• No results found

Civielrechtelijke aanpak

In document Criminele samenwerkingsverbanden (pagina 59-62)

Onder de civielrechtelijke aanpak verstaan wij de inzet van civielrechtelijke instrumenten ter bestrijding van ondermijnende criminaliteit c.q. csv’s door hetzij het OM, andere overheids-organen en/of civiele partijen, waaronder ook de curator begrepen. Daarbij kunnen civiele instrumenten strafrechtelijke of bestuurlijke doorwerking hebben – en andersom. De inzet van civiele instrumenten is in de eerste plaats relevant voor de bestrijding van misbruik van rechtspersonen bij het plegen van strafbare feiten, of rechtspersonen die naast de legale ac-tiviteiten ook illegale acac-tiviteiten ontplooien.120 Misbruik van rechtspersonen is een bekend fenomeen en kan in verschillende vormen plaatsvinden. De misbruikconstructies en de daar-bij gepleegde strafbare feiten lijken bovendien steeds meer aan complexiteit te winnen, niet in de laatste plaats als de constructies grensoverschrijdend zijn. Daarbij wordt gebruikge-maakt van legale maatschappelijke structuren. Doordat tevens gebruik wordt gegebruikge-maakt van steeds ingewikkelder constructies waarbij met behulp van katvangers een papieren gordijn

wordt aangelegd, is het steeds moeilijker om zicht te krijgen op de werkzaamheid en de acti-viteiten van bepaalde ondernemingen. Regelmatig is sprake van meerdere aan elkaar verbon-den rechtspersonen, die de inzichtelijkheid van de onderneming(en) en de activiteiten beper-ken. De inzet van civiele instrumenten ter verkrijging van informatie en zicht op de bedrijfs-voering kunnen in die gevallen zinvol zijn.121

Verschillende juridische bepalingen kunnen dienstig zijn aan een civielrechtelijke aanpak. Art. 2:20 BW bevat een civielrechtelijke bepaling die ziet op de mogelijkheid om de rechter te verzoeken een rechtspersoon verboden te verklaren en te ontbinden, hetzij indien de werk-zaamheid in strijd is met de openbare orde, hetzij indien het doel in strijd is met de openbare orde. De vraag is of deze bepaling kan worden ingezet in het kader van de aanpak op de te-genwoordig meer complexere of flexibelere vormen van criminele samenwerkingsverbanden. Eerdere civiele acties tegen OMG’s (Hells Angels) hadden niet het beoogde effect en leidden niet tot een verbodenverklaring en ontbinding.122 Wel ontstond de indruk dat de afwijzing van een civiel verbod van de Hells Angels tot negatief effect had dat leden van deze OMG meer in ‘colors’ (vol ornaat) verschenen op bepaalde plekken in Amsterdam.123 Nadien heeft het OM met succes de verbodenverklaring en ontbinding van de pedofielenvereniging Martijn verzocht en heeft de rechtspraak zich daardoor op dit punt verder uitgekristalliseerd, hetgeen thans de basis vormt voor de verzoeken tot verbodenverklaring en ontbinding van OMG’s. Hoewel de effectiviteit van dit specifieke civiele instrument – in termen van een door de rech-ter toegewezen verzoek tot verbodenverklaring en ontbinding – vooralsnog een wisselend beeld laat zien, is het niettemin ingezet tegen inmiddels een tweetal OMG’s (Bandido’s en Satudarah) en een zogenaamde ‘broederschap’ (Catervarius), met positief (maar in de zaken tegen Bandido’s en Satudarah nog geen onherroepelijk) resultaat. Wat betreft de vraag of hier sprake is van een effectieve aanpak, moet uiteraard worden opgemerkt dat een civiel verbod (pas) strafrechtelijk te handhaven is als de uitspraak onherroepelijk is (wat in deze gevallen nog niet zo is).124 Mogelijk zijn er wél bestuurlijke handhavingsalternatieven op basis van de APV.

Andere civiele instrumenten die hier kunnen worden genoemd zijn m.n. instrumenten die zien op het tegengaan van misbruik van rechtspersonen. Naast de ontbinding125 – al dan niet

121 Overige wetgevingsactiviteiten m.b.t. de bestrijding van misbruik van rechtspersonen zijn o.m. te vinden in Kamerstukken 31 948 “Wijziging van onder meer Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de Wet documen-tatie vennootschappen in verband met het vervallen van de verklaring van geen bezwaar en het verbeteren en uitbreiden van de controle op rechtspersonen met het oog op de voorkoming en bestrijding van misbruik van rechtspersonen”.

