• No results found

Ieder woord wordt eerst door een o f meer individuen geleend, dan dringt het door tot een grotere groep mensen en dan kan het in de algemene taal overge­ nomen worden.15 Bijna nooit is bekend wie de eerste lener was, maar van talrijk weten we het wel: dit woord is uit het Duits geleend door Hooft in 1642: ‘De Kooningschen, talryker veel, kreeghen ten aanvang het voordeel der weeghen, heggen, en graften/16 Het overnemen van ontleningen veronder­ stelt een zekere tweetaligheid: het ontlenen gaat altijd uit van een o f meer­ dere individuen die een zekere kennis van de brontaal bezitten, men moet immers weten waar het over gaat.17 Die tweetaligheid is overigens lang niet altijd perfect, anders zou het niet mogelijk zijn dat woorden met lidwoord en al geleend worden - denk aan alcohol, waarin al- het niet-herkende Arabische lidwoord is.

In zeldzame gevallen is er geen sprake van tweetaligheid. Dan gaat het ook direct helemaal mis. Leuke voorbeelden zijn18 de plaatsnamen Abidjan (de oude hoofdstad van Ivoorkust), Banjul (de hoofdstad van Gambia, vroeger Bathurst), Dakar (de hoofdstad van Senegal), Toleara/Toliara (een haven op Madagascar) en Yucatdn (een Mexicaanse staat). Het verhaal is telkens het­ zelfde: een ontdekkingsreiziger o f vreemdeling ontmoet de inheemse bevol­ king, vraagt waar hij is, krijgt een heel ander antwoord en geeft de plaats ver­ volgens deze ‘naam’, die de officiële plaatsnaam wordt. In Abidjan dachten de inheemsen dat de vraag was ‘wat hebt u gedaan?5, waarop hun antwoord ‘bla­ deren geplukt’ de naam van de plaats is geworden. In Banjul begreep men ‘wat maakt u?? en g a f men als antwoord ‘matten van touw’. In Dakar dacht men dat de vraag was ‘wat is dit voor boom?’ en luidde het antwoord ‘tama­ rinde’. In Toleara werd de vraag aan een prauwvaarder gesteld, die dacht dat men hem vroeg waar een ankerplaats was; hij zei dan ook ‘de ankerplaats is daar’, wat de naam van de plaats werd. In Yucatdn vroegen de eerste ontdek­ kers, de Spanjaarden, aan de inheemsen naar de naam van de staat - deze zei­ den yucatdn ‘ik versta het niet’, en dit werd de naam van het land.19 Kaap Catoche op Yucatan heet in het Spaans Cabo Catoche; in het Maya, de indianen­ taal die daar gesproken werd, betekent het ‘ga mee naar onze huizen’. Bij de naam Texas wordt van het scenario afgeweken. Toen de Spaanse monnik Damian in 1690 op de kust landde, werd hij verwelkomd met de kreten techasl techasl ‘vrienden, vrienden’, wat een vorm van begroeting was. De staat kreeg vervolgens deze naam. De naam van het eiland Martinique, tot besluit, gaat terug op een onbekend woord. Toen Columbus in 1493 langs het eiland voer, zag hij groepen vrouwen die madinina! riepen. Men is er nooit achter geko­ men wat dit betekende. Aanvankelijk noemde men het eiland naar de kreet van de vrouwen, later werd het onder invloed van de heiligennaam Sint- Martinus veranderd in Martinique.

In het verleden kwamen Franse woorden bij ons binnen via de hoogste kringen, die tweetalig waren: ze spraken Frans aan het hof, maar daarnaast gebruikten ze het Nederlands. Dit Nederlands doorspekten ze met Franse uitdrukkingen, die door andere standen overgenomen werden, omdat zij zich wilden spiegelen aan de hoogste standen en dus graag ‘voorname’ taal gebruikten. De taalkundige Salverda de Grave20 noemt dit de ‘zwaartekracht’ der vreemde woorden: ‘Zij dringen hoe langer hoe dieper in, ook in kringen waar de vreemde taal onbekend is.’ Een eerste ontlening kan ook binnenko­ men via groepstaal o f vaktaal, en vandaar doordringen tot het Standaardne­ derlands. Zo werden Jiddische woorden en Romaniwoorden eerst in de volkstaal o f het Bargoens geleend, en drongen ze vandaar door naar het Stan­ daardnederlands.

