• No results found

Op vreemde woorden wordt verschillend gereageerd: tolerant, waarbij de vreemde woorden in principe geaccepteerd worden; o f puristisch (taalzuive­ rend), waarbij men probeert de vreemde woorden te weren en zoekt naar al­ ternatieven in bijvoorbeeld de vorm van een vertaling o f een nieuw bedacht

woord. Deze reacties zijn alleen tegen vreemde woorden gericht, die gemak­ kelijk herkenbaar zijn als leenwoord; bastaardwoorden worden meestal wel geaccepteerd, behalve in tijden van extreem purisme waarin geageerd wordt tegen alles wat vreemd is. In de loop van de tijd worden periodes van extreem purisme afgewisseld door periodes van gematigd purisme en periodes van to­ lerantie. Momenteel beleven we een betrekkelijk rustige tijd, met een kleine groep die fervent tegen vooral Engelse leenwoorden ageert en een grotere groep die de leenwoorden gelaten over zich heen laat komen o f zelfs hartelijk omarmt. Overigens richt purisme zich niet alleen tegen vreemde woorden, maar tegen ‘alle vreemde wendingen en uitdrukkingen, verkeerde en klakke­ loze vertalingen, [...] vaak voorkomende taalfouten, vooral tegen de syntaxis, alsook [...] niet algemeen gangbare, slechts in een beperkte streek gebruike­ lijke woorden en uitdrukkingen’.120

In een periode van tolerantie worden allerlei argumenten gebruikt die voor het opnemen van leenwoorden pleiten: de leenwoorden geven de moge­ lijkheid nieuwe betekenisnuances aan te duiden, wat als taalverrijking wordt beschouwd; leenwoorden die in meerdere talen voorkomen, vereenvoudigen de internationale communicatie; leenwoorden zijn onmisbaar in vaktaal; leenwoorden kunnen eufemistisch gebruikt worden; door het gebruik van leenwoorden kan een tekst afwisselender worden, enzovoorts (zie ook de re­ denen van ontlening hierboven).121

In een periode van purisme wordt gezegd dat het Nederlands zijn eigen ka­ rakter zal verliezen door een toevloed van vreemde woorden (‘binnenkort spre­ ken we allemaal Duits/Engels!’); dat het vreemde woord overbodig is; en dat het gebruik van vreemde woorden een vorm van snobisme o f aanstellerij is.122 Men is bang dat de Nederlandse taal ‘verbastert’ o f ‘verloedert’ - maar wat dat precies inhoudt, is niet duidelijk. Over het algemeen zijn de argumenten tegen vreemde woorden meer emotioneel en nationalistisch van aard dan taalkun­ dig, en purisme is vaak een smoes voor angst voor politieke invloed.123

Puristen zochten en zoeken naarstig naar een Nederlands alternatief, o f propageren het gebruik van een bestaand alternatief.124 Soms heeft dit suc­ ces, meestal niet. Puristische tendensen zijn uiteraard slechts bekend vanaf de tijd dat er geschreven bronnen bestaan. O f er in de Romeinse tijd een stro­ m ing bestond die zich tegen de Latijnse leenwoorden keerde, weten we niet - het lijkt niet erg waarschijnlijk. De Latijnse leenwoorden waren noodzake­ lijke ontleningen voor nieuwe begrippen, en in die periode zullen de Germa­ nen zich niet met bespiegelingen over hun taal beziggehouden hebben. Purisme gaat namelijk altijd uit van mensen die zich bewust bezighouden met taal, die verschil maken tussen (taalkundig) ‘eigen’ en ‘vreemd’.

Een dergelijk bew ustzijn trad op in de Renaissance, en uit deze periode stamt dan ook de eerste puristische bew eging waar we weet van hebben: sa­ men met de aandacht voor de klassieke oudheid en met name het Latijn, ontstond ook aandacht voor de eigen taal.125 Literatuur werd in de eigen taal geschreven. Vanaf het midden van de zestiende eeuw ageerde men te­ gen het gebruik van leenwoorden, en wel uit het Frans en het Latijn. Veel

