• No results found

Inzet van een breder palet aan aanpakmodaliteiten

In document Criminele samenwerkingsverbanden (pagina 105-108)

Wat betreft de aanpakmodaliteiten in de aanpak van csv’s komen in de interviews met offi-cieren van justitie en beleidsmedewerkers drie ontwikkelingen naar voren: (1) de inzet van een breder palet aan aanpakmodaliteiten, (2) aanpakmodaliteiten gericht op het afpakken van criminele opbrengsten en (3) de ontwikkeling van de bestuurlijke en integrale aanpak. Deze ontwikkelingen op de werkvloer sluiten naadloos aan bij het in voorgaande hoofdstuk-ken geschetste beleid.

Meer organisaties betrokken bij de aanpak van csv’s

Het begint eentonig te worden, maar ook de inzet van een breder palet aan modaliteiten in de aanpak van csv’s vloeit volgens officieren van justitie en beleidsmedewerkers voort uit de toegenomen aandacht voor ondermijning en het beoogde (maatschappelijk) effect van csv-onderzoeken. Er worden meer organisaties betrokken bij de aanpak, vanuit de visie dat de maatschappij als geheel, en dus ook diverse maatschappelijke organisaties nadelige gevolgen ondervinden van ondermijnende criminaliteit. Door de betrokkenheid van andere organisa-ties dan politie en justitie is het palet aan intervenorganisa-ties uitgebreid. Als voorbeeld geven officie-ren van justitie en beleidsmedewerkers vaak dat er meer wordt ingezet op fiscale en bestuur-lijke interventies middels samenwerking met de Belastingdienst en gemeenten.

De verbreding van de aanpak en de betrokkenheid van andere organisaties kunnen niet los gezien worden van het ontstaan van de RIECs en het LIEC rond 2008 en de ondersteuning die zij bieden aan partners in het kader van de geïntegreerde en bestuurlijke aanpak van georga-niseerde criminaliteit (zie 5.4).

Combinatie van strafrechtelijke en niet-strafrechtelijke interventies

Wat betreft ontwikkelingen in de keuze voor aanpakmodaliteiten in csv-onderzoeken noe-men officieren van justitie ten eerste dat er vaker niet-strafrechtelijke interventies worden ingezet wanneer de verwachting is dat deze bij kunnen dragen aan het beoogde maatschap-pelijk effect. De consequentie hiervan is dat er dan minder snel vrijheidsstraffen worden op-gelegd (zie verderop), maar ook dat de verschuiving naar andere interventies bij de aanpak van csv’s niet (volledig) in de registratie terechtkomt (onderrapportage).

“Er is dus niet alleen meer een rol voor het OM/strafrecht in de aanpak. Het is niet allemaal meer top-down. Het OM zegt niet meer alleen ‘dit moet gedaan worden’. De FIOD, de Belastingdienst, de Kamer van Koophandel hebben ook mogelijkheden om maatregelen te treffen (bijvoorbeeld ontbinden). Er zijn dus andere interventies mogelijk die net zo effectief zijn. Het wordt heel lastig om die te gaan turven, deze informatie komt niet in het systeem van het OM.” (OM05)

Ten tweede zien parketten een verandering in de manier waarop strafrechtelijke interventies in de praktijk worden ingezet, onder andere door kritischer te kijken naar een aanpak gericht op (lange) vrijheidsstraffen en meer gaan inzetten op bijvoorbeeld afpakken.

“We vonden een doorgeladen wapen bij deze persoon. We hebben deze vondst los naar het strafrecht gebracht. De veroordeling was minimaal, een werkstraf, maar had wel als effect dat deze persoon geen vergunningen meer kon aanvragen bij de gemeente omdat hij een strafblad had. We bekijken dan wat de criminele organisatie nodig heeft om niet meer te kunnen plegen of starten.” (OM09)

Verschillende officieren van justitie en beleidsmedewerkers lichten verder toe dat het straf-recht primair of mede een ‘faciliterende rol’ speelt in csv-onderzoeken of informatie op kan leveren die vervolgens gedeeld kan worden met andere organisaties, waardoor bijvoorbeeld de burgemeester een pand kan sluiten. De toenemende aandacht voor niet-strafrechtelijke interventies in csv-onderzoeken betekent echter niet automatisch dat er geen strafrechtelijke interventies worden ingezet. In de praktijk wordt nogal eens ingezet op een combinatie van strafrechtelijke en niet-strafrechtelijke interventies. Een officier van justitie van een AP (OM08) illustreert dit aan de hand van casuïstiek in twee grote overkoepelende csv-onder-zoeken naar drugshandel. Daarbij werden in totaal op ongeveer dertig personen acties on-dernomen, waaronder disciplinaire acties, het ontbinden van rechtspersonen en het sluiten van zaken door de burgemeester. Daarnaast leidden deze onderzoeken tot een zestal straf-rechtelijke vervolgingen.

