• No results found

Capaciteit en doorlooptijd

In document Criminele samenwerkingsverbanden (pagina 111-115)

In meerdere interviews wordt gesteld dat er in de onderzoeksperiode een tekort is geweest aan opsporingscapaciteit bij de politie. Dan moeten voortdurend keuzes gemaakt worden: welke csv’s worden aangepakt en hoe? Verschillende officieren van justitie en beleidsmede-werkers bij het OM brengen de gelimiteerde opsporingscapaciteit in verband met verande-ringen in de aard en omvang van csv-onderzoeken. Dat gebeurt onder andere in de vorm van minder grote en langlopende en meer kleinere en kortere onderzoeken, mede in het licht van de verplichting om jaarlijks een vooraf vastgesteld of opgelegd aantal onderzoeken te doen. Daarnaast wordt het tekort aan opsporingscapaciteit gerelateerd aan ontwikkelingen in af-doeningen en interventies die worden ingezet. Zo legt een officier van justitie van een AP (OM12) uit dat rond 2012 door de reorganisatie bij de politie de capaciteit van de politie te-kortschoot en dat andere overheidspartijen (zoals de Belastingdienst en gemeenten) “in dit

gat zijn gesprongen.”

Tot slot worden vanuit het OM veranderingen in de aard en omvang van csv-onderzoeken in het type interventies ook in verband gebracht met de doorlooptijd van strafzaken. Verschil-lende officieren van justitie en beleidsmedewerkers zeggen dat in het algemeen de opspo-ringsfase erg lang duurt en dat het ook vaak lang duurt voordat een zaak op zitting komt. Dat

gaat ten koste van de slagvaardigheid, maar stimuleert ook dat wordt gekeken naar alterna-tieven.

“Zaken moeten beheersbaar gehouden worden want er moet ook snelheid zijn in de strafrechts-pleging. De zittingstijd is echter heel lang. […] Omdat de doorlooptijd zo lang is kijken we naar andere manieren van aanpakken zoals strafbeschikkingen en transacties.” (OM14)

Conclusie

In dit hoofdstuk stond de aanpak van csv’s centraal (onderzoeksvraag 2). Dat gebeurde niet aan de hand van wat in beleidsstukken en jaarrapportages wordt geschreven over het instru-mentarium dat organisaties ter beschikking staat in de aanpak van csv’s – zoals in m.n. hoofd-stuk 3 het geval was. In plaats daarvan werd ingezoomd op door professionals vanuit de prak-tijk in interviews naar voren gebrachte ontwikkelingen in de aanpak van csv’s.

Veranderingen in aard en omvang van csv-onderzoeken

Een eerste ontwikkeling is dat, in lijn met de toegenomen focus in beleid op ondermijning (zie hoofdstuk 2 en 3), op de werkvloer van politie en OM meer nadruk is komen te liggen op de bestrijding van de maatschappelijke impact van csv’s. Dit vertaalde zich in een verschuiving bij csv-onderzoeken. In plaats van het primaat bij ‘klassieke’, ‘reactieve’ onderzoeken gericht op strafrechtelijke afdoening werd steeds vaker gekozen voor ‘probleemgerichte’ onder-zoeken waarbij (proactief) vanuit een breder perspectief informatie verzameld wordt over een (maatschappelijk) probleem en de rol daarin van een criminele organisatie, om op basis daarvan een bepaalde aanpak te kiezen. Deze ontwikkeling manifesteerde zich bij alle parket-ten, ook al werd die bij de AP’s meer begrensd doordat zij moeten blijven reageren op acute zaken, bijvoorbeeld liquidaties.

Een tweede ontwikkeling heeft betrekking op de omvang van csv-onderzoeken. Mede van-wege een tekort aan opsporingscapaciteit bij de politie zijn parketten meer gaan sturen op beheersbaarheid van de onderzoeken. Bij de AP’s gebeurt dit m.n. door (een combinatie van) vooraf een tijdslimiet te stellen aan de duur van een onderzoek, onderzoeken te richten op korte/snelle interventies en meer af te bakenen en/of op te splitsen in kleinere onderzoeken. Een van de strategieën bij het FP is: zaken sneller voor de rechter brengen. Daarbij wordt ook minder ingezet op (het strafverzwarende) art. 140 Sr. (deelname aan criminele organisatie) – overigens niet alleen vanwege het beheersbaar houden van csv-onderzoeken.

Een derde ontwikkeling sluit aan bij de criminologische benadering van de activiteiten van csv’s als handelsprocessen (zie hoofdstuk 2). Daarbij richt de aanpak van csv’s zich op het verstoren van criminele handelsprocessen, door het opwerpen van barrières en door meer te focussen op facilitators in plaats van (uitsluitend) de leidinggevende personen.

