwerken en hen ondertussen verleiden met beeldjes van heiligen. Het stadsbestuur beloofde bij gelegenheid na te gaan hoe daarin kon worden voorzien. Tot concrete maatregelen kwam het op dat moment niet. Meer succes had de kerkenraad in 1681 toen de ma-gistraat beloofde een ‘paepsche dochter’ het schoolhouden te verbieden. De kloppen hebben zich beperkt tot het geven van catechisatie aan de katholieke jeugd. Het jaar daarop wist de kerkenraad te bewerkstel-ligen dat de substituut van de rector van de Latijnse school, die de mis bijwoonde, werd weggestuurd. In het schoolreglement van 1655 was inmiddels vastgelegd dat de schoolmeesters hun leerlingen niet op

304 Fruin, Tien jaren uit de tachtigjarige oorlog, 186.

305 ZA, Classis Tholen en Bergen op Zoom, inv.nrs. 1 (4.4.1595), 2 (1.10.1630, 7.1.1631). 306 ZA, Handschriftenverzameling, inv.nr. 924.

heiligendagen vrij mochten geven. Die bepaling was overgenomen uit het schoolreglement van de Sta-ten-Generaal.307

Alles wat ook maar zweemde naar het rooms-katholicisme moest worden uitgebannen van de scholen. De schoolmeester van Bruinisse werd in 1601 aangezegd geen paaseieren meer aan de kinderen te vragen ‘dewijl ’t selve een wijse van ’t pausdom is’.308 De kerkenraad van Stavenisse hoorde in 1636 geruchten dat de schoolkinderen Sint Thomas zouden hebben gevierd. Dit feest werd op 21 december gehouden. De schoolkinderen draaiden op die dag de rollen om. Ze deden alsof zij de meester niet kenden en lieten hem niet toe in de school totdat hij beloofde hen te trakteren op bier. Het was aanleiding voor de kerkenraad de schoolmeester aan te zeggen dat dit niet meer plaats mocht hebben. Niettemin volgde het jaar daarop een herhaling. Een mogelijkheid om het feest te omzeilen was het geven van vrij op 21 december. Toen een volgende schoolmeester dat in 1644 deed, werd hij bestraft door de predikant. Zijn verweer dat andere dominees in de omgeving daarover niet zo moeilijk deden, werd hem niet in dank afgenomen. De kerken-raad handhaafde zijn mening dat het vieren van Sint Thomas niet meer mocht plaatsvinden.309 Van zulke gewoontes vernemen we later niets meer zodat de genomen maatregelen effectief zullen zijn geweest.

Het catechetisch onderwijs gold als het grootste bezwaar van de zijde van rooms-katholieke ouders. Daarom verzetten ouders in Nisse zich in 1641 ertegen dat hun kinderen uit gereformeerde catechisatie-boekjes moesten leren. De Classis Zuid-Beveland, die door de kerkenraad om advies was gevraagd, meen-de dat meen-de kinmeen-deren hier niet toe gedwongen konmeen-den wormeen-den. De schoolmeesters werd aangerameen-den ‘sooveel devoir als meugelick is sullen doen door gevoegelycheyt om alle kinderen daertoe te gewennen’. Daar-naast moest de kerkenraad bepalen dat de schoolmeester in zijn school alleen boeken mocht gebruiken ‘die de minste smaek of geur niet en hebben na het Pausdom’.310

In Zierikzee lijkt geen sprake te zijn van een streng toelatingsbeleid ten aanzien van matressenschool-tjes. Zo kon het gebeuren dat de rooms-katholieke Petronella van Oosterhoud, huisvrouw van Machiel Wijnaut, een schooltje was begonnen om kleine kinderen te leren breien, naaien en dergelijke. Niet de scholarchen verboden haar in 1754 het schoolhouden, maar Adriaan van den Thoorn, boekhouder van de Armen en consistoriedienaar van de kerkenraad van de Nederduits gereformeerde gemeente, vanwege het feit dat zij kinderen in haar godsdienst les zou geven. Petronella wendde zich daarop tot de stadsraad, ontkende die bewering, zegde toe dit niet te zullen doen en vroeg daarom haar school te mogen voortzet-ten. Scholarchen moesten de zaak onderzoeken. Een besluit werd niet genomen maar het lijkt niet waar-schijnlijk dat Petronella van Oosterhoud nog langer onderwijs zal hebben gegeven. In ieder geval werd in het schoolreglement van 1773 bepaald dat alleen degenen die tot de Gereformeerde kerk behoorden, toestemming kregen om een school te openen.311

