• No results found

REGLEMENT VOOR HET LOODSWEZEN TE SOE- SOE-RABAIJA

In document F > #* ac gfiti' (pagina 123-126)

Besluit van den Minister van Staat, Gouverneur-Generaal

»an Nederlandsch-Indië, van den 29sten Maart 1849, n°. 2.

Gelezen, enz. ;

Ken Raad van Indië gehoord;

Is goedgevonden en verstaan :

Eerstelijk. Met intrekking van het reglement op het loodswezen te Soerabaija, gearresteerd bij besluit van 24

Janu-«U 1845, n°. 17, (Staatsblad n°. 2 ) , te arresteren het re-glement op het loodswezen te Soerabaija, zoo als hetzelve

aan dit Besluit is gehecht.

Ten tweede. Te bepalen, dat de behandeling der aangele-genheden van de twee loodspraauwen, die, naar aanleiding van art. 25 van het reglement op het loodswezen, voor de dienst te Passoeroeioan bestemd zijn, uitsluitend zal zijn op-gedragen aan den Superintendent van het loodswezen te Soerabaija, en dat mitsdien de loodsen gehouden zullen zijn de soldijen, vivres en andere behoeften te Soerabaija te ontvangen.

Afschrift, enz.

REGLEMENT voor het loodswezen te Soerabaija.

Art. 1. Het Europesche personeel voor het loodswezen te Soerabaija zal bestaan uit:

Een Superintendent, Een Commissaris, Een Opperloods,

Zes Loodsen der 1ste klasse, Zes „ „ 2de „ Vier Loodsleerlingen, en Een Klerk.

2. De havenmeester te Soerabaija is tevens Superinten-dent van het loodswezen, en voert het geldelijk en admi-nistratief beheer over die inrigting, doch waarvan de rege-ling aan den Commissaris wordt toevertrouwd.

3. Alle klagten van rceders of gezagvoerders, betreffende het loodswezen, worden schriftelijk en vrachtvrij ingezonden aan den Superintendent van het loodswezen, die daarvan aan den Commissaris en den betrokken loods kennis geeft, opdat zij zich daaromtrent zouden kunnen verantwoorden, terwijl hij dadelijk maatregelen neemt, om de oorzaak der klagten uit den weg te ruimen.

4. De Superintendent kan loodsen, voor den tijd van eene maand , suspenderen.

5. De Superintendent zal een register aanhouden, buiten de gewone, welke voor de administratie benoodigd zijn, inhoudende de namen van alle binnen gekomen of uitge-zeilde schepen , en van derzelver gezagvoerders , den diep-gang der schepen, de natie-vlag, den naam van den loods door wien, en het vaarwater waardoor deze vaartuigen, hetzij in- of uitgeloodsd zijn geworden.

6. De Superintendent zal een stamregister doen houden op hetwelk al de bij de loodsdienst aangestelde personen', tot en met loodsleerlingen , zullen worden ingeschreven, met namen en voornamen, geboortedag, jaar en plaats, datums van aanstelling, ontslag, pensionering, bijzondere diensten, en daarvoor ontvangen belooningen.

7. Aan den Commissaris der loodsen wordt de regeling van de loodsdienst, de opleiding der loodsleerlingen, en het gedurig onderzoek van den toestand der vaarwaters, baken en tonnen, opgedragen.

Hij zal zich beijveren om de dienst der loodsen zoodanig in te rigten, dat deze zooveel mogelijk door alle loodsen gelijkelijk gedragen wordt, ten welken einde hij een roos-ter aanhoudt.

i. Hij heeft het regt, onder kennisgeving daarvan aan, en onder nadere goedkeuringvan den Superintendent, lood-sen voor den tijd van 14 dagen te suspenderen.

9. Geene personen zullen tot loods worden aangesteld dan die, welke als leerlingen bij het loodswezen hunne loop-baan begonnen hebben, en door ijver, bekwaamheid en goed gedrag, bewijzen hebben gegeven, dat zij tot die be-trekking geschikt zijn ; ook zullen zij den ouderdom van 21 jaren bereikt moeten hebben, en den hieronder volgenden eed moeten afleggen.

