• No results found

Ambachtsheerlijke macht

In document VU Research Portal (pagina 172-177)

De macht van de Hollandse heren moet de ambachtsheren in Zeeland inspiratie hebben gegeven. Vanaf het midden van de zeventiende eeuw trok een deel van de ambachtsheren de benoeming van schoolmees-ters naar zich toe. Dat vooral ambachtsheren in Zuid-Beveland zelfstandig de schoolmeester benoemden, was gelegen in hun betere uitgangspositie. Dat kwam door de overeenkomst, die in 1581 gesloten was door de stad Goes en de ambachtsheren met de Staten van Zeeland over de geestelijke goederen waardoor het beheer in belangrijke mate op het lokale niveau was gebleven. Die zeggenschap trokken de ambachts-heren door naar de aanstelling van schoolmeesters.

Voor de eerste kwestie zich aandiende, waren de verwikkelingen rond de schoolmeester van Schore en Vlake in 1630 van belang. Wegens zijn onbekwaamheid hadden de ambachtsheren op aangeven van schout en schepenen een ander benoemd. De classis probeerde de oude meester te handhaven waartoe ze de hulp inriepen van Gecommitteerde Raden. Zij besloten onder meer dat het traktement verdeeld moest worden tussen de oude en de nieuwe schoolmeester. Achteraf was dit besluit niet gelukkig, onder meer omdat het was gebaseerd op eenzijdige informatie, die door de classis weerlegd werd. Zo hadden de

am-259 GA Schouwen-Duiveland, Classis Schouwen-Duiveland, inv.nr. 2 (25, 26.7, 17, 22.8.1640, 26.2.1642). NNBW, III, 8-12.

bachtsheren ten onrechte beweerd dat de oude schoolmeester had bedankt. Bovendien was een dergelijke constructie nog nooit eerder toegepast. Ondanks pogingen tot herziening, moest de classis zich neerleg-gen bij het besluit.260

Ook van invloed op de handelwijze van de ambachtsheren was wat de magistraat van Goes deed met de schoolmeester in hun heerlijkheid Borssele. Het stadsbestuur benoemde in 1649 zelfstandig Pieter Wil-lemsen als schoolmeester. Dat was een opmerkelijk besluit omdat hij een jaar daarvoor ontslagen was we-gens herhaald wangedrag als gevolg van dronkenschap. De kerkenraad had dan ook weinig vertrouwen in hem en informeerde de classis. Die deed pogingen om de aanstelling van Willemsen ingetrokken te krijgen. De magistraat deelde mee dat Willemsen strikte voorwaarden waren opgelegd, die ervoor moes-ten zorgen dat hij niet in zijn vorig gedrag terug zou vallen. Hoe weinig het stadsbestuur zich gelegen liet liggen aan de classis blijkt uit wat werd opgemerkt over de classikale bemoeienis: het was een ‘onbe-hoorlijcke en onrechtmatige insinuatie [waarover] haer achtbaeren ten hoogsten waren gevoelijch als ooc niet minder verwondert’. Willemsen voelde zich door deze houding gesterkt. Het leidde tot grote ruzies met de plaatselijke predikant Lucas Coutereels met het gevolg dat Willemsen niet werd aangesteld als voorzanger.261

Voor de ambachtsheren was het Goese voorbeeld een stimulans hun eigen benoemingsrecht te hand-haven. De ambachtsheer van Nisse benoemde in 1640 zelfstandig de schoolmeester. Over de persoon was geen discussie want de kerkenraad benoemde deze ook tot schoolmeester-voorzanger. Hetzelfde gebeur-de in Heinkenszand in 1651 waar gebeur-de kandidatuur van Tobias gebeur-de Brawanter als nieuwe schoolmeester-voor-zanger door alle betrokkenen werd gesteund. Niettemin stelden de ambachtsheren hem aan zonder het collegium qualificatum.262 Deze lijn zou ook door andere ambachtsheren worden gevolgd.

