• No results found

Registratie van aanpakmodaliteiten door het OM

In document Criminele samenwerkingsverbanden (pagina 119-122)

Wat wordt er vastgelegd in LZoZ over de aanpak van csv-onderzoeken? Eerst beschrijven we dit voor de strafrechtelijke aanpak en daarna voor niet-strafrechtelijke interventies, zoals fis-cale of bestuurlijke interventies.

Hiaten in de registratie van strafrechtelijke interventies

In de periode 2009-2011 werd de strafrechtelijke aanpak bij het OM centraal geïnventariseerd middels het handmatige formulier dat jaarlijks aan de parketten werd rondgestuurd. In de

264 Zo waren er onderzoeken waarbij geen enkele fase was geregistreerd, maar ook onderzoeken waarin een eerdere fase was afgesloten en nog geen nieuwe fase stond geregistreerd. Interne bron OM (2013).

tabel die per csv-onderzoek ingevuld moest worden stonden ook enkele vragen over de straf-rechtelijke aanpak, namelijk: wel/geen strafrechtelijk financieel onderzoek, aantal vervolgde verdachten, vervolgingsresultaat (parketnummer), ontnemingsvoorstel en conservatoir be-slag.265

Vanaf 2012 is het mogelijk om de strafrechtelijke aanpak te registreren in LZoZ (zie 2.3 en 6.1). In de handleiding staat dat het verplicht is om gegevens over betrokken subjecten te registreren “indien deze bekend zijn”. Dit kunnen verdachten zijn, maar ook personen die nog geen verdachten zijn. Naast persoonlijke gegevens van betrokken subjecten is er een veld voor de registratie van het parketnummer, een uniek nummer dat verdachten krijgen toege-wezen. In het administratiesysteem van het OM (COMPAS/GPS) wordt op basis van het par-ketnummer bijgehouden wat er met de strafrechtelijke vervolging van de verdachte gebeurt. In principe kunnen door middel van de parketnummers per subject de strafrechtelijke aanpak en de resultaten hiervan in een csv-onderzoek dus inzichtelijk worden gemaakt, waaronder (indien van toepassing) de strafrechtelijke afdoening, het type vonnis en opgelegde straffen en maatregelen (vrijheids- en taakstraffen maar ook boetes en ontnemingen). Onder de noe-mer ‘resultaten’ verschijnt het aantal vrijheids- en taakstraffen in de jaarlijkse verantwoor-dingsrapportages. Let wel: in het geval van csv-onderzeken hebben deze straffen uitsluitend betrekking op onderzoeken met een LOGC indicatie en waarbij in het rapportagejaar een von-nis is geweest. Het kunnen dus ook straffen zijn die het resultaat zijn van al langer lopende csv-onderzoeken, maar die niet (meer) meetellen bij de verantwoording van het aantal on-derzoeken in de rapportage over dat jaar.

Er is echter geen automatische koppeling tussen LZoZ en COMPAS/GPS. Dit betekent dat in-formatie over de strafrechtelijke afdoening van subjecten in een csv-onderzoek alleen inzich-telijk kan worden gemaakt als de parketnummers worden geregistreerd in LZoZ bij het betref-fende csv-onderzoek.266 De parketnummers moeten handmatig worden ingevoerd bij csv-on-derzoeken. De beleidsmedewerkers en officieren van justitie noemen in de interviews ver-schillende factoren die de registratie van subjecten en parketnummers bemoeilijken. Dit heeft ten eerste te maken met het eerdergenoemde up-to-date houden van informatie door-dat csv-onderzoeken continu in ontwikkeling zijn. Bij de start van de tactische fase kunnen al subjecten bekend zijn, maar deze hoeven (dan nog) niet allemaal een parketnummer te heb-ben; dat gebeurt pas wanneer zij daadwerkelijk zijn aangemerkt als verdachte. Daarnaast kun-nen in de loop van het opsporingsonderzoek nieuwe subjecten naar voren komen (die wel/geen verdachten zijn). Als deze subjecten tijdens het invoeren van het csv-onderzoek nog niet bekend waren, moeten zij dus op een later moment worden toegevoegd. Net als het registreren van de fase van het onderzoek (zie 6.1) gebeurt dit in de praktijk vaak niet.

265 Interne bron OM (2011).

266 Een beleidsmedewerker legt uit: “De parketnummers moeten worden geregistreerd omdat zo een koppe-ling plaats kan vinden met COMPAS. Als dit niet gebeurt dan zitten de verdachten uiteraard wel in de grote bak van COMPAS, maar zijn ze niet te identificeren in LOGC. De parketnummers zijn de sleutels op basis waarvan de koppeling gemaakt kan worden.” (OM04)

De tweede factor betreft het aantal subjecten dat per csv-onderzoek wordt geregistreerd. Uit de interviews met beleidsmedewerkers en officieren van justitie blijkt dat dit aantal per csv-onderzoek sterk uiteen kan lopen. Dit heeft enerzijds te maken met de omvang van een csv, c.q. de focus van het csv-onderzoek. De definitie van een csv-onderzoek vereist weliswaar een verband van meerdere personen (zie 3.2), maar er is geen minimum vastgelegd voor het aan-tal subjecten dat strafrechtelijk vervolgd dient te worden. In de praktijk kan dit aanaan-tal nogal uiteenlopen.

