• No results found

Bemoeienis met het onderwijs

In document VU Research Portal (pagina 96-99)

Vooral door het beschikbaar stellen van traktementen en de vaststelling van de schoolorde gaven de Zeeuwse Staten er blijk van het onderwijs belangrijk te achten. Zij wilden hierin ook de Gereformeerde kerk ter wille zijn als publieke kerk. Christelijke en maatschappelijke normen vormden een goed bind-middel voor de samenleving. In dat kader was deze kerk een nuttig instrument om goed onderwijs te be-vorderen. Daarom kregen de classes een rol ten aanzien van het examineren van schoolmeesters-voorzan-gers. De Staten stelden zich in onderwijszaken positief op waar het ging om de rol van de classes of zaken waarin de Gereformeerde kerk de steun van de Staten verzocht. Zoals hiervoor al aangegeven wensten de zes stemhebbende steden hun autonomie op onderwijszaken te behouden. Daarom stelden de Staten zich terughoudend op ten aanzien van hun bemoeienis met het onderwijs in deze steden en bleef die in hoofd-zaak beperkt tot de Nederduitse schoolmeesters op het platteland en in de kleine steden.

Na de vaststelling van de schoolorde en het plakkaat van 1590 was het voor Gecommitteerde Raden wennen. Eind 1591 diende Jan Willemsz. Stundere een verzoek in om benoemd te worden als schoolmees-ter van Axel. Het rekest werd voor advies toegezonden aan de magistraat van Terneuzen, waaronder Axel toen viel, en aan de rentmeester van de geestelijke goederen aldaar. Door deze handelwijze suggereerden Gecommitteerde Raden dat zij Stundere konden benoemen in plaats van het lokale gezag. Toen Niclaeijs de Backere zich kort daarop, begin 1592, ook tot Gecommitteerde Raden wendde om te worden aangesteld als schoolmeester en voorzanger in Domburg verwezen Gecommitteerde Raden hem naar de magistraat en naar de classis Walcheren voor het afleggen van zijn examen. Ook Stundere werd kort daarop doorge-stuurd naar de classis Walcheren. Hetzelfde deden Gecommitteerde Raden met Adriaen Blommaerdt uit Oudenaarde, die in Oost-Souburg benoemd wilde worden. Daarmee erkenden Gecommitteerde Raden de lokale overheid als bevoegd gezag.17

Gecommitteerde Raden gingen erop toezien dat een correcte procedure werd gevolgd. In 1598 ver-zochten de magistraat en kerkenraad van Axel toestemming om Jacques Pietersz. aan te nemen als school-meester. Mede naar aanleiding van het advies van de rentmeester van de geestelijke goederen wezen Ge-committeerde Raden erop dat de betrokkene eerst door de classis Walcheren moest worden onderzocht.18

Een strikte controle voerden Gecommitteerde Raden niet uit. Zij gingen er vanuit dat op lokaal niveau juist was gehandeld en dat dit bleek uit het feit dat het verzoek tot het beschikbaar stellen van het trakte-ment werd gedaan door het plaatselijk bestuur, de kerkenraad, het collegium qualificatum of de classis. Het was de taak van de kerkenraad om erop toe te zien dat de betrokkene door de classis werd geëxami-neerd voor zover dat nog niet was gebeurd. Diende de schoolmeester zelf een verzoek in tot uitbetaling, dan moest op een of andere wijze blijken dat hij op legale wijze was aangesteld. In de loop van de eerste helft van de zeventiende eeuw werd het gebruikelijk dat de classes het verzoek tot uitbetaling indienden.