10. De commissaris en loodsen, alvorens zij als zoodanig dienst mogen doen , zullen gehouden zijn, den navolgenden eed af te leggen :

„ I k zwcre (belove) dat ik mij in mijne dienst als (kwa-liteit) bij het loodswezen te Soerabaija stiptclijk zal gedra-gen naar de verordeningedra-gen op de loodsdienst geëmaneerd, en naar de nader te arresteren reglementen voor de loods-dienst van Soerabaija, en dat ik mij voorts zal gedragen in deze mijne betrekking, zoo als een goed, braaf, eerlijk en trouw (kwaliteit) ten dienste van den staat, de zeevaart en den koophandel, schuldig is te doen.

Zoo waarlijk helpe mij GodAlmagtig, (met ware woorden.)"

11. De loodsen ontvangen hunne aanstelling van den Di-recteur der middelen en domeinen, alsmede eene borstplaat met het Koninklijke wapen en het opschrift: „Wateren van Soerabaija, loods „ , welk distinctief teeken zij , in dienst zijnde boven hun opperkleed moeten dragen, terwijl zij bovendien op schepen overgaande , mede moeten voeren hunne aan-stelling en het reglement op het loodswezen.

112

12. Loodsen of leerlingen in dienst zijnde en dronken be-vonden wordende, zullen gestraft worden, de eerste maal met 14 dagen , de tweede maal met eene maand suspensie, en de derde maal worden ontslagen.

13. Loodsen zullen het over boord zetten van ballast of gruis, binnen de bij art. 39 bepaalde limiten tegengaan, of wanneer geene acht geslagen wordt op hunne aanmaning, ten spoedigste van het gebeurde kennis geven aan den Commissaris, die daarvan berigt zendt aan den Superinten-dent van het loodswezen.

14. Loodsen, die gebreken in de bebakening ontdekken, kennis bekomen van het verliezen van ankers of van het ontstaan van verhinderingen in de vaarwaters, zullen daar-van dadelijk den Commissaris onderrigten.

15. Geen loods of leerling mag zich zonder verlof van zijne standplaats verwijderen.

Wanneer zij eene dezer bepalingen overtreden , zullen zij naar gelang der omstandigheden met suspensie of ontsla;

gestraft worden.

16. De gezagvoerders van schepen zullen gehouden zijn aan de loodsen, die hunne schepen uit- of ingeloodsd hebben, een getuigschrift af te geven van hunne volbragte diensten.

Ingeval zij klagten tegen den loods hebben in te brengen, kunnen zij die daarin vermelden.

Dit getuigschrift, waarvan in het register, bedoeld bij art. 5 , aanteekening zal worden gehouden, moet bij de driemaandelijksche verantwoording van den Superintendent, als bijlage, behooren te worden overgelegd.

Ingeval een gezagvoerder heeft verzuimd het hierboven vermelde getuigschrift aan den loods af te geven, zal hij hierdoor verbeuren eene boete van ƒ 25, en daarvan bij de verantwoording des Superintendents, aanteekening worden gehouden.

17. Bij het in het gezigt komen van schepen, zullen de loodsen verpligt zijn , om met den meesten spoed zich aan boord van die vaartuigen te begeven, en bij windstilte, dan wel bij tegenwind, gebruik maken van de te Sidaijoe gestationneerde tambangan, beginnende met het schip, het-welk het eerst vóórgaats is gekomen, en zonder de voor-keur te geven aan de zwaarste schepen. Alleen maken hierop uitzondering oorlogsschepen, welke zij zich altijd zullen beijveren ten spoedigste van een loods te voorzien;

strijdig met deze bepaling handelende , zullen zij met sus-pensie voor 14 dagen of eene maand gestraft worden.