Breder palet aanpakmodaliteiten, minder en andere strafrechtelijke interventies

De interviews met bij de aanpak van csv’s betrokken professionals bevestigen het in voor-gaande hoofdstukken op basis van deskresearch geconstateerde groeiende belang dat ge-hecht wordt aan een integrale aanpak. Grosso modo worden in de praktijk vier juridische

modaliteiten ingezet bij de aanpak van csv’s: strafrechtelijk, bestuurlijk, fiscaal en civiel. Van-uit het perspectief van de politie – en in lijn met ontwikkelingen bij het OM – wordt nog steeds in veel gevallen een strafrechtelijke aanpak toegepast, echter vaak wel in combinatie met een bestuurlijke en/of fiscale aanpak, maar doorgaans niet met een civielrechtelijke aanpak. Mede dankzij de groeiende rol van RIECs is men in de loop van de onderzoeksperiode steeds meer organisaties gaan betrekken bij de aanpak van csv’s. Daarmee is ook meer aandacht gekomen voor het samenspel van strafrechtelijke en niet-strafrechtelijke interventies en is men meer gaan inzetten op fiscale interventies (Belastingdienst) en bestuurlijke interventies (gemeenten). Wat betreft de strafrechtelijke aanpak zijn m.n. AP’s, maar ook het LP, minder gaan inzetten op (lange) vrijheidsstraffen en meer op afpakken en op in csv-onderzoeken ver-kregen informatie waarmee andere organisaties aan de slag kunnen. Afgaande op de infor-matie uit de interviews lijkt dit concreet vooral te betekenen: meer strafbeschikkingen, meer transacties en meer specifiek op facilitators gerichte onderzoeken. De sterkere inzet op niet-strafrechtelijke interventies bij de aanpak van csv’s komt volgens de parketten niet of onvol-ledig in de registratie terecht. Met andere woorden: er zou sprake zijn van onderrapportage.

Meer inzetten op witwassen, afpakken en bestuurlijke interventies

In de praktijk van het OM is binnen de aanpak van csv’s het afpakken van criminele opbreng-sten in de onderzochte periode geïntensiveerd. Aangezien witwasonderzoeken in deze peri-ode landelijke (beleids-)prioriteit hadden, waren csv-onderzoeken relatief vaak gericht op wit-wassen in plaats van op de onderliggende gronddelicten. Als voordeel hiervan wordt gezien dat witwasonderzoeken doorgaans korter duren dan andere typen csv-onderzoeken. Om cri-mineel vermogen (fiscaal) af te kunnen pakken zijn parketten meer gaan samenwerken met de Belastingdienst. Ook de FIOD is een steeds grotere rol gaan spelen bij het afpakken van crimineel vermogen. Daarnaast wordt ook wel ingezet op het via het tuchtrecht ‘afpakken’ van de beroepsbevoegdheid van bijvoorbeeld notarissen die een belangrijke schakel vormen binnen en tussen csv’s. Bij de aanpak van csv’s zijn OM en politie (al dan niet in RIEC-verband) ook steeds intensiever gaan samenwerken met gemeenten. Bestuurlijke interventies worden ook op de werkvloer beschouwd als een belangrijk onderdeel van een geïntegreerde aanpak van ondermijnende criminaliteit. Concrete praktijkvoorbeelden zijn: het sluiten van panden, bestuurlijke rapportages, Bibob-toetsen en het intrekken van vergunningen.

6 Registratie en cijfers over csv-onderzoeken en

aanpak

In dit hoofdstuk staan kwantitatieve gegevens over de aanpak van csv’s centraal. Leidend hierbij zijn onderzoeksvraag 3 (over toegepaste aanpakmodaliteiten en de registratie daar-van) en onderzoeksvraag 4 (over trends en patronen in resultaten per ‘aangepakt csv’ in de periode 2009-2015). Daarnaast wordt ingegaan op mogelijke verklaringen voor de gesigna-leerde ontwikkelingen in aanpakmodaliteiten en resultaten (onderzoeksvraag 5). De beant-woording van deze vragen geschiedt primair aan de hand van een analyse van cijfers in ver-antwoordingsrapportages en jaarverslagen van OM, politie en RIECs. Deze documenten be-vatten veel informatie over csv-onderzoeken en de aanpak van csv’s. Daarnaast wordt geput uit de kennis en ervaring met betrekking tot de registratie van csv-onderzoeken zoals die naar voren kwam in interviews met OM en politie.

Op basis van interviews met politie en OM gaven we in het vorige hoofdstuk al een kwalitatief overzicht van veranderingen in de aard en omvang van csv-onderzoeken en ontstond vanuit de werkvloer het beeld van een verbreding in het palet aan aanpakmodaliteiten, met minder nadruk op ‘klassieke’ strafrechtelijke afdoeningen en een sterker inzetten op een witwassen, afpakken, een geïntegreerde aanpak en bestuurlijke interventies. Nu brengen we in dit hoofd-stuk in kaart hoe deze ontwikkelingen zich verhouden tot de beschikbare kwantitatieve gege-vens.

Eerst wordt beschreven hoe en door wie csv-onderzoeken worden geregistreerd (6.1). Ver-volgens bespreken we wat er bij het OM wordt vastgelegd over strafrechtelijke en niet-straf-rechtelijke aanpakmodaliteiten in csv-onderzoeken en hoe volledig en betrouwbaar deze re-gistratie is (6.2). Daarna wordt kort ingegaan op de landelijke doelstellingen met betrekking tot het aantal aan te pakken csv’s en op de officiële criteria waaraan onderzoeken moeten voldoen om mee te kunnen mogen tellen als csv-onderzoek (6.3). Aansluitend geven we voor de AP’s (arrondissementsparketten), het LP (Landelijk Parket) en het FP (Functioneel Parket) een overzicht van de cijfers uit rapportages over csv-onderzoeken en aanpakmodaliteiten (6.4), gevolgd door cijfers over de bijdrage van RIECs aan de aanpak van csv’s (6.5) en ten slotte conclusies (6.6).

In document Criminele samenwerkingsverbanden (pagina 111-115)