In afgelegen gehuchten, in polders of in forten, waar geen onderwijs werd gegeven, kon het gebeu-ren dat een rooms-katholieke schoolmeester zijn kans zag. Zo klaagde de kerkenraad van Groede in 1666 over een paapse schoolmeester in Baarzande. Ook in Moriaanshoofd op het eiland Schouwen was een rooms-katholieke schoolmeester actief. De Classis Schouwen-Duiveland besloot in 1683 om aan de thesauriers van Zierikzee te vragen om maatregelen te nemen. In het Grote Pasfort, aan de noordzijde van Sluis, was Cornelis Paurier in 1666 schoolmeester. De bevelvoerende officier toonde zich aanvankelijk niet genegen deze weg te sturen toen de predikanten Montanus en Koelman dat namens de Sluise kerkenraad

307 GA Goes, Stad Goes, inv.nrs. 11 (2.8.1640), 12 (8.11.1648), 679 (folio 284r.-285r., 7.8.1640); Hervormde gemeente te Goes, inv.nr. 1 (26.4, 10.5.1681, 14.11-5.12.1682). Barth, Van Driel en De Klerk, Katholiek Beveland, 34, 71; Wiltens, Kerkelyk Plakaat-boek, I, 478.

308 GA Schouwen-Duiveland, Hervormde gemeente te Bruinisse, inv.nr. 1 (20.4.1601). Uil, ‘Het onderwijs in Bruinisse’, 28-29.

309 GA Tholen, Hervormde gemeente te Stavenisse, inv.nr. 1 (24.12.1636, 5.1.1637, 6.1.1645). Roozemond, ‘Een balorige schoolmeester’, 31-32. Over het Sint-Thomasfeest: Rooijakkers, ‘De rituele wereld van het Zuid-Nederlandse kind’, 65-67; Roosenboom, De dorpsschool in de

Meierij van ’s-Hertogenbosch, 216-217.

310 GA Borsele, Hervormde gemeente te Nisse, inv.nr. 1 (5, 27.10.1641, 15.1.1667). 311 GA Schouwen-Duiveland, Stad Zierikzee, nr. 28 (29.6.1754).

kwamen vragen. De kapitein wilde de man behouden voor het onderwijs aan zijn kinderen en van andere militairen. Daarop werd de commandeur van Sluis gevraagd de betreffende kapitein opdracht te geven deze ‘papist’ weg te sturen.312

In Staats-Vlaanderen was en bleef een deel van de inwoners van het Vrije van Sluis rooms-katholiek. Vanaf het eind van de zeventiende eeuw groeide dat aantal vanwege de aanwezigheid van rooms-katho-lieke militairen en emigratie van vooral landarbeiders vanuit het naburige Vlaanderen. In het Committi-mus was het aantal katholieken beperkt. Groter was dat in het Hulsterambacht, vooral door de instroom van katholieke Vlamingen.313 Om de schoolgang bij gereformeerde schoolmeesters te bevorderen had de magistraat van het Hulsterambacht op verzoek van de predikanten in 1675 onder meer bepaald dat alle kinderen, die ten laste kwamen van de armen, in de wintermaanden naar school moesten gaan. Ze moes-ten bij voorkeur bij gereformeerden besteed worden. Waren ze niettemin ondergebracht bij rooms-katho-lieken, dan moesten zij deze kinderen zondags naar de gereformeerde kerk sturen. Dat gereformeerde schoolmeesters niet door rooms-katholieken werden gemeden leert de situatie in de polder Lillo. Daar was een rooms-katholieke schoolmeester die echter niet regelmatig school hield. Daarom bezocht de rooms-katholieke jeugd in 1680 meestal de school in het fort Lillo.314