122 In 2006 heeft het Openbaar Ministerie verzoekschriften ex artikel 2:20 BW ingediend tegen alle verenigingen en stichtingen, waarbinnen de Hells Angels zich in Nederland hebben of toen hadden georganiseerd. In een beschikking van de Hoge Raad van 26 juni 2009 in één van de zaken. Tegen de Stichting Hells Angels Northcoast Harlingen en de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid Rockers Northcoast M.C. HR 26 juni 2009, RvdW 2009, 791, NJ 2009, 396, m.nt. P. van Schilfgaarde (OM/Hells Angels)

123 Rapport Emergo (2011), p. 230-231

124 Zie het bepaalde van art. 140, tweede lid, Sr.

voorafgegaan door een verbodenverklaring – kunnen ook bepalingen die zien op een faillis-sementsaanvraag worden ingezet of kan een actio Pauliana worden gestart.126 Verder zijn er instrumenten die kunnen dienen ter vergaring van informatie of beïnvloeding van het beleid of de bedrijfsvoering van een onderneming.127 Deze instrumenten kunnen naast eliminatie uit de samenleving c.q. het economisch verkeer ook ten doel hebben de gezonde verhoudin-gen binnen een rechtspersonen te herstellen door maatregelen van reorganisatorische aard, of waarbij opening van zaken wordt gegeven en de verantwoordelijkheid voor mogelijk wan-beleid komt vast te staan. Daarnaast kan hiervan preventieve werking voor de toekomst uit-gaan.128 Een aparte categorie van gevallen waarin een civiele aanpak aangewezen kan zijn, wordt gevormd door de stichting.129 De stichting leent zich door zijn vorm gemakkelijk voor misbruik. Op 1 juli 2016 is de Wet Civielrechtelijke Bestuursverbod in werking getreden.130

Daarmee kan bestuurders die zich bezighouden met faillissementsfraude of die zich schuldig hebben gemaakt aan wanbestuur in de aanloop naar een faillissement langs civielrechtelijke weg een bestuursverbod opgelegd worden, op vordering van de curator of op grond van het algemeen belang door het OM. Het gaat hierbij niet alleen om de enkele bestrijding van fail-lissementsfraude maar ook om de bestrijding van aperte onregelmatigheden in of rondom een faillissement, zoals ernstige tegenwerking van de curator, faillissementsrecidive en de benadeling van crediteuren voorafgaand aan een faillissement. Een gecombineerde vorde-ring, waarin tevens de bestuurdersaansprakelijkheid wordt ingeroepen, is voorstelbaar. Het gevolg van het bestuursverbod is dat de betrokken bestuurder niet langer de rechtspersoon kan vertegenwoordigen en niet (opnieuw) tot bestuurder of commissaris kan worden be-noemd. Met het oog op een effectieve handhaving van het bestuursverbod worden de opge-legde bestuursverboden geregistreerd. Het te verwachten effect van deze nieuwe wettelijke mogelijkheid is m.n. dat het een afschrikwekkend of stigmatiserend effect zal hebben. Verder wordt verwacht dat de afnemende trend van het aantal fraudemeldingen zal doorzetten, on-der meer door nieuwe instrumenten als het onon-derhavige bestuursverbod.131

126 Op grond van de Faillissementswet heeft ook het OM de mogelijkheid de faillietverklaring te vorderen op grond van het algemeen belang. Hiertoe kan bijvoorbeeld aanleiding bestaan in het kader van een strafrech-telijk onderzoek omtrent frauduleus handelen van een vennootschap.

127 Zie bijvoorbeeld het recht van enquête (art. 2:344 BW en de bepalingen erna m.b.t. de procedure en de voorzieningen ná de enquêteprocedure). Naast het enquêterecht heeft de advocaat-generaal bij het ge-rechtshof te Amsterdam tevens de bevoegdheid om in het openbaar belang van een rechtspersoon of een vennootschap, bank of instelling in rechte te verzoeken dat de jaarrekening, het jaarverslag of de daaraan toe te voegen overige gegevens inricht overeenkomstig bij rechterlijk bevel te geven aanwijzingen (art. 2:448 BW). Dit verzoek kan worden gedaan indien de betreffende stukken naar het oordeel van de advocaat-generaal niet voldoen aan de daarvoor bestemde voorschriften (art. 2:447 BW).

128 De Meijer (2003), p. 399-400.

129 Zie de artt. 2:294 e.v. BW.

130 Wet van 8 april 2016, Stb. 2016, 153, Wet tot wijziging van de Faillissementswet in verband met de invoering van de mogelijkheid van een civielrechtelijk bestuursverbod. Zie voor de achtergrond en toelichting op het wetsvoorstel Kamerstukken II 2013/14, 34 011, nr. 3, en zie tevens nr. 1-2, 4-6, en Kamerstukken I 2015/16, 34 011, nr. A-E.

Als onderdeel van een geïntegreerde aanpak wordt de civielrechtelijke aanpak niet afzonder-lijk in de stukken van het RIEC-LIEC besproken.132 Toch willen wij die variant van aanpak hier niet onbesproken laten, gelet op meer recente ontwikkelingen die erop wijzen dat een civiel-rechtelijke aanpak een grotere plaats inneemt bij de aanpak van criminele organisaties. Voor zover ons bekend is ook nog niet eerder onderzocht in hoeverre civielrechtelijke instrumen-ten effectief zijn bij de aanpak van csv’s en wordt ook geen registratie bijgehouden van de gevallen waarin misbruik van rechtspersonen een rol heeft gespeeld bij het begaan van straf-bare feiten.133 Deze gegevens geven enig zicht op de gebruikte indicatoren om meer zicht te krijgen op csv’s in relatie tot rechtspersonen.

In document Criminele samenwerkingsverbanden (pagina 59-62)