vooraanstaande Nederlandse geleerden deden een poging de wetenschappe­ lijke woordenschat, die tot dan toe voornamelijk uit Latijnse woorden be­ stond, te vernederlandsen. Dit leverde in deze periode een groot aantal nieuw- gemaakte woorden op, waarvan vele nog steeds gebruikt worden. De meeste van deze woorden zijn vertalende ontleningen o f betekenisontleningen van Latijnse woorden, en staan dan ook vermeld in hoofdstuk n o f m . Zeer in­ vloedrijke geleerden waren bijvoorbeeld Simon Stevin, H.L. Spiegel, Hugo de Groot en P.C. Hooft. De wiskundige Simon Stevin (1548-1620) beschouwde het Nederlands als verreweg de beste taal voor de wetenschap en veel geschikter dan Latijn o f Grieks. Hij heeft de termen aftrekken, as, delen, driehoek, evenaar, evenredig, evenwijdig, hoogtelijn, kegel, middellijn, omtrek, optellen, rechthoek, vlak, wortel ingevoerd in het Nederlands o f in ieder geval verbreid.126 Hugo de Groot (1583-1645) streefde naar een Nederlandse rechtstaal. Hij schreef Inleiding tot de Hollandsche rechtsgeleerdheijd (1631) in het Nederlands, en gebruikte daarin on­ der andere purismen zoals boedel, erfpacht en winstderving.127

De voorstellen van P.C. Hooft (1581-1647) hebben weinig weerklank ge­ vonden. Hij vormde onder andere de woorden enkeling voor particulier, loop­ mare voor courant/krant, onderworpeling voor suppoost, stadhuishavenaar voor conciërge, tegenrolhouder voor controleur, verdeelgeld voor pensioen, vernufte- ling voor ingenieur (nog in het Zuid-Nederlands in gebruik) en vertrouwenaar voor crediteur.128

Ook in de achttiende eeuw behield het purisme aanhangers. Een belang­ rijke rol speelde Balthazar Huydecoper (1695-1778). Tot de negentiende eeuw richtte het Noord-Nederlandse purisme zich voornamelijk tegen het Frans, dat dan ook verreweg het grootste aantal ontleningen leverde. In de negen­ tiende eeuw veranderde dit en ging men zich voornamelijk tegen Duitse leenwoorden richten. Tegen Engelse leenwoorden was het minste verzet, hoewel het aantal daarvan in de loop van de negentiende eeuw niet gering was. Belangrijke strijders tegen Duitse invloed waren Nicolaas Beets en Jacob van Lennep. Nicolaas Beets schreef een gedicht getiteld ‘Germanismen’:

Gij hebt mij, lieve Buren! Uw toonstuk niet te sturen; Ik zin g niet gaarne op Duitsch; Houdt, daar gij mij door ’t oor boort Met uw afgrijslijk voorwoord, Uw liedertafels thuis. Verlost mij van de daadzaak, Waarover ik mij kwaadmaak, Gewis niet zonder grond! En wijs, om mij te grieven, Niet heen naar de omloopsbrieven, Die gij mij onlangs zondt. Och, dat de Nederlanden Toch sporeloos verbanden Wat voortgaat uit uw huis,

In plaats van door te voeren Wat burgeren en boeren Tot schande strekt o f kruis. Ons Neerduitsch was welluidend, Zoolang gij ’t niet beduidend Met valsche klanken schondt; Ons Neerduitsch was verstandig, Zoolang men ’t niet onhandig Verplooide naar uw mond; Ons Neerduitsch zal slechts leven, Zoolang wij ’t niet vergeven Met vruchten van uw grond.

Het aantal Duitse leenwoorden was in de negentiende eeuw inderdaad aan­ zienlijk, maar minstens zo belangrijk was de vrees voor de politieke en eco­ nomische macht van de Duitsers. De weerstand tegen het Duits nam tussen de wereldoorlogen en na de Tweede Wereldoorlog alleen maar toe. Dat had voornamelijk een politieke oorzaak, want het aantal leenwoorden was in die periode niet zo groot - hoewel wel aanwezig.129 In 1931 werd het Genoot­ schap Onze Taal opgericht, met als doel ‘in de eerste plaats door onderling overleg, maar zoo m ogelijk later ook naar buiten, de onzuiverheden in de Nederlandsche taal te bestrijden, welke bestrijding zich in het bijzonder - in dit tijdsgewricht - keert tegen het gebruik van Germanismen’. Een enkele ijveraar stelde zelfs voor in spoorwegstations borden te plaatsen met op­ schriften als ‘Let op uw taal!’, ‘Gedoog geen germanismen!’ en ‘Steun de de- germanisatie!’ Typische puristen uit die tijd waren Charivarius en Haje.130 De woordenboeken keuren in de jaren veertig o f vijftig zelfs woorden als germa­ nisme af, die ze in de jaren tw intig nog als goed Nederlands accepteerden, bij­ voorbeeld betonen ‘benadrukken’.131 Van recht hebben ‘gelijk hebben’ zegt de Grote Van Dale vanaf 1950: ‘thans als germanisme geïnterpreteerd, hoewel het dit oorspronkelijk niet was’.