De kerkenraden konden op eenvoudige wijze buiten spel worden gezet doordat de ambachtsheren weigerden om te verschijnen in het collegium qualificatum waardoor de vergadering geen doorgang kon vinden. Vervolgens benoemden de ambachtsheren de schoolmeester zonder ruggespraak met de kerken-raad. Voor een dergelijke handelwijze kozen de ambachtsheren van Kapelle en die van Wemeldinge, beide in 1662. Twee jaar later, in 1664, gingen zowel in ’s-Heer Arendskerke als in Waarde de ambachtsheren eveneens over tot het aanstellen van de schoolmeester. De kerkenraden moesten zich dit node laten welge-vallen. Omdat ze tegen de betreffende personen geen bezwaren hadden, benoemden zij hen tot voorzan-ger. De Classis Zuid-Beveland legde zich nolens volens neer bij deze gescheiden benoemingen.263

Een heel ander verloop had de keuze van een nieuwe schoolmeester in Sint Annaland op het eiland Tholen. Daar kwamen het dorpsbestuur en de kerkenraad lijnrecht tegenover elkaar te staan toen in 1663 de vacature van schoolmeester vervuld moest worden. Ambachtsheer was Philips Doubleth, ontvanger-ge-neraal van de Republiek. Het collegium qualificatum koos met meerderheid van stemmen voor Abraham Wisse, schoolmeester in Schakerloo. De magistraat wilde David van der Mussele, een broer van de vorige schoolmeester. De classis, die de benoeming van Wisse had goedgekeurd, besloot een brief te schrijven aan de ambachtsheer met het verzoek de magistraat te wijzen op zijn plicht om Wisse te accepteren. Het werd het begin van een geruchtmakende zaak waarin zowel door schout en schepenen als door de classis een beroep werd gedaan op de Staten van Zeeland, die de beslissing overlieten aan Gecommitteerde Raden. Die zaten danig met de zaak in hun maag – Doubleth was een invloedrijk man – en besloten hem niet al

260 ZA, Staten van Zeeland, inv.nrs. 491 (12.12.1630, 5.6.1631), 493 (20.4.1633); Classis Zuid-Beveland, inv.nrs. 32 (5.6.1631), 63 (1633); Hervormde gemeente te Schore en Vlake, inv.nr. 1 (6.10.1630, 5.10, 16.11.1631); Handschriftenverzameling, inv.nr. 265 (6.5, 1.7.1630, 6.1, 5.5, 6.10.1631, 2.5.1633). Wouters en Visser, Geschiedenis van de opvoeding en het onderwijs, 98-99.

261 ZA, Hervormde gemeente te Borssele, inv.nr. 1 (8.5.1639 e.v., 21.8.1649 e.v.). GA Goes, Stad Goes, inv.nr. 12 (10.5.1648, 10.10, 3.11.1649). 262 GA Borsele, Hervormde gemeente te Heinkenszand, inv.nr. 1 (5.11.1651); Hervormde gemeente te Nisse, inv.nr. 1 (29.4.1640).

263 ZA, Classis Zuid-Beveland, inv.nrs. 3 (29.7, 24.10.1664, 8.6, 26.10.1666, 8.10.1669, 22.8.1673), 32 (22.8.1662). GA Goes, Kerkenraad Hervormde gemeente te Goes, inv.nr. 1 (30.12.1662); Hervormde gemeente te ’s-Heer Arendskerke, inv.nr. 1 (25.5, 6, 27.7.1664). GA Kapelle, Hervormde gemeente te Wemeldinge, inv.nr. 1 (4.9.1662, 26.3.1663). Lepoeter, Kerk Kapelle, 220.

te zeer voor het hoofd te stoten. Enerzijds handhaafden zij in 1664 de benoeming van Wisse, maar aan de andere kant erkenden zij het recht van de ambachtsheer om de functies te mogen scheiden. Als gevolg van deze verwikkelingen waren twee schoolmeesters in het dorp actief terwijl er slechts voor één bestaans-recht was. De rentmeester reisde naar Den Haag om te overleggen of Doubleth zich wilde verzetten tegen de uitspraak van Gecommitteerde Raden door in appèl te gaan bij de Staten. Doubleth besloot de zaak te laten rusten. Hij had Gecommitteerde Raden nodig bij zijn plannen tot indijking van schorren bij Sint Annaland. Bovendien vond hij bij nader inzien dat het ‘een saeck van soo weynich importantie’ was. Bo-vendien was zijn recht om een schoolmeester aan te stellen erkend.

