• No results found

Respons

In de zes gemeenten woonden op 1 januari 2016 in totaal 206.823 mensen van 20 jaar en ouder (in de panels zitten nagenoeg geen inwoners onder de 20 jaar). De panels omvatten bij elkaar 4.353 leden, ofwel 2,1% van de populatie van 20 jaar en ouder.

Na drie weken hadden 1.947 respondenten de vragenlijst geheel of gedeeltelijk ingevuld. Die respons is, een aantal omstandigheden in aanmerking genomen, bevredigend. De vragenlijst was aanmerkelijk langer dan gebruikelijk voor bewo- nerspanelenquêtes. Verder kan een rol hebben gespeeld dat de panels nog geen jaar eerder voor een deel vergelijkbare vragen hadden beantwoord, toen een proe- fonderzoek van het OCD plaatsvond met vragen uit de monitor Communicatie en Bestuur. En de panels hadden recent andere enquêteverzoeken gehad, zodat er van een zekere enquêtemoeheid sprake kan zijn geweest. Bij het bekijken van de niet volledig ingevulde vragenlijsten viel op dat de meeste afhakers dat al vroeg in de vragenlijst deden. Was men eenmaal een stukje gevorderd, dan werd de rest ook ingevuld.

Om de onvolledig ingevulde vragenlijsten (althans: die met teveel ontbrekende waarden) eruit te filteren heb ik per respondent het aantal ontbrekende waarden bepaald. Het aantal varieert van 0 tot 202 (= alle items). Als iedereen die minstens tot en met de essentiële vertrouwensvraag (nr.15, ongeveer in het midden van de vragenlijst) de vragenlijst heeft ingevuld wordt behouden, ligt het snijpunt bij 115 ontbrekende waarden. Omdat de afhakers dat in het begin deden, maakte wie tot en met vraag 15 was gekomen in het algemeen de vragenlijst af. Alle cases met 116 of meer ontbrekende waarden heb ik uit het bestand verwijderd. Dat zijn er 357. Van de 1.947 respondenten die met invullen zijn begonnen, resteren er dan 1.947 – 357 = 1.590. Van die 1.590 blijkt één respondent op nagenoeg alle vragen de hoogste score te hebben aangevinkt, en een andere respondent juist consequent de laagste. Beide respondenten heb ik verwijderd, waardoor 1.588 respondenten overblijven. Verder leverde analyse op afwijkende cases geen bijzonderheden op, met uitzondering van een extreme outlier voor de variabele woonduur in een van de cases (19921993 jaar; kennelijk heeft de respondent het jaar van verhuizing ingevuld). Deze waarde is verwijderd.

Er zijn 4.353 vragenlijsten verzonden. De respons bedraagt 1.588 : 4.353 x 100% = 36,5%. Van degenen die tot en met de vertrouwensvraag zijn gekomen, hebben in totaal zes deze vraag overgeslagen, zodat ik een vertrouwensscore heb voor 1.582 respondenten.

Hoofdstuk 6

Respons per gemeente

Het aantal respondenten per gemeente varieert van 100 (Hendrik-Ido-Ambacht) tot 646 (Dordrecht). De aantallen per gemeente verzonden uitnodigingen afzettend tegen de geldig ingevulde vragenlijsten, is de respons per gemeente als volgt (Tabel 6.2):

Tabel 6.2: Respons per gemeente

Alblasserdam 37,5% Dordrecht 35,6% Hendrik-Ido-Ambacht 31,2% Papendrecht 40,7% Sliedrecht 38,9% Zwijndrecht 35,3%

Deze respons is vergelijkbaar met die van een aantal andere onderzoeken onder de panels in de eerste helft van 2016. Een onderzoek naar de Dordtse binnenstad had een overall respons van 38% (Dordrecht lager dan in mijn onderzoek, de an- dere gemeenten hoger). Onderzoeken in Hendrik-Ido-Ambacht (over de behoefte aan een platform voor hulp- en ondersteuningsvragen) en Dordrecht (over zelf- redzaamheid bij overstroming) haalden een respons van respectievelijk 36% en 34%. Gegeven de lengte van mijn vragenlijst en het feit dat de panels eerder over vergelijkbare onderwerpen bevraagd waren, is de respons in vergelijking met andere onderzoeken onder de bewonerspanels heel behoorlijk te noemen.

Geslacht

Tabel 6.3 laat per gemeente de geslachtsverdeling zien voor de populatie, de be- wonerspanels en de respons.