Vooral na de wereldoorlogen is de puristische beweging zich behalve te­ gen het Duits ook tegen het Engels gaan richten. Tegen Franse leenwoorden bestaat in de twintigste eeuw in Nederland nauwelijks meer bezwaar. De Franse invloed is echter beslist niet afwezig, hoewel veel kleiner dan in de ne­ gentiende eeuw.132

Het purisme in het Zuid-Nederlands vertoont eigen facetten, zoals Goos- sens133 aantoont. Hier heeft het purisme zich van het begin a f aan vrijwel al­ leen tegen Romaanse, vooral Franse, invloed gericht. Logisch, want de Franse invloed was en is groot, en het Zuid-Nederlands is eeuwenlang bedreigd door het Frans. Als reactie ging men ter vervanging van Franse woorden inheemse woorden gebruiken (geleider voor conducteur) o f samenstellingen maken (duim- spijker voor punaise), waarbij vaak het Franse begrip min o f meer werd ver­ taald (dagorde ‘agenda’ voor ordre du jour). De neiging tot vertalen werd ver­ sterkt door het feit dat tot voor kort het Nederlands in België in zeer grote

mate als ‘vertaaltaal’ fungeerde, waarbij officiële stukken eerst in het Frans werden bedacht en geschreven en vervolgens werden vertaald.134

Daarnaast kent het Zuid-Nederlands spellingpurism en en uitspraakpu- rismen. Uitspraakpurisme is spellinguitspraak met het doel zich a f te zet­ ten tegen de vreemde taal, bijvoorbeeld /handikap/ in plaats van /hendi- kep/. Bij spellingpurism e spelt men een woord opzettelijk zo, dat de vreemde herkom st zo min m ogelijk opvalt. Dat is de reden geweest van het ontstaan van de voorkeurspelling in 1954: de Noord-Nederlandse leden van de spellingcommissie wilden de oorspronkelijke spelling van de vooral Franse woorden behouden, maar de Vlaamse leden wilden ze verneder­ landsen, om de Franse oorsprong te camoufleren. De Belgische kranten spelden dan ook tot 1995 meestal kommissie, kuituur en dergelijke, waar alle Nederlandse kranten commissie, cultuur spelden. De laatste spellingherzie- ning heeft aan dit verschil een einde gemaakt, doordat de toegestane spel­ lin g werd geschrapt. N atuurlijk komen in het Noord-Nederlands ook ver­ nederlandste spellingen en spellinguitspraken voor, maar deze hebben bijna nooit een puristisch doel.

In het Zuid-Nederlands is veel minder verzet geweest tegen Duitse in­ vloed dan in het Noord-Nederlands, behalve tegen een paar woorden die tel­ kens als germanisme worden gebrandmerkt. Integendeel: men gebruikt Duitse ontleningen ter vervanging van Franse. Ook de reactie tegen het En­ gels is slechts gering.135 Wel is er verzet tegen het ‘Hollands’, namelijk tegen de grote hoeveelheid vreemde (Franse) woorden die de Noord-Nederlanders gebruiken, zoals attenderen, stagnatie, usance. In het Zuid-Nederlands worden in plaats van dergelijke woorden allerlei puristische uitdrukkingen gebruikt, die in het Noord-Nederlands niet bekend zijn: aanwezigheidslijst voor presen­ tielijst, doormeter voor diameter, inkom voor entree.136