Eind 1667 overleed schoolmeester Wisse. De volgende benoeming werd met spanning tegemoet ge-zien. De rentmeester van de ambachtsheer herinnerde de ambachtsheer nog eens gedetailleerd aan de kwestie van drie jaar geleden. Om de kerkenraad voor te zijn benoemde de magistraat Philippus Feschier-re uit Bergen op Zoom wat bekrachtigd werd door de ambachtsheer. De kerkenraad besloot de kwestie niet te laten escaleren. Besloten werd te kiezen voor Feschierre als voorzanger, te meer omdat hij uitste-kend geschikt leek. Het daarna gehouden

collegi-um qualificatcollegi-um was een formaliteit.264

Ook op Schouwen-Duiveland kreeg de Gerefor-meerde kerk te maken met zelfbewuste ambachts-heren. Daar was het mr. Anthony de Jonge, am-bachtsheer van Bruinisse en een bekwaam jurist, die als secretaris van de Rekenkamer van Zeeland grote kennis had opgedaan van alle formaliteiten, die betrekking hadden op de Zeeuwse heerlijkhe-den. In 1666 – De Jonge was inmiddels pensionaris van Middelburg – kwam de schoolmeesterspost van Bruinisse vacant. Ondanks verzet van de ker-kenraad zette De Jonge door en benoemde zelf-standig de schoolmeester. De kerkenraad besloot daarop een ander als voorzanger te benoemen.265

Deze ontwikkelingen leken niet te stuiten. Het ontbrak de kerkenraden en de classes aan mogelijk-heden om het tij te keren. Alleen het gewestelijk bestuur kon interveniëren. Een goede gelegenheid daarvoor leek in 1667 te komen. In dat jaar gingen de ambachtsheren van Wolphaartsdijk over tot ont-slag van hun schoolmeester en voorzanger Tobias de Volder. Deze deed daarover zijn beklag bij Ge-committeerde Raden, die bij de Classis Zuid-Beve-land informeerden wat in dit soort gevallen gedaan

werd. De Volder was benoemd door het collegium qualificatum. In een dergelijk geval moest datzelfde college het ontslag verlenen. De Goese predikant ds. Nicolaas Barentzonius nam op zich alle actaboeken

264 ZA, Staten van Zeeland, inv.nrs. 520 (17.1, 25.2, 3.4.1664); 663 (3.5.1668); Classis Tholen en Bergen op Zoom, inv.nr. 4 (8.1, 4.3, 1.4, 1.7, 12.8.1664, 3.4.1668); Heerlijkheid Sint Annaland, inv.nrs. 1 (28.10-29.12.1663), 2 (11.1-25.7.1664, 15.12.1667, 10.1, 3.2.1668), 6 (8, 10.1, 3.4.1664), 7 (7.7.1664, 1668), 14 (20.11.1663-15.4.1664, 17.1, 5.2.1668), 15 (4.4.1664), 18 (3, 29.4.1664). GA Goes, Stad Goes, inv.nr. 14 (18.8, 1.9.1664); Kerkenraad Hervormde gemeente te Goes, inv.nr. 1 (23.12.1662, 23.2, 26.4.1664). GA Schouwen-Duiveland, Stad Zierikzee, Gedrukte resoluties Staten van Zeeland, 1664 (28.1, 27.3).

265 ZA, Heerlijkheid Bruinisse, inv.nr. 90 (15, 22.3, 7, 16.4.1666). GA Schouwen-Duiveland, Hervormde gemeente te Bruinisse, inv.nr. 2 (12.3-25.4.1666). Uil, ‘Het onderwijs in Bruinisse’, 18-20.

mr. Anthony de Jonge (Gemeentearchief Schouwen-Duiveland, Zierikzee).

van de classis na te zien of zich vergelijkbare kwesties in het verleden hadden voorgedaan. Het onderzoek leverde niets op, hetgeen aan Gecommitteerde Raden bericht werd. Op verzoek van de kerkenraad van Wolphaartsdijk besloot de classis de ambachtsheren mee te delen dat een ontslag op deze wijze nog nooit was geschied en in strijd was met de kerkorde. Tevens moesten twee gedeputeerden aan de ambachts-heren verzoeken de schoolmeester in zijn functie te herstellen. De ambachtsambachts-heren beloofden erover te zullen vergaderen. De kwestie raakte op de achtergrond vanwege de grote ruzie die in Wolphaartsdijk was ontstaan rond de tijdelijke predikant aldaar. Het gevolg was dat ook hier de ambachtsheren zelfstandig de schoolmeester gingen benoemen.266