De aard van de csv-onderzoeken van het FP is weliswaar anders dan bij het LP en de AP’s, maar ook bij het FP hebben zich veranderingen in de aanpak voorgedaan. De zaken werden te groot, duurden te lang, dus de opvatting kwam dat het anders moest (aldus OM14). De csv-onderzoeken bij het FP zijn primair gericht op financieel-economische criminaliteit en milieu-criminaliteit. Naast natuurlijke personen worden ook rechtspersonen vervolgd. De inzet van strafrechtelijke interventies bij rechtspersonen is per definitie anders (zie ook hoofdstuk 4). Bij de aanpak van rechtspersonen doet het FP veel transacties omdat het anders veel capaci-teit kost om deze zaken allemaal voor de rechter te brengen. Ook wordt vaker toezicht be-trokken in de aanpak. Ook bij het vervolgen van natuurlijke personen kijkt het FP, net als de AP’s en het LP, in toenemende mate naar het te behalen effect van de aanpak. Dit betekent dat csv-onderzoeken niet altijd tot dagvaardingen leiden, maar er ook gekozen wordt voor andere afdoeningen, zoals strafbeschikkingen en transacties. De officier van justitie licht dit toe aan de hand van het volgende voorbeeld over toeslagfraude:

“We hebben drie personen gedagvaard, daarnaast hebben we 30 mensen langs laten komen in twee dagen voor een transactiezitting. Ter plekke leggen ze een verklaring af en hebben ze een werkstraf gekregen. Ze hebben dan wel allemaal een strafblad en de drie hoofdverdachten gaan naar zitting. […] Deze afdoeningen waren al wel langer mogelijk maar bij het begin van het on-derzoek wordt er nu al op ingezet. Inmiddels gebeurt het heel veel zo, creatiever.” (OM14) Zoals eerder beschreven (5.1) richt ook het FP zich in toenemende mate op facilitators, zoals notarissen, advocaten en accountants. Deze personen waren voorheen vaak onderdeel van

een onderzoek, maar steeds meer worden ook onderzoeken gedaan die specifiek op facilita-tors gericht zijn. Ook deze onderzoeken leiden niet altijd tot een strafrechtelijke vervolging, maar bijvoorbeeld tot een tuchtrechtelijke zaak.

Concluderend volstaat het om zicht te krijgen op resultaten van de aanpak van csv’s niet om uitsluitend naar het aantal opgelegde vrijheidsstraffen te kijken. Andere afdoeningsmogelijk-heden en niet-strafrechtelijke interventies vormen een belangrijk onderdeel van de aanpak van csv’s. Dit geldt voor de AP’s, maar ook voor het LP en het FP.

Politie over aanpakmodaliteiten

Grosso modo kunnen vier juridische modaliteiten (interventies, afdoeningen) worden ingezet bij de – al dan niet integrale – aanpak van csv’s: strafrechtelijk, bestuurlijk, fiscaal en civiel. In de online interviews met professionals bij de politie is gevraagd in welke mate deze aanpak-modaliteiten door of in samenwerking met hun eenheid/afdeling worden toegepast in csv-onderzoek, c.q. in de aanpak van csv’s. Voor zover de geïnterviewden hier zicht op hebben, geven ze allemaal aan dat altijd of vaak sprake is van een strafrechtelijke aanpak. Op de tweede plaats staat een bestuurlijke aanpak; ongeveer twee op de drie zeggen dat die vaak of altijd wordt toegepast. In iets mindere mate geldt dit voor een fiscale aanpak. Een civiel-rechtelijke aanpak komt duidelijk het minst voor.

Figuur 5.1 Mate waarin diverse aanpakmodaliteiten volgens de poltie worden toegepast (n=23)

Veelal is sprake van een gecombineerde aanpak. Drie van de vier aanpakmodaliteiten worden immers bij de meerderheid van de eenheden/afdelingen vaak of altijd ingezet. Een teamleider bij de politie wijst hier ook expliciet op.

“Er wordt altijd onderzocht of alle interventies überhaupt mogelijk zijn. Als de kansen worden gezien wordt ingezet op toepassing.” (POL06)

Hoe verhouden deze bevindingen over de aanpak van csv’s anno 2017 zich tot die in voor-gaande jaren? Zijn er in de periode 2009-2015 veranderingen geweest in de aanpak van csv’s? Bijvoorbeeld meer of minder van een bepaalde aanpak(modaliteit)? Volgens een deel van de

0% 20% 40% 60% 80% 100%

Strafrechtelijk

Bestuurlijk

Fiscaal

Civiel

geïnterviewden is er weinig of niets veranderd, voor een ander deel wel.257 Zij noemen daarbij vooral dat de aanpak minder eenzijdig strafrechtelijk en meer integraal (bestuurlijk, fiscaal) is geworden. Bij de afwegingen is ook steeds meer gaan meespelen wat partners met wie (in het RIEC) wordt samengewerkt kunnen doen en wat verwacht wordt het meest effectief te zijn. Net als naar voren kwam uit de interviews met het OM blijkt dat vanuit de politie een strafrechtelijke aanpak bij csv-onderzoeken niet altijd (primair) gericht is op een strafrechte-lijke afdoening.

“Er wordt veel meer gekeken naar alternatieve interventies dan strafrecht. Strafrechtelijke in-terventie is zeker niet meer de leidende aanpak. Strafrechtelijke aanpak in de integrale samen-werking is wel een doeltreffende manier om veel informatie te vergaren die de integrale partners ontberen en vaak nodig hebben om door te kunnen pakken. Daarnaast levert het veelal een doorzicht op in werkwijze, branches, sleutelfiguren etc. die nodig zijn om op basis van goede analyses met partners te kijken naar een probleemgerichte aanpak.” (POL06)

Over het geheel genomen zijn de veranderingen in de aanpak van csv’s bij de politie geleidelijk gegaan. In de ene regio zetten die eerder in dan de andere. Soms was er ook een concrete aanleiding (bijvoorbeeld brandstichting in een gemeentehuis) voor een stroomversnelling. De gemeenschappelijke noemer is dat – in lijn met het OM – de politie in de praktijk in het hele land steeds meer integraal is gaan samenwerken.

In document Criminele samenwerkingsverbanden (pagina 105-108)