Het purisme is eigenlijk een overbodige beweging. Taal leeft en verandert, zoals de maatschappij verandert. Leenwoorden worden ofwel opgenomen en raken ingeburgerd, en dan zijn ze een verrijking van de taal, ofwel ze beval­ len niet, om welke reden dan ook; dan worden ze afgestoten, vervangen door vertalingen o f nieuwe woorden. Dat gaat automatisch, er is geen puristische beweging voor nodig. Vijftig jaar ageren tegen germanismen heeft nauwe­ lijks enig effect gehad, zo blijkt uit onderzoek.137 Vanaf het eerste nummer van Onze Taal tot heden wordt bezwaar gemaakt tegen afbouwen in de beteke­ nis ‘verminderen’, maar het woord leeft en bloeit. Puristische bewegingen zijn meestal slechts een excuus: men is niet zozeer bang voor de invloed van de taal van een ander volk, als wel voor de politieke, economische, culturele invloed. Kruisinga’s uitspraak uit 1938 is nog steeds geldig:

Onze slotsom is dus, dat er geen reden is om te vrezen dat onze taal z ’n eigen karakter en daarmee z ’n waarde zou verliezen als we voortgaan vreemde woorden erin op te nemen overeenkomstig de behoeften van ’n beschaving die deel heeft aan het kulturele leven van Europa, en dat vernederlandsing van onze woordvoorraad, afgezien van vaktermen,

geen nut zou hebben, daarentegen veel last zou veroorzaken, en tot taal­ verarming zou leiden. Het grote publiek doet dus verstandig niet te luisteren, althans niet te handelen, naar de raadgevingen van zelf- aangestelde hervormers van onze taal; men zal opmerken dat taalkundi­ gen zich er nooit toe lenen.138

Veertig jaar later voegt Geerts hieraan toe:

Bovendien stel ik me de vraag o f [..] we er niet beter aan doen ons daarover [over vreemde invloed] te verheugen in plaats van ons erover te beklagen. Als het immers ons verlangen is dat er meer eenheid komt in Europa en ook in de wereld, dat er minder misverstanden zijn, meer verstandhou­ ding, vriendschap en vrede, dan zie ik niet goed in hoe we dat allemaal kunnen bereiken zonder dat op den duur een taal ontstaat waarin dat nieuwe leven verwoord kan worden en die die nieuwe wereld ook mede ge­ stalte geeft, een taal die zonder dwang o f geweld de Babylonische spraak­ verwarring en de gevolgen daarvan ongedaan kan maken. Die taal moet geleidelijk groeien. [...] ’t Is ook best mogelijk dat uiteindelijk zal blijken dat de eenwording op dit moment al enkele eeuwen bezig is!139

Overigens heeft het Nederlands op sommige terreinen helemaal niet te kla­ gen over vreemde invloed. Opvallend is namelijk, dat het Nederlands voor sommige technische termen meer eigen termen kent dan de omringende ta­ len, het Duits, Engels en Frans, met name voor termen die op school worden gebruikt o f tussen leken en deskundigen. Deze eigen termen zijn (leen)verta­ lingen o f nieuwe begrippen. Voorbeelden van eigen Nederlandse termen naast geleende wetenschappelijke termen zijn de namen voor de schoolvak­ ken: aardrijkskunde voor geografie, dierkunde voor zoölogie, letterkunde voor litera­ tuur, natuurkunde voor fysica, natuurlijke historie voor biologie, plantkunde voor botanie, scheikunde voor chemie en taalkunde voor linguïstiek. Ook medische ter­ men zijn buiten de vaktaal vaak vernederlandst: bloedarmoede voor anemie, bloederziekte voor hemofilie, bloedkanker voor leukemie, darmontsteking voor ente- ritis, kankergezwel voor carcinoom, niervergiftiging voor uremie, slagader voor arte­ rie, suikerziekte voor diabetes, wit bloedlichaampje voor leukocyt. Dit zijn over het algemeen oude purismen. De puristische beweging had in de Renaissance dus, anders dan tegenwoordig, wél invloed. Dat komt omdat men op dat mo­ ment voor het eerst wetenschappelijke teksten in het Nederlands ging schrij­ ven, en men hiervoor een nieuwe terminologie moest scheppen, en omdat veel van de wetenschappelijke innovaties plaatsvonden in de Lage Landen, zodat de vernieuwingen direct een Nederlandse naam kregen.140

Structurele effecten van leenwoorden op het Nederlands