Gecommitteerde Raden lieten er geen misverstand over bestaan dat zij het waren die de betreffende schoolmeester toelieten of anders gezegd, de aanstelling goedkeurden, ook al was de keuze op lokaal ni-veau gemaakt. Gecommitteerde Raden bleven de aangewezen instantie voor klachten of zaken, die op het platteland of in de kleine steden niet bevredigend konden worden afgewikkeld. Daarom was het dage-lijks bestuur van het gewest aanspreekbaar voor schoolmeesters. Schoolmeester Floris Pauwelsz. Waeys in Haamstede klaagde in 1598 en 1599 over de concurrentie die hem werd aangedaan door Leonaert Jobsen, secretaris van het dorp, maar eerder schoolmeester. Waeys verzocht de tussenkomst van Gecommitteerde Raden. Het dagelijks bestuur van het gewest nam Waeys in bescherming en gelastte de secretaris zich te onthouden van het geven van onderwijs met het dreigement om bij nieuwe klachten in te zullen grijpen.19

Dat betekende niet dat Gecommitteerde Raden altijd ingingen op klachten. Dat ondervond Wouter van Hoochstraten, die in 1676 na 28 jaar werkzaam te zijn geweest, als schoolmeester en voorzanger werd ontslagen. Wel mocht hij als bijschoolhouder fungeren. Van Hoochstraten deed een beroep op Gecom-mitteerde Raden. Na onderzoek werd het verzoek om interventie afgewezen. Over het onderwijs van Van Hoochstraten waren al jarenlang klachten. Bovendien werd hem aangezegd Gecommitteerde Raden daarover ‘niet meer moeyelicken te vallen’. De verongelijkte meester hield toch aan en wendde zich tot de Staten. Die vonden in 1680 dat hij zich tevreden moest stellen met de toezegging dat hij zijn traktement als schoolmeester en voorzanger behield. In 1687 waren ze hem nog ter wille door zijn traktement te ver-hogen met het oog op zijn hoge leeftijd. Dit onder voorwaarde dat hij Gecommitteerde Raden niet meer ‘sal mogen lastig vallen’.20

17 ZA, Staten van Zeeland, inv.nr. 472 (3.12.1591, 10.1, 4, 14.2.1592). 18 ZA, Staten van Zeeland, inv.nr. 474 (9.10.1598, 19.1.1599). 19 ZA, Staten van Zeeland, inv.nr. 474 (12.5.1598, 9.8.1599).

20 ZA, Staten van Zeeland, inv.nrs. 676 (24.3, 12.5.1676), 685 (1.8.1680), 695 (14.10.1687); Hervormde gemeente te Terneuzen, inv.nr. 1 (23.2.1669, 30.3.1674). Van der Baan, De Hervormde Gemeente van Ter Neuzen, bijlage II, VI-VII.

Gecommitteerde Raden moesten optreden bij geschillen, die op lokaal niveau niet opgelost konden worden. In 1683 wendde de ambachtsvrouw van de Middelburgsepolder (Nieuwland) zich tot Gecom-mitteerde Raden omdat ze van mening verschilde met de predikant over het aanstellen van een nieuwe schoolmeester. Gecommitteerde Raden hoorden zowel de ambachtsvrouw als de predikant. Het bleek dat de predikant zijn vraagtekens had bij het aantal stemmen dat de ambachtsvrouw mocht laten uitbren-gen: een of twee. Gecommitteerde Raden wezen de dominee erop dat in het collegium qualificatum de ambachtsvrouw met twee stemmen vertegenwoordigd mocht zijn zoals voorheen het stadsbestuur van Middelburg als vroegere eigenaar ook steeds met hetzelfde aantal aanwezig was. Gecommitteerde Raden vermaanden de predikant om vooral ‘goede correspondentie te willen onderhouden’.21