18. Ten einde de schepen, welke om de west naar Oed-jong Panka komen opzeilen, ten spoedigste van loodsen te kunnen voorzien, zoo zullen voortdurend twee loodsbooten benevens de tambangan, bij Oedjong Panka gestationneerd zijn; wordende de verdere regeling der dienst te Sidaijoe opgedragen aan den opperloods, die daarvoor geheel verant-woordelijk wordt gesteld.

19. Het bepaalde getal van loodsen zal zooveel mogelijk voltallig worden gehouden.

20. De loodsleerlingen, welke bij het loodswezen worden aangesteld, moeten zijn kloeke jongelingen van een gezond ligchaamsgestel, minstens 16 jaren oud, van een onbe-rispelijk gedrag, kunnende lezen en schrijven, de Nedcr-landsche taal spreken, zich daarin goed doen verstaan, en een jaar in deze gewesten op een ra-vaartuig gevaren hebben.

21. De loodsleerlingen, die bekwaam zijn om vaartuigen te loodsen, zullen, na alvorens onder het toezigt van den Commissaris, herhaalde malen schepen te hebben uitge-loodsd, en na de schriftelijke toestemming van den Super-intendent en den Commissaris erlangd te hebben, bevoegd zijn, om dienst als loods te doen, in welk geval zij alvorens zullen hebben af te leggen den eed, voorgeschreven bij art.

10 van dit reglement.

22. Er zullen bij het loodswezen de ondervolgende vaar-tuigen in dienst moeten zijn, als :

Een kotter ter beschikking van den Commissaris, ten einde deze laatste aan zijne verpligtingen kunne vol-doen, welke hem bij dit reglement zijn opgedragen, terwijl dat vaartuig zal dienen te zijn ingerigt, om te kunnen assisteren bij het leggen van boeijen en het plaatsen van baken ;

Veertien praauwen-maijangs, ingerigt tot loodsbooten, en Een tambangan.

De bovenbedoelde vaartuigen zullen zijn bemand, als:

De kotter met een mandoer, een jeremoedie en vijf ma-trozen , en de veertien praauwen-maijangs, ieder met twee jeremoedies en vijf inlandsche matrozen..

23. De loodsen en derzelver vaartuigen zullen zijn ver-deeld op de volgende plaatsen :

te Soerabaija, zes loodsen en zeven loodsbooten;

te Sidaijoe, de opperloods, vier loodsen, vijf loodsbooten, benevens een tambangan;

te Passaroeang, twee loodsen, Waaronder een van de eerste klasse, en twee loodsbooten; zullende de loodsleerlingen zoodanig geplaatst worden, als de Superintendent en Com-missaris zulks in het belang van de dienst, en ter oefening der leerlingen in de kennis der beide vaarwaters, zal noo-dig achten; terwijl de bekwaamsten derzelven op die loods-booten kunnen worden geplaatst, waarvoor geene loodsen voorhanden zijn, dan wel bij indispositie derzelve, beschik-baar komen.

24. De Commissaris zal, minstens tweemaal 's maands, den toestand der vaarwaters, baken en tonnen-boeijen on-derzoeken. Hij zal zich ook bij voortduring overtuigen van de bekwaamheden en het gedrag der loodsen en leerlingen.

25. Eenig schip, gedurende den nacht, het westervaar-water doorgeloodsd wordende, zal, zoo lang er geen vuur-toren is opgerigt, de loodsboot voorzeüen; over de lange boeg liggende, een vuur vertoonen, hetwelk bij het wenden zal ingehaald en bij het weder overstag gaan, andermaal vertoond worden.

26. § a. Schepen meer dan 2.50 Nederlandsche ellen diep gaande, zullen ook, wanneer zij geen gebruik wenschen te maken van eenen loods, het volle loodsgeld betalen.

§ b. Alleen wanneer er geene loodsen verkrijgbaar zijn, zullen zoodanige vaartuigen, zonder loods in- of uitgaande, half loodsgeld betalen.

§ c. Schepen van en minder dan 2.50 ïïederlandsche ellen diepgang, geen loods gebruikende, betalen half loodsgeld, en vaartuigen minder diep gaande dan 1.70 Nederlandsche ellen, betalen geen loodsgeld.