Een leenwoord dringt dus slechts geleidelijk door in een andere taal en wordt eerst door een kleine groep mensen geleend. Vervolgens kan het zich over de grote massa verbreiden, maar dat hoeft natuurlijk niet te gebeuren. Het is moeilijk te voorspellen welk woord wel en welk niet door de taalge­ meenschap overgenomen wordt. In ieder geval spelen verschillende factoren

mee, zoals het prestige van de brontaal, het prestige en de status van de indi­ viduen o f groep(en) die het woord in eerste instantie gebruiken, en de ge­ bruiksfrequentie. Belangrijk is dat wanneer een woord zich van de kleine groep naar de massa verbreidt, de ontlening binnen de Nederlandse taal plaats­ vindt. Het wordt door de ene Nederlandssprekende doorgegeven aan de an­ dere Nederlandssprekende. Vaak zal de ‘massa’ die het woord overneemt, niet tweetalig zijn. Dan wordt het woord compleet vernederlandst, soms zelfs verbasterd - men kent het woord niet uit de vreemde taal, maar neemt het m ondeling over van een andere Nederlander. Vooral wanneer een woord doordringt tot in de dialecten, kan het fors verbasterd worden, vergelijk ajuus, astrant, bezjoer en krek voor Frans adieu, assurant, bonjour, correct

Ieder woord kom t binnen in een bepaalde context, in een vaste uitdruk­ king, met slechts één betekenis en vaak ook maar één functie. Sommige woorden blijven een dergelijk beperkt gebruik houden. Dat geldt bijvoor­ beeld voor het Russische perestrojka. Aanvankelijk werd dit woord uitsluitend gebruikt als politiek begrip om de ‘herstructurering’ in Oost-Europa aan te duiden, toen werd er zelfs een werkwoord bij gemaakt: in n r c Handelsblad van 29/12/89 stond als vertaling van een Russische spotprent: ‘Ben je al gepe- restroikeerd?’ Ik verwachtte dat dit zou leiden tot uitdrukkingen als ‘de pe­ restrojka van het Nederlandse politieapparaat’, maar dat is niet gebeurd, en inmiddels is perestrojka een historische term voor ‘hervormingspolitiek in de Sovjet-Unie’ geworden. Zou het K tzbisditjihad een algemene term worden? Momenteel wordt het vooral gebruikt voor de ‘heilige oorlog’ van de islamie­ ten, maar in een discussiegroep op internet sprak een deelnemer die een aan­ tal malen was opgebeld al over ‘een vukking jihad telefoonterreur’, waarop als reactie kwam: ‘Hierbij roep ik op tot een heilige oorlog tegen de telefoon- terrorist.’ Ookfatwa wordt buiten de religieuze context wel gebruikt. Zo staat op internet te lezen: ‘Ten tweede, en ik besef dat ik hiermee een fatwa van Harry Potter-aanbidders over me afroep, zijn die verhalen niet bijzonder goed.’ Het kan bij deze incidentele gevallen blijven, maar het is ook m ogelijk dat het gebruik van deze woorden in de toekomst verruimd wordt. Ayatollah, ook uit het Arabisch, heeft het bijvoorbeeld ‘gehaald’: we kunnen iemand zonder problemen ‘de ayatollah van het bedrijf’ noemen. Ook het Italiaanse aggiornamento, in eerste instantie alleen gebruikt voor de Vaticaanse kerkher­ vorming in de jaren zestig, vinden we in figuurlijke betekenis: ‘het hoogno­ dige aggiornamento van ons omroepbestel’.21 En tot slot leverde de verschrik­ kelijke tsoenami die op tweede kerstdag 2004 Azië overspoelde, onmiddellijk uitdrukkingen als ‘een tsoenami van meningen’, ‘een tsoenami van mense­ lijke solidariteit’ en ‘een tsoenami van tranen’.