Conflicten over de te kiezen kandidaat waren er vooral indien de meningen verdeeld waren en in het bijzonder als de ambachtsheer en het dorpsbestuur lijnrecht tegenover de predikant en zijn kerkenraad stonden. Het gezaghebbende woord van de overheid kon zelfs een al genomen besluit doorkruisen. Zo was in 1672 te Haamstede Johannes Jacobus van Amerongen tot schoolmeester benoemd. De ambachts-vrouw had bezwaar tegen hem waardoor zijn positie onmogelijk werd. Als gevolg daarvan bedankte Van Amerongen voor zijn aanstelling hoewel de classis die al had goedgekeurd.267 In zulke gevallen lag het voor de hand dat de ambachtsheren de benoeming van de schoolmeesters naar zich toetrokken om daar-mee hun wil door te zetten. Toch moesten de ambachtsheren ervaren dat er grenzen waren waar ook zij niet aan voorbij konden gaan.

In 1675 voltrok zich het grootste en meest pijnlijke conflict tussen een ambachtsheer en de Gerefor-meerde kerk over de aanstelling van een schoolmeester. De gangmaker was mr. Anthonie de Huijbert (1645-1702), zoon van mr. Pieter de Huijbert, raadpensionaris van Zeeland en later lid van de Raad van State en gezant. Anthonie hertrouwde in 1673 met Cornelia van der Nisse. Zij was de dochter van Gerard van der Nisse, een Goese magistraat, die lid van Gecommitteerde Raden was geweest. Door zijn huwe-lijk was het vermogen van De Huijbert fors uitgebreid. Naast de heerhuwe-lijkheid Burgh, die hij erfde van zijn vader, werd Anthonie de Huijbert door zijn huwelijk ook ambachtsheer van onder meer Grijpsker-ke, Kruiningen en Zaamslag. De Huijbert was baljuw van Veere en later raadsheer van de Hoge Raad van Holland, Zeeland en West-Friesland. De Huijbert achtte zich vanwege zijn belangrijke connecties en ei-gen juridische expertise voldoende bekwaam om zich te laten gelden in zijn ambachtsheerlijke rechten tegenover het kerkelijk gezag.268 Nog maar net was De Huijbert ambachtsheer van Grijpskerke toen hij in 1673 weigerde om de zitting van een collegium qualificatum bij te wonen om een nieuwe schoolmeester en voorzanger te kiezen. De Huijbert wilde echter de schoolmeester zelf aanstellen. Met hulp van de clas-sis werd de ambachtsheer overgehaald om de benoeming via een collegium qualificatum te laten lopen. In die vergadering wist hij echter voor elkaar te krijgen dat er niet werd gestemd, maar geloot. De classis keurde de verkiezing weliswaar goed, maar alleen onder voorwaarde dat de ambachtsheer moest beloven zich voortaan te zullen houden aan de gebruikelijke gang van zaken.269

De Huijbert moet de handelwijze van de classis als een nederlaag hebben ervaren. In een van zijn an-dere heerlijkheden, Zaamslag, zette hij daarom een anan-dere koers uit. De plaatselijke predikant, Abraham Hudenbroeck, en zijn kerkenraad bleken geduchte tegenstanders. In 1675 deed schoolmeester Jan Paessen

266 ZA, Staten van Zeeland, inv.nr. 525 (13.10.1667); Classis Zuid-Beveland, inv.nr. 3 (18.10, 1, 15.11.1667, 4.1, 5.6.1668); Handschriftenverzameling, Aanwinsten 1955-1990, inv.nr. 1964.32 (2.6.1667). Dat zich nog geen vergelijkbaar geval had voorgedaan, was niet geheel correct. In 1666 was de schoolmeester van Kattendijke wegens wangedrag door de ambachtsheren ontslagen. Echter, in dat geval waren de kerkenraad en de classis overtuigd van de juistheid van dat ontslag. Classis Zuid-Beveland, inv.nr. 3 (6.4.1666). Van der Baan, Wolfaartsdijk, 377-378. 267 GA Schouwen-Duiveland, Classis Schouwen-Duiveland, inv.nr. 3 (23.11, 14.12.1672, 12.7.1673); Hervormde gemeente te Haamstede, inv.

nr. 41 (20.11.1672, 18.6.1673).