Dergelijke kwesties waren uitzonderingen omdat de bevoegdheden voldoende bekend waren. Omdat het onderwijs primair een lokale aangelegenheid was, had het gewestelijk bestuur geen behoefte om er zich mee te bemoeien als er geen problemen waren. Slechts een bijzondere omstandigheid kon daartoe wel eens aanleiding zijn, zoals een in zijn wiek geschoten lid van Gecommitteerde Raden. In 1676 was een vaartuig met onder meer mr. Cornelis Pous, lid namens Zierikzee van Gecommitteerde Raden, aan boord in Sint Philipsland aangekomen om te jagen. De schoolmeester tevens schepen Pieter Roelandsen van Sierevelt had beslag gelegd op het vaartuig in opdracht van de schout van Sint Philipsland. Pous, die bekend stond om zijn heerszuchtig karakter, was verbolgen en bracht de zaak in de vergadering van Ge-committeerde Raden, die daarop besloten het traktement van Van Sierevelt als schoolmeester in te hou-den. Later dat jaar trad Pous af als Gecommitteerde Raad. Nu zijn tegenstander uit dat college vertrokken was, verzocht Van Sierevelt om opheffing van deze inhouding. Het dagelijks bestuur van het gewest stond het verzoek toe. Ook kreeg hij het achterstallige traktement uitbetaald.22

Uit het voorgaande wordt duidelijk dat de bemoeienis van de Zeeuwse Staten en hun Gecommitteerde Raden beperkt was en dat veel werd overgelaten aan de lokale overheden.

3.3 De Raad van State

Het noordelijk deel van Vlaanderen behoorde tot de Generaliteitslanden, die namens de Staten-Gene-raal werden bestuurd door de Raad van State in Den Haag. Dit met uitzondering van het Committimus waarvan het bestuur was opgedragen aan Gecommitteerde Raden van de Staten van Zeeland. Het Com-mittimus omvatte Axel, Terneuzen en Biervliet met hun ambachten en tot 1785 de Scheldeforten Lillo en Liefkenshoek. Als gevolg van hun bevoegdheden had de Raad van State bemoeienis met het onderwijs. Dat was aanvankelijk beperkt tot het verlenen van een akte van traktement waarmee de schoolmeester zijn salaris kon verkrijgen. De Raad verstrekte die aan de personen die op lokaal niveau waren gekozen.

De zorg voor het onderwijs was in eerste aanleg een bevoegdheid van de plaatselijke overheid in sa-menwerking met de kerkenraden van de gereformeerde gemeenten. Omdat Staats-Vlaanderen viel onder de Zeeuwse kerken was de Zeeuwse kerkorde van toepassing. De Staten van Zeeland hadden de bemoei-enis van de betreffende classes op hun verzoek in 1620 gesanctioneerd. Dat betekende dat de schoolmees-ters in Staats-Vlaanderen en in Staats-Brabant, voor zover benoemd binnen de territoria van de Zeeuwse classes Walcheren, Zuid-Beveland en Tholen en Bergen op Zoom, op dezelfde wijze behandeld werden als hun collega’s in Zeeland. Daarom vond op identieke manier de benoeming van schoolmeesters-voorzan-gers plaats door de collegia qualificata.23

Overheid en kerk waren op grond van deze regelgeving op elkaar aangewezen. De ontwikkelingen in

21 ZA, Staten van Zeeland, inv.nr. 691 (6 en 7.10.1683).

22 ZA, Staten van Zeeland, inv.nrs. 677 (30.10.1676), 678 (4.5.1677). Zie over mr. Cornelis Pous: De Vos, Vroedschap van Zierikzee, 441-443. 23 GA Schouwen-Duiveland, Stad Zierikzee, Gedrukte resoluties Staten van Zeeland, 1620 (267). Bouterse, Classicale Acta, 343; Reitsma en

de bemoeienis van het burgerlijke en kerkelijk gezag met het onderwijs komen hierna aan de orde. Het gaat daarbij ook om inzichtelijk te krijgen of er sprake is van verschuivingen in de mate van bemoeienis. In het geval van Staats-Vlaanderen speelt de Raad van State een bijzondere rol als centraal bestuursorgaan in zijn verhouding tot de regionale en lokale overheden. Dat vond zijn oorzaak in het in 1650 genomen besluit van de Staten-Generaal om het toezicht op het schoolwezen op te dragen aan de Raad van State.24

In document VU Research Portal (pagina 96-99)