Kinderen van rooms-katholieke en andere ouders waren vrijgesteld van het leren van de gereformeer-de catechismus en van het psalmzingen. Het schoolreglement van gereformeer-de Staten-Generaal bepaalgereformeer-de dat dit alleen door de ‘Scholieren, zynde van de Gereformeerde Religie’ moest worden geleerd. Wel dienden alle kinderen het Onze Vader, de twaalf artikelen des geloofs, de Tien Geboden, het morgen- en avondgebed en de gebeden voor en na het eten te leren. Dat gereformeerde schoolmeesters rekening gingen houden met de kinderen van rooms-katholieke ouders bleek in 1721. Toen liet de Classis Zuid-Beveland een visitatie uitvoeren van de kerken en scholen. De schoolmeesters van Hengstdijk en Pauluspolder bleken alleen de kinderen van gereformeerde ouders het Onze Vader en andere gebeden te leren en niet de katholieke kin-deren die het merendeel van de schoolbevolking uitmaakten. In het overige deel van het Hulsterambacht werden in de scholen geen roomse boeken gebruikt en evenmin waren er rozenkransen aangetroffen.315 De scholen bleven vrij van rooms-katholieke smetten, maar net zoals in Brabant, hielden de schoolmeesters tot op zekere hoogte rekening met het katholieke deel van hun leerlingen.316

De neiging tot een meer tolerante houding rond het midden van de achttiende eeuw leek perspec-tief te bieden voor de oprichting van rooms-katholieke schooltjes. Zo werd in 1744 door de gereformeer-de kerkenraad in Sluis tijgereformeer-dens het huisbezoek een rooms-katholieke korporaal die schoolhield, ontgereformeer-dekt. De commandeur verbood de man nog langer onderwijs te geven. In Hulst werd in 1749 en 1750 binnen de kerkenraad geklaagd over roomse bijscholen, die werden gehouden door vrouwen. De aandrang tot maatregelen leidde er ten slotte toe dat het jaar daarop de magistraat twee rooms-katholieke vrouwen het schoolhouden verbood. Dat weerhield anderen er niet van, het opnieuw te proberen. Zes jaar later, in 1757, werden drie illegale schooltjes van vrouwen gevonden, waarvan twee rooms-katholiek waren. Dit keer kreeg de gerechtelijk officier opdracht hiertegen op te treden. Ook op het platteland bleef katholiek onderwijs verboden. De rooms-katholieke landbouwer Kornelis Vingerhoed in Oud-Lillo werd in 1770 het schoolhouden verboden.317

312 ZA, Hervormde gemeente te Groede, inv.nr. 1 (4.1666); Hervormde gemeente te Sluis, inv.nr. 3 (1, 20.4, 20.5.1666). GA Schouwen-Duiveland, Classis Schouwen-Schouwen-Duiveland, inv.nr. 3 (25.2.1683).

313 Rottier, ‘Twee belangrijke fasen in de historisch-geografische ontwikkeling van het Zeeuws-Vlaamse landschap’, 22; Van Vooren, ‘Emigratie naar Zeeuws-Vlaanderen’, 133.

314 GA Hulst, Hulsterambacht, inv.nr. 26 (8.4, 7.10.1675). Leune, Lillo en Liefkenshoek, 1, 642.

315 NA, Raad van State, inv.nr. 751 II (Rapport visitatie Classis Zuid-Beveland, 29.7.1721). ZA, Classis Zuid-Beveland, inv.nr. 7 (29.7.1721). 316 Roosenboom, De dorpsschool in de Meierij van ’s-Hertogenbosch, 165-168, 266-267; Verhoeven, Ter vorming van verstand en hart, 40-41. 317 ZA, Hervormde gemeente te Sluis, inv.nr. 11 (16.1.1744). GA Hulst, Stad Hulst, nrs. 9 (28.12.1751), 10 (7.1.1757); Hervormde gemeente te

In document VU Research Portal (pagina 185-189)