268 Lantsheer en Nagtglas, Zelandia Illustrata, I, 669; Nagtglas, Levensberichten van Zeeuwen, I, 444-445; Zandvliet, De 250 rijksten van de

Gouden Eeuw, 61.

269 ZA, Classis Walcheren, inv.nr. 6 (31.8, 14.9.1673). Ook bij het verkiezen van nieuwe ouderlingen en diakenen wilde De Huijbert zijn invloed laten gelden. De classis steunde de kerkenraad om dit tegen te gaan. Idem (30.4.1676). Soortgelijke pogingen deed De Huijbert ook in Kruiningen en Zaamslag waarvan hij eveneens ambachtsheer was. ZA, Familie De Huijbert, inv.nr. 51.

afstand van zijn functies na ernstige beschuldigingen op zedelijk gebied. In het collegium qualificatum liet De Huijbert er geen misverstand over bestaan dat hij Pieter de Keijser, een jongeman uit zijn heerlijk-heid Kruiningen, benoemd wilde hebben. Toen de kerkenraad niet wilde toegeven, vertrok De Huijbert met zijn schout Adriaen Cooman uit de vergadering. De overgeblevenen vergaderden verder en benoem-den uit de vijf sollicitanten de eerder genoemde Johannes Jacobus van Amerongen, toen schoolmeester in Sirjansland. Toen gedeputeerden naar de ambachtsheer gingen met de vraag of hij kon instemmen met de keuze, antwoordde De Huijbert dat zij verder konden gaan met de procedure maar dat hij niet terugkeer-de in terugkeer-de vergaterugkeer-dering. De kerkenraad concluterugkeer-deerterugkeer-de daaruit dat De Huijbert geen bezwaar had.

De dag erna, 6 november 1675, deelde De Huijbert mee dat hij genegen was de beroepsbrief te teke-nen maar dan moest het collegium qualificatum opnieuw bijeenkomen. Vier dagen later waren de heren weer bij elkaar. Daar verklaarde De Huijbert alleen te willen meewerken als de verkiezing onwettig zou worden verklaard en een nieuwe keuze zou worden gedaan. De kerkenraad ging er niet op in en boos verlieten De Huijbert en Cooman de vergadering. De kerkenraad besloot daarop de benoeming van Van Amerongen ter goedkeuring voor te leggen aan de classis. Deze keurde de aanstelling goed, maar liet De Huijbert de gelegenheid zijn bezwaren toe te lichten. De houding van de predikant had de woede opge-roepen van de schout, die de dienst op zondag 17 november probeerde te verhinderen en, toen dat niet lukte, die verstoorde. Ondertussen was Jan Paessen, die door de ambachtsheer opnieuw was aangesteld als schoolmeester en koster, teruggekeerd. Inmiddels was de magistraat van Axel, waaronder Zaamslag viel, bij de kwestie betrokken. Dat gold ook voor Gecommitteerde Raden en de Raad van Vlaanderen, het rechtscollege waartoe Paessen zich had gewend om te worden hersteld in zijn functies. Aller ogen waren gericht op Gecommitteerde Raden. Na de zaak onderzocht te hebben concludeerden deze dat op wettige wijze was gehandeld ten aanzien van de verkiezing van Van Amerongen.

De positie van Paessen was wegens zijn verleden onhoudbaar. Daarop besloot De Huijbert de benoe-ming van De Keijser tot schoolmeester en koster door te zetten. Sterk escalerend was dat schout Cooman niet voldaan had aan het bevel van Gecommitteerde Raden om de sleutels van de kerk af te geven. Dit col-lege gaf opdracht tot ingrijpen. Cooman werd gevangen genomen en overgebracht naar Axel. De daarmee belaste stadhouder Nicolaes Soute ging daarop naar Kruiningen om de sleutels op te halen bij De Keijser, die daarheen was teruggekeerd. De Huijbert liet als ambachtsheer van Kruiningen Soute in hechtenis ne-men. Daarmee had De Huijbert het verbruid bij Gecommitteerde Raden. Daarin speelde zijn slechte ver-houding tot stadhouder prins Willem III een belangrijke rol. Die was slecht vanwege het feit dat de prins De Huijbert gepasseerd had voor de prestigieuze baan van Eerste Edele, iets waarvoor zijn vader zeer had geijverd. De benoeming van Van Amerongen bleef overeind en schout Cooman werd ontslagen. Ds. Hu-denbroeck haalde opgelucht adem en noteerde aan het eind van zijn uitgebreid relaas: ‘Godt laat Sijn kerk en volk wel nu en dan gedrukt worden, maar en laat niet toe dat se gans verdrukt wordt. Hij is die Godt, die ten allen tijde Sijn volk ondersteunt gelijk in dit vorenstaande verhaal genoegzaem is gebleken’.270