Tabel 6.3: Geslachtsverdeling populatie per 1 januari 2016 (CBS Statline), bewonerspanels

2016 (OCD), en respons 2016

Populatie Panels Respons

% man % vrouw % man % vrouw % man % vrouw

Alblasserdam 48,3 51,7 54,4 45,6 55,7 44,3 Dordrecht 48,9 51,1 53,7 46,3 60,6 39,4 Hendrik-Ido-Ambacht 48,7 51,3 52,8 47,2 59,8 40,2 Papendrecht 48,4 51,6 55,2 44,8 63,2 36,8 Sliedrecht 48,7 51,3 49,1 50,9 55,6 44,4 Zwijndrecht 47,8 52,2 54,3 45,7 64,3 35,7 Totaal 48,5 51,5 53,7 46,3 60,8 39,2

Opvallend is, dat Zwijndrecht in de populatie het hoogste aandeel vrouwen heeft, en in de respons het laagste. In alle gevallen zijn de mannen in de respons sterk

Methoden en data onderzoek 2016

oververtegenwoordigd. Voor een deel is dit een gevolg van de inzet van de bewo- nerspanels: de bewonerspanels kennen een oververtegenwoordiging van mannen, maar in de respons zijn mannen ook ten opzichte van de samenstelling van de bewonerspanels oververtegenwoordigd. Eerder zagen we een sterke oververtegen- woordiging in 2014 van de mannen in het bewonerspanel, terwijl de steekproeven uit de bevolkingsadministratie in 2013 en 2015 een getrouwer beeld lieten zien, met zelfs een oververtegenwoordiging van vrouwen in 2013. Voor het responsbe- stand van 2016 als geheel is de verdeling man-vrouw 60,8% versus 39,2%.

Leeftijd

Op grond van de ervaringen in 2014 met het bewonerspanel, maar ook de steek- proeven van 2013 en 2015, mag worden verwacht dat ouderen onder de respons van 2016 oververtegenwoordigd zijn. En dat is inderdaad ook het geval. Omdat onder de hele respons slechts één inwoner jonger dan 20 jaar zit, laat ik de categorie onder 20 jaar buiten beschouwing.

De leeftijdsverdeling in de populatie per 1 januari 2016 en in het bestand is als in Tabel 6.4.

Tabel 6.4: Leeftijdsverdeling populatie per 1 januari 2016 (CBS Statline) en respons 2016 20-34 jaar 35-49 jaar 50-64 jaar 65 jaar en ouder Alblasserdam % populatie 23,7 26,3 24,0 26,0 % respons 9,3 17,8 34,9 38,0 Dordrecht % populatie 24,3 26,2 26,4 23,1 % respons 3,2 20,9 38,2 37,7 Hendrik-Ido-Ambacht % populatie 23,3 28,6 25,9 22,2 % respons 5,2 24,7 43,3 26,8 Papendrecht % populatie 20,6 26,3 26,1 27,0 % respons 4,6 18,4 35,6 41,0 Sliedrecht % populatie 25,4 25,2 24,2 25,2 % respons 7,9 24,6 42,9 24,6 Zwijndrecht % populatie 22,3 23,9 25,9 27,9 % respons 3,6 17,4 36,5 42,4 Totaal % populatie 23,5 26,0 25,8 24,7 % respons 4,5 20,1 37,9 37,4

Hoofdstuk 6

Opvallend weinig inwoners van 20 tot 35 jaar hebben de vragenlijst ingevuld: 4,5% van de respondenten valt in deze leeftijdsgroep, terwijl dat in de populatie 23,5% is. Ook de groep van 35 tot 50 jaar is ondervertegenwoordigd, zij het minder ernstig. Voor de groepen van 50 tot 65 jaar en 65 jaar en ouder geldt het omgekeerde: een ruime oververtegenwoordiging. Voor de afzonderlijke gemeenten verschilt de mate van afwijking per leeftijdsgroep, maar het algemene beeld is voor alle gemeenten hetzelfde.