27. Vreemde of onder vreemde vlag varende schepen betalen het dubbele loodsgeld.

28. Alle op de Europesche wijze getuigde schepen of vaartuigen, zonder loods binnenkomende of vertrekkende, en die bevonden worden een minderen diepgang te hebben opgegeven, zullen boven het verschuldigde loodsgeld verbeu-ren eene boete, gelijkstaande aan het drievoudig bedrag der geheele loodsgelden, bij het in art. 32 hierna te bepalen tarief voor den wezenlijken diepgang van het schip of vaar-tuig vastgesteld.

29. Ter verzekering der juistheid van den opgegeven of op het schip of vaartuig aangeteekenden diepgang, zullen de loodsen in do loodspraauw steeds voorhanden moeten hebben, een haak met eenen behoorlijk gemerkten stok, in Nederlandsche ellen en palmen verdeeld.

30. Alle aanvragen voor loodsen moeten aan den Super-intendent geschieden, twee dagen vóór het vertrek van het schip.

Zoodanige aanvragen of kennisgaven zullen geregistreerd, en aan dezelven, zonder de minste afwijking, volgens het regt des eerstkomenden, voldaan worden; oorlogsschepen hebben echter den voorrang.

Dit regt zal echter worden verloren, in geval de gezag-voerder eenige verhinderingen in zijn' voorgenomen vertrek mögt ondervinden, en hij derhalve langer ter reede moet vertoeven, dan bij het doen der aanvraag voor eenen loods is opgegeven.

31. De loodsgelden moeten 24 uren na het arrivement en 24 uren vóór het vertrek, op het kantoor van den Superintendent, tegen afgave van een behoorlijk bewijs, betaald worden.

Zullende bij gebreke van dien, aan vertrekkende schepen geen loods worden medegegeven, en van binnenkomende schepen, vaartuig en lading voor de rigtige voldoening dei-loodsgelden aansprakelijk blijven.

32. Het tarief van het loodsgeld wordt bepaald, als volgt:

DEN HANDEL, SCHEEPVAART ENZ., IN NED. OOST-INDIE,

1 1 3

Oorlogsschepen, van welke natie ook, betalen geen loodsgeld.

3 3 . D e loodsgelden der a a n k o m e n d e en vertrekkende sche-pen te G r i s s e e , zullen door den fungerenden havenmeester aldaar worden o n t v a n g e n , verantwoord en in 's lands kas g e s t o r t ; w a a r v a n , n a ommekomst v a n iedere m a a n d , door hem a a n den Superintendent, eene specifieke opgaaf zal behooren t e worden ingediend.

34. D e Superintendent stort m a a n d e l i j k s , en wel op den laatsten d a g der m a a n d , de ontvangen loodsgelden in 's lands k a s , en doet d e noodige aanvragen voor trakte-menten en soldijen, voor de bij het loodswezen dienende p e r s o n e n , alsmede voor de noodige rijst voor d e inlandsche o p v a r e n d e n .

35. D e Superintendent van het loodswezen z a l . om de drie m a a n d e n , aan den Resident v a n Soerabaija, ter ver-dere verzending aan den directeur der middelen en domei-n e domei-n , om door dezedomei-n a a domei-n de algemeedomei-ne r e k e domei-n k a m e r te wor-den o v e r g e m a a k t , doen t o e k o m e n , de verantwoording van alle gedurende dien tijd gecollecteerde loodsgelden, m e t over-legging der door de respectieve bevelhebbers a a n de loodsen uitgereikte certificaten, dienende tot justificatoire bescheiden bij dezelve.

36. D e vaste traktementen en soldijen voor het personeel

va n het loodswezen, worden bepaald a l s : van het loodswezen a a n den Resident inzenden cenen staat, a a n t o o n e n d e het b e d r a g der gedurende het verschenen j a a r gecollecteerde en in 's lands kas afgedragene l o o d s g e l d e n , zoo te Soerabaija als te Grissee; dezelve zal tevens moeten bevatten, het m o n t a n t der in den loop van dat j a a r gedane geldelijke en materiële u i t g a v e n , die inrigting betreffende.