De houding van De Huijbert kan niet los worden gezien van het offensief van ambachtsheren om greep te krijgen op het kerkelijk bestuur bij de benoeming van ouderlingen en diakenen. In veel gemeenten hadden de ambachtsheren zich daar niet mee bemoeid. In een deel van de heerlijkheden gingen zij een ander standpunt innemen. Op Schouwen-Duiveland en Zuid-Beveland rezen vanaf 1676 talrijke conflic-ten rond de politieke bemoeienis met de verkiezing van nieuwe ambtsdragers. In deze kwesties waren Gecommitteerde Raden in 1679 en 1680 de betrokken ambachtsheren ter wille door te bepalen dat de

ker-270 ZA, Staten van Zeeland, inv.nrs. 675 (28, 31.12.1675), 676 (16, 18, 21, 24, 31.1, 27.2, 2.4, 5, 12.5, 23.7.1676), 677 (14.8.1676), 1290, 1291; Rechterlijke archieven Zeeuws-Vlaanderen, inv.nrs. 85.2, 134 (5.3-16.7.1676), 512; Heerlijkheid Zaamslag, inv.nr. 10; Classis Walcheren, inv.nr. 6 (14.11.1675-16.1.1676). GA Schouwen-Duiveland, Verz. J. van der Baan, nr. 102. GA Terneuzen, Stad Axel, nr. 685 (22, 23.2.1673, 18.6.1674, 22.11.1675, 27.1-21.3.1676). Van der Baan, Zaamslag, 74-75; Van der Bijl, Idee en Interest, 21, 46; Wesseling, Axel, 128-129.

kenraden twee vertegenwoordigers van de overheid moesten toelaten.271

In de kwestie in Zaamslag was het recht van de ambachtsheer tot aanstelling van de schoolmeester niet weersproken. Op Walcheren was het de ambachtsheer van Aagtekerke, Hendrik Velters, die in 1679 weigerde om in een collegium qualificatum te verschijnen. Hij had kort tevoren de heerlijkheid geërfd van zijn vader, Francois Velters, een neef van de eerste echtgenote van De Huijbert. Velters stelde zich op het standpunt dat de kerkenraad de door hem aanbevolen persoon kon benoemen tot voorzanger, die dan door hem tot schoolmeester zou worden aangesteld. De kerkenraad diende een gravamen in bij de Classis Walcheren, die erin slaagde de ambachtsheer tot andere gedachten te brengen zodat deze alsnog instemde met verkiezing via een collegium qualificatum.272

In 1679 kozen de ambachtsheren van Ovezande zelfstandig een nieuwe schoolmeester. Het was uit-gerekend Jan Paessen, die eerder onderwijzer was in Zaamslag. Vanwege zijn wangedrag benoemde de kerkenraad een ander tot voorzanger. Dit geval van een gescheiden benoeming was aanleiding tot actie van de kant van de classis Zuid-Beveland. Besloten werd de daarvoor in aanmerking komende ambachts-heren te benaderen om hen te verplichten de verkiezing van nieuwe schoolmeesters voor te leggen aan de classis zoals in de schoolorde van 1583 en het plakkaat van 1590 was bepaald en door de synode van Goes van 1620 was uitgesproken. De ambachtsheren deelden de afgevaardigde van de classis mee dat ze dat niet van plan waren. Daarop besloot de classis deze zaak aanhangig te maken bij de Staten, ‘aengesien van den welstandt der scholen oock die van de kercke dependeert’. Het bleef echter bij een voornemen.273

Het succes aan kerkelijke zijde in Zaamslag moet de classis Schouwen-Duiveland moed hebben ge-geven om zich in 1681 te weer te stellen tegen de ambachtsheer van Oosterland. Dit was mr. Cornelis de Jonge, een neef van de zoëven genoemde mr. Anthony de Jonge. Hij wenste niet dat de benoeming van een

In document VU Research Portal (pagina 172-177)