Opleiding

Zoals in hoofdstuk 4 al aangegeven zijn er geen cijfers beschikbaar voor het oplei- dingsniveau per gemeente. Daarom maak ik gebruik van landelijke cijfers, in de veronderstelling dat het beeld in de Drechtsteden daar niet al te veel van zal af- wijken. De landelijke cijfers voor hoger opgeleiden (HBO en WO) zijn als volgt:

Tabel 6.5: Aandeel hoger opgeleiden (HBO-WO) Nederlandse bevolking, eerste kwartaal 2016 1ste kwartaal 2016

% hoger opgeleiden van 15 jaar en ouder (landelijk) 27,59 % hoger opgeleiden van 25 jaar en ouder (landelijk) 30,74 (CBS Statline)

Voor de bevolking van 20 jaar en ouder zal het percentage hoger opgeleiden 29 à 30% bedragen. Onder de respons is het aantal hoger opgeleiden per gemeente en in het totale bestand als weergegeven in Tabel 6.6.

Tabel 6.6: Percentage hoger opgeleiden per gemeente en totaal in het bestand 2016 % hoger opgeleiden Alblasserdam 38,0 Dordrecht 52,8 Hendrik-Ido-Ambacht 44,8 Papendrecht 41,4 Sliedrecht 36,3 Zwijndrecht 34,2 Totaal 44,1

In alle gemeenten zijn de hoger opgeleiden oververtegenwoordigd: het meest in Dordrecht, het minst in Zwijndrecht.

Methoden en data onderzoek 2016

Etniciteit

Er zijn geen gegevens beschikbaar over de etnische samenstelling van de bewo- nerspanels en dus is het ook niet mogelijk om de eventuele afwijking van de res- ponsgroep ten opzichte van de bevolking te bepalen. Dit hoeft geen probleem te zijn, mits de etniciteit net als leeftijd, opleiding en geslacht geen relatie met ver- trouwen heeft. De literatuur laat wat dat betreft een nogal gemengd beeld zien. Job (2005) vond in Australië geen significante correlatie tussen etniciteit en vertrouwen in overheidsinstituties. Etniciteit leverde wel een kleine bijdrage aan de voorspel- ling van vertrouwen in de meer op afstand staande overheidsinstituties. Yao (2014) stelde in de Verenigde Staten een zeer lage correlatie van r = -0,03 vast tussen ras (blank versus anders) en vertrouwen in de lokale overheid (minder vertrouwen onder blanken). Rahn en Rudolph (2002) daarentegen vonden in de Verenigde Staten een lager vertrouwen in de lokale overheid onder de zwarte bevolking ten opzichte van de blanke inwoners. Verder bleek in het onderzoek van Rahn en Rudolph (2002) dat in gemeenten met een grotere etnische diversiteit het ver- trouwen lager was dan in etnisch minder diverse gemeenten. Downe et al. (2013) vonden in Engeland in een onderzoek in negen gemeenten hetzelfde. Die laatste resultaten zeggen nog niet bij wie het vertrouwen dan lager is.

Mijn voorzichtige veronderstelling op grond van deze literatuur is dat etniciteit niet veel verschil maakt als het om vertrouwen gaat, maar zolang dat in Nederland niet ondubbelzinnig is vastgesteld, blijft dit een beperking in mijn onderzoek.

Conclusies representativiteit

Generaliserend zou je kunnen zeggen dat oudere hoog opgeleide mannen nogal zijn oververtegenwoordigd in het onderzoeksbestand. De afwijking tussen popu- latie en respons is met name fors in de leeftijdsgroep van 20 tot 35 jaar.

De analyses op de bestanden van 2013, 2014 en 2015 wezen uit dat geslacht, leeftijd en opleiding geen of nagenoeg geen relatie hebben met vertrouwen. Daar- door is de wat scheve samenstelling van het bestand geen groot probleem. Dat geldt temeer omdat ik niet primair geïnteresseerd ben in uitspraken over de popu- latie; het gaat mij om relaties tussen de diverse variabelen. Zolang alle groepen in redelijke mate in het onderzoeksbestand zijn vertegenwoordigd, is enige afwijking ten opzichte van de populatieaantallen geen bezwaar. Overigens leverden de analyses over 2013, 2014 en 2015 zeer vergelijkbare resultaten op, ondanks het feit dat die bestanden op onderling verschillende manieren afweken van de bevol- kingssamenstelling.

Omdat onbekend is in hoeverre de etnische samenstelling van de responsgroep afwijkt van die van de bevolking en bovendien de relatie tussen etniciteit en ver-

Hoofdstuk 6

trouwen onduidelijk is, is dat een potentiële zwakte, maar met de kanttekening dat er een redelijke kans bestaat dat de invloed van de etniciteit net zo beperkt is als die van alle andere achtergrondvariabelen. Toekomstig onderzoek zal hier duide- lijkheid over moeten brengen.