“Soms heb je csv’s met twintig subjecten en soms maar met twee. Bij een csv-onderzoek hoeft het niet zo te zijn dat er daadwerkelijk meerdere personen vervolgd worden. Het kan voorkomen dat er uiteindelijk maar één persoon wordt vervolgd. Het gaat erom dat het onderzoek zich richt op een csv, wat minstens twee personen impliceert.” (OM11)

“In de praktijk zie je wel dat in een tenlastelegging ook andere personen worden benoemd, maar deze personen vervolg je niet allemaal. De hoofdverdachte wordt vervolgd, maar daardoor kan je wel een heel csv aangepakt hebben. Niet alle deelnemers worden dus altijd vervolgd, maar zij worden dan bijvoorbeeld wel op een bestuurlijke manier aangepakt.” (OM07)

Het aantal in LZoZ geregistreerde subjecten heeft ook te maken met de keuzes die worden gemaakt met betrekking tot welke personen wel en welke niet geregistreerd moeten worden. In de handleiding staat weliswaar dat in principe alle subjecten geregistreerd dienen te wor-den, ook als er geen strafrechtelijke vervolging plaatsvindt, maar in de praktijk registreren alle parketten (AP’s, LP en FP) uitsluitend verdachten. Daarbij zijn er wel verschillen: sommige parketten registreren alle betrokken verdachten, andere alleen hoofdverdachten.

De inschatting van beleidsmedewerkers en officieren van justitie is dat anno 2017 parketnum-mers (met andere woorden: subjecten die strafrechtelijk vervolgd worden) ‘redelijk goed’ worden geregistreerd, maar de meeste parketten geven ook aan dat de registratie nog niet compleet is. De verbeterde registratie van parketnummers is een ontwikkeling die pas de laatste jaren is ingezet. Dit rechtvaardigt de conclusie dat de registratie van parketnummers in de onderzoeksperiode 2012-2015 zeker nog niet volledig was, hoewel de mate van onvol-ledigheid verschilt tussen parketten.

Ook de registratie van subjecten is volgens medewerkers die betrokken zijn bij de totstand-koming van de rapportage sterk verbeterd en vergeleken met eerdere jaren behoorlijk op orde, maar nog niet volledig. Elk csv-onderzoek is immers uniek is en men weet dus niet op voorhand hoeveel/welke subjecten er (in theorie) geregistreerd zouden moeten worden.

Weinig registratie van niet-strafrechtelijke interventies

Niet-strafrechtelijke interventies werden in de periode 2009-2011 eveneens geïnventariseerd middels het handmatige formulier. Per csv-onderzoek werd gevraagd naar de samenwerking met andere externe partners (bijvoorbeeld de Belastingdienst of gemeenten) en het wel/niet opstellen van een bestuurlijke rapportage.267 Vanaf 2012 is het, net als voor de registratie van

de strafrechtelijke aanpak, in LZoZ mogelijk om niet-strafrechtelijke interventies op subject-niveau te registreren. In de handleiding van LZoZ staat dat deze interventies geregistreerd moeten worden ‘indien van toepassing’ (met als voorbeelden: opleggen van een fiscale boete; intrekken van een vergunning door het bestuur; en preventieve acties). Uit de interviews met beleidsmedewerkers blijkt dat men wel op de hoogte is van de mogelijkheid om bij csv-on-derzoeken niet-strafrechtelijke interventies per subject te registreren, maar alle parketten (AP’s, LP en FP) geven aan dat dit in de praktijk nauwelijks of helemaal niet gebeurt.

“Het is een categorie die voor het OM minder relevant is. Je kan [in het systeem] bijvoorbeeld aangeven dat een dossier is doorgegeven aan de gemeente. De bestuurlijke aanpak is nu niet goed uit het systeem te halen omdat het niet goed wordt geregistreerd.” (OM01)

De consequentie hiervan is dat een (vaak) substantieel deel van het totaal aan toegepaste interventies buiten de gerapporteerde cijfers blijft. Een officier van justitie licht dit toe aan de hand van een concrete casus:

“Als we in X vier hele grote onderzoeken draaien waar veel capaciteit naar toe gaat, dan krijg je wellicht 10-12 personen te zien in de registratie van het OM. Onder een van deze onderzoeken vielen ongeveer 30 personen waarop actie is ondernomen. Bijvoorbeeld: disciplinaire acties, overplaatsing naar andere locaties, ontbinden van rechtspersonen, plekken of locaties gesloten door burgemeester, zes strafrechtelijke vervolgingen.” (OM08)

Aangezien de registratie niet volledig genoeg is, zo stellen beleidsmedewerkers die betrokken zijn bij de totstandkoming van deze rapportages, staan er in de jaarlijkse verantwoordings-rapportages van OM en politie geen cijfers over niet-strafrechtelijke interventies.

In document Criminele samenwerkingsverbanden (pagina 119-122)