38. H e t batig saldo z a l , n a aftrek van alle bewerkstelligde en ten laste van het loodswezen komende gewone jaarlijksche uitgaven, in voege als hieronder is vermeld, worden verdeeld:

l o . 75 p C t . voor den l a n d e , ter bestrijding van onvoor-ziene uitgaven, of voor inrigtingen van een buitenge-wonen a a r d .

25 p C t . bestemd tot belooningen a a n , en aanmoedi-ging v a n het werkdadige personeel van het loodswezen;

vooraf echter, zal van deze resterende 25 pCt. als gratificatie worden uitbetaald:

a. a a n ieder der loodsen en zoodanige loodsleerlin-gen , welke de dienst als loods verrigten, 5 gulden voor elke drie Nederlandsche p a l m e n , boven den diepgang van 5 Nederlandsche ellen voor elk door hen in persoon door het wester l o o d s v a a r w a t e r , behoorlijk, i n - of uitgeloodsd schip ;

b. 5 gulden aan zoodanigen loods of l o o d s l e e r l i n g , voor elke drie Nederlandsche palmen meerderen diepgang dan 6 Nederlandsche ellen, voor schepen welke zij n a a r behooren door het vaarwater o m de oost in- en uitgeloodsd hebben.

N a aftrek van datgene hierboven bij § a en b b e d o e l d , zal het overblijvende g e d e e l t e , vervolgens onder de n a te noemen personen behooren te worden verdeeld. als volgt :

A a n den commissaris voor het loodswezen

„ „ opperloods

„ de zes loodsen der 1ste klasse . . . ii ii z e s „ 55 2de „ . . . en „ „ vier loodsleerlingen

Zullende echter de loodsen en leerlingen, welke gedurende den loop van het j a a r niet behoorlijk a a n hunne verpligting hebben v o l d a a n , daarvan blij ren uitgesloten.

39. Schepen mogen geen ballast schieten binnen de vaar-waters en niet in minder dan 10 vadem diepte, op ver-beurte v a n eene b o e t e , bij art. 8 van het h a v e n - r e g l e m e n t , gearresteerd bij Publicatie van den 28sten A u g u s t u s 1 8 1 8 . (Staatsblad n ° . 6 1 ) , bepaald.

40. H e t planten van visschersstaken en p a l e n , of het daarstellen van andere verhinderingen in de lootlsvaarwaters.

wordt verboden op poene v a n boete of gevangenisstraf, nader te bepalen of te publiceren, zullende de hoofden van de aan strand liggende dessa's daarvoor verantwoordelijk-worden gesteld.

4 1 . Geene particuliere personen zullen eenige schepen of vaartuigen vermogen n a a r buiten te b r e n g e n , dan in geval alle loodsen v a n den wal zijn, en de havenmeester aan zoodanige particulieren toestemming gegeven zal hebben.

4 2 . Geene particuliere personen zullen eenige schepen of vaartuigen vermogen n a a r binnen te loodsen, dan in geval er geen der vaste loodsen buiten zijn.

4 3 . Alle schepen en v a a r t u i g e n , door particulieren in- of uitgeloodsd, zullen verpligt zijn, half loodsgeld te betalen.

Gearresteerd bij het besluit van den Minister van S t a a t ,

De Vice-President van den Raad van Nederlandsch-Indië, namens den Minister van Staat, Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië.

D e n R a a d v a n Nederlandsch-Indië gehoord ;

A l l e n , dien deze zullen zien of hooren lezen , Salut ! doet te weten:

D a t hij heeft goedgevonden en v e r s t a a n :

Met intrekking van alle d a a r m e d e strijdige voorschriften, en speciaal v a n de resolntie van 3 Junij 1 8 3 3 , n ° . 1 7 , en

15

In document F > #* ac gfiti' (pagina 123-126)