De kleine groep die als eerste een leenwoord gebruikt, kan dat doen uit de behoefte op te vallen: ‘Een gemakkelijk middel om zich van de massa te onder­ scheiden is [...] het vreemde, vooral het franse woord.’22 Als de grote massa ver­ volgens het leenwoord overneemt, kan het zijn cachet verliezen. Het gevolg is dat niet iedereen het meer wil gebruiken, waardoor het ofwel in een speci­ fieke betekenis o f context (bijvoorbeeld als technisch woord) voortleeft, ofwel

verdwijnt en vervangen wordt door een inheems woord. Het is aardig ‘op een enkel [voorbeeld] te wijzen dat door zijn veralgemening de distinctie verloor, en daarom, het eerst in de kringen die op gedistingeerd prijs stellen, is afge­ schaft. Dat geldt voor engageren en engagement, waarbij het aanvankelijk wel niet alleen gezond puristische overwegingen zullen geweest zijn, die tot de vervanging door verloven en verloving hebben geleid, hoezeer het toe te juichen is dat de franse woorden nu ook weer, door navolging, in de “ brede lagen des volks” voor de Nederlandse hebben moeten wijken/23 Er zijn meer voorbeel­ den van woorden die hun distinctie verloren hebben. Zo werd hospitaal eerst voor ‘ziekenhuis’ gebruikt, toen alleen nog voor ‘militair ziekenhuis’, en daarna geheel vervangen door ziekenhuis. Theater kreeg na een tijd de beteke­ nis ‘variété’ en werd vervangen door schouwburg. Feliciteren werd in de jaren vijftig vooral door kinderen gebruikt, en daarom vervangen door geluk­ wensen24 - inmiddels geldt dat niet meer en is feliciteren (net als het Latijnse proficiat, letterlijk ‘moge het baten’), een heel gewone wens.

Mondeling en schriftelijk lenen

Leenwoorden kunnen zowel mondeling als schriftelijk geleend worden, dus in persoonlijk contact o f door schriftelijk contact. In de Romeinse tijd hebben we Latijnse woorden door mondeling contact geleend, en later, in de Middel­ eeuwen, hebben we veel Franse woorden mondeling overgenomen. Leen­ woorden uit dialecten, zoals de Picardische woorden die in de Middeleeuwen geleend zijn (kaatsen, kampioen, kans), zijn meestal mondeling overgenomen. Bij persoonlijke contacten wordt een woord geheel op grond van de klank overgenomen, en daardoor kan het woord qua spelling nogal afwijken van het woord in de brontaal. Een voorbeeld van een mondelinge ontlening is po uit Frans pot, waar de Franse uitspraak van het woord is overgenomen (de Fransen spreken de s\ot-t niet uit). Bij mondeling doorgegeven woorden kun­ nen onbekende klankcombinaties gemakkelijk aangepast worden aan be­ kende klankcombinaties, de zogenoemde volksetymologie (zie hoofdstuk iv , ‘Klankveranderingen en vormveranderingen’). Zo werd Spaans hamaca ver­ anderd in het veel begrijpelijker hangmat.

Bij woorden die schriftelijk geleend zijn, wordt de spelling van het vreemde woord overgenomen. Er zijn periodes geweest waarin de Neder­ landse literatuur overspoeld werd met (schriftelijk geleende) leenwoorden. Dit heeft meestal geen blijvende invloed gehad. Twee voorbeelden: in de veertiende en vijftiende eeuw gebruikten de middeleeuwse literatoren een stortvloed aan Duitse leenwoorden, die alle uit het Nederlands verdwenen zijn; en in de achttiende eeuw ondervond de Nederlandse literatuur veel kortstondige invloed van het Frans. Literatuur kan op twee manieren beïn­ vloed worden: Nederlandse literatoren kunnen veel leenwoorden gebruiken, o f buitenlandse literatuur kan (slecht) vertaald worden, waarbij de buiten­ landse wendingen en woorden behouden blijven. Niet alleen literaire woor­ den, maar ook geleerde woorden worden vaak schriftelijk geleend. Een voor­ beeld van zo’n geleerde ontlening is zich, dat ontleend is aan het Duits en hem

o f haar vervangt. In de volkstaal hoor je nog steeds vaak z’n/d’r eige(n) in plaats van zich,25

Woorden die schriftelijk geleend zijn, en dus de spelling van het vreemde woord overgenomen hebben, kunnen spellinguitspraak krijgen, dat wil zeg­ gen dat iedere geschreven letter uitgesproken wordt (onafhankelijk van de uitspraak in de brontaal): zo wordt in gêne, score de slot-e uitgesproken, en vinden we spellinguitspraak in interessant met /ant/ tegenover croissant met nasale /a/.26 Denk ook aan /Mechieko/ versus /Meksieko/, waarbij de laatste uitspraak spellinguitspraak is. Bij Franse leenwoorden vinden we soms een verschil tussen het Noord- en het Zuid-Nederlands: het Noord-Nederlands kent spellinguitspraak - het woord is dus schriftelijk geleend - terwijl het Zuid-Nederlands de Franse uitspraak volgt - het woord is dus m ondeling ge­ leend. Dat zie je bijvoorbeeld bij woorden op -ist: alcoholist, communist, socia­ list. Het Noord-Nederlands zegt /ist/, het Zuid-Nederlands /iest/.27 Ook bij Engelse woorden bestaat een noord-zuidverschil maar hier is de situatie net andersom: in het zuiden gebruikt men spellinguitspraak en in het noorden spreekt men de woorden 'op z’n Engels’ uit, vandaar de zuidelijke uitspraak /handikap/ tegenover de noordelijke /hendikep/. De sh/ch in leenwoorden, bijvoorbeeld chic, sherry, wordt verschillend gerealiseerd: in het zuiden als een 5/-klank zoals in het Frans, in het noorden als s +j, zoals in meisje. Spellinguit­ spraak is bij ingeburgerde vreemde woorden, vooral Franse en Engelse, een gewoon verschijnsel.

Het onderscheid tussen mondeling en schriftelijk ontlenen kan alleen voor de oudere taal gemaakt worden; in de jongere tijd is over het algemeen sprake van mondeling en schriftelijk contact tegelijkertijd - een nieuw woord duikt op hetzelfde moment op in de krant, op internet en op het jour­ naal.

Direct en indirect lenen

Leenwoorden kunnen zowel rechtstreeks uit een bepaalde taal geleend wor­ den, als indirect via een o f meer andere talen. Sommige leenwoorden maken zelfs hele omzwervingen van de ene taal via de andere naar de volgende. Veel Perzische en Arabische woorden zijn via een o f meer Romaanse talen in het Nederlands gekomen. Een mooi voorbeeld van dit laatste is abrikoos. De naam van de vrucht gaat terug op het Latijnse (.Persicum) praecoquum, praecox 'de vroegrijpe (perzik)’; hij werd zo genoemd omdat de abrikoos eerder rijp is dan de perzik. Vervolgens is het woord geleend door de Grieken alsprekókkion (met diverse spellingvarianten). De Arabieren hebben dit overgenomen als al-barqüq (met het lidwoord al en met b- in plaats van p-, omdat het Arabisch geen p kent). Vervolgens is het woord via Portugees albricoque, Spaans alba- rocoque in het Frans terechtgekomen als abricot. Dit woord is ten slotte, waar­ schijnlijk in de meervoudsvorm, geleend als Nederlands abrikoos. Het Duits en het Russisch hebben het woord vervolgens weer uit het Nederlands ge­ leend.

vanuit de taal waaruit wij het direct geleend hebben. Dat is namelijk de taal waarmee wij contact gehad hebben, met de taal van oorsprong hoeft dat niet het geval te zijn. Wel neem ik in hoofdstuk i telkens een speciale paragraaf op, waarin ik aangeef o f de brontaal gediend heeft als intermediair o f door­ geefluik voor andere talen. Zo heeft het Latijn veel Griekse woorden aan het Nederlands doorgegeven (apostel, basiliek, bibliotheek), en ook Arabische (alge­ bra) en het Duits heeft veel woorden doorgegeven uit talen die in Oost- en Midden-Europa worden gesproken, zoals Slavische talen, Turks en Hon­ gaars. Daarvan maak ik melding, en ik geef een groot aantal voorbeelden. Zo blijkt hoe reeksen leenwoorden zich over verschillende talen uitgebreid heb­ ben. Door de huidige internationalisering, ‘mondialisering’ o f ‘globalisering’ is van woorden van na de Tweede Wereldoorlog, en vooral van de laatste de­ cennia, het doorgeefluik vaak moeilijk te bepalen. Ik verdenk meestal het (Amerikaans-)Engels, maar als de spelling geen uitsluitsel geeft, noem ik het woord bij de taal waaruit het woord stamt. Een voorbeeld is macho, dat een Spaans woord is, op z’n Spaans gespeld. Ik denk dat het via het Amerikaans- Engels in het Nederlands is gekomen, maar aan het uiterlijk is dat niet te zien, dus ik vermeld het onder de Spaanse leenwoorden.

Herhaald lenen

Woorden kunnen meerdere malen geleend worden. Ze kunnen uit verschil­ lende talen geleend worden in dezelfde vorm, bijvoorbeeld relaxen en surprise, woorden die oorspronkelijk uit het Frans waren geleend, maar nu op z’n Engels worden uitgesproken (behalve in Sinterklaassurprise, waar de Franse uitspraak behouden is). Vaker komt het voor dat ze in verschillende vorm (en verschillende betekenis) geleend worden, zoals bekken en citrus uit het Latijn naast bassin en citroen uit het Frans.

Woorden kunnen ook meer dan eens uit dezelfde taal geleend zijn. Soms is het gevolg hiervan dat de normale klankontwikkeling en spellingaanpas- singen worden tegengegaan: altaar zou volgens de klankwettige ontwikke­ ling outer en outaar hebben moeten luiden; beide vormen komen alleen ge­ westelijk voor; christen zou volgens de normale klankontwikkeling kerst- moeten luiden, zoals we vinden in Kerstmis. Door hernieuwde invloed van het Latijn zijn de vormen outaar en kerst- vervangen door altaar en christen. Aan het begin van de twintigste eeuw werd medalje, vanilje geschreven, door her­ nieuwde ontlening aan het Frans hebben we tegenwoordig deze woorden weer aan het Frans aangepast en schrijven we medaille, vanille.

Verder kunnen woorden in verschillende tijden, en daardoor ook in ver­ schillende vorm, uit dezelfde taal geleend worden, zoals beschuit en biscuit uit het Frans en kaak(je) en cake uit het Engels. Woorden met dezelfde oorsprong die in verschillende vorm zijn geleend, worden behandeld in hoofdstuk v, 'Tweelingen en meerlingen’.

Ook kunnen leenwoorden in eerste instantie met een bepaalde betekenis geleend worden, en later uit de brontaal een nieuwe betekenis erbij lenen. Zo is eskader in eerste instantie in de zestiende eeuw aan het Frans ontleend in de

betekenis ‘afdeling soldaten’; in de zeventiende eeuw is de betekenis ‘afde­ ling oorlogsschepen’ geleend. Zie verder hoofdstuk m , ‘Betekenisverande­ ringen en betekenisontleningen’.

Tot besluit kunnen erfwoorden die ooit bestonden in het Nederlands, maar verouderd zijn geraakt, door ontlening gereanimeerd worden. Zo wa­ ren bluffen en slippen al bijna verdwenen, tot het Engels ze nieuw leven inblies.

Taalcontact

Het overnemen van ontleningen veronderstelt dat er een situatie bestaat waarin twee talen met elkaar in contact zijn, en het veronderstelt tevens een zekere tweetaligheid: het ontlenen gaat altijd uit van een o f meerdere indivi­ duen die een zekere kennis van de brontaal bezitten. Omdat ontleningen alleen kunnen plaatsvinden tussen talen die met elkaar in contact zijn, geef ik in hoofdstuk i altijd eerst een cultuurhistorisch overzicht van de contacten die er bestaan hebben tussen de brontaal en het Nederlands, voordat ik een overzicht geef van de leenwoorden die deze contacten hebben opgeleverd.

Wanneer talen met elkaar in contact komen, zijn er twee mogelijke reac­ ties. De ene is meegaandheid en aanpassing, wat zich bijvoorbeeld uit in het overnemen van leenwoorden en betekenissen; de tweede is verzet: het weren van leenwoorden en invloed.28 Beide houdingen vinden we bijvoorbeeld in het Zuid-Nederlands tegenover het Frans.

Er bestaan verschillende soorten contacten, en dat heeft invloed op de hoe­ veelheid en soort ontleningen. We hebben al gezien dat er een verschil gemaakt moet worden tussen persoonlijke en schriftelijke contacten. Er be­ staan en bestonden persoonlijke contacten met omringende landen, simpel­ weg omdat ze buren zijn en in de grensgebieden individuen contact hebben met elkaar. Het Nederlandse taalgebied bezit geen natuurlijke grenzen van enige betekenis: het landschap loopt zonder onderbreking in het Oosten over in het Duitse en in het Zuiden in het Franse taalgebied. In het Westen en Noorden ligt de zee, die diende en dient als handelsroute. Bovendien lopen grote riveren als Rijn, Maas, Schelde, die handelsverkeer vergemakkelijken, dwars door het Nederlandse taalgebied. Al met al is het dus niet meer dan van­ zelfsprekend dat de Nederlanden al heel vroeg sterke invloed van andere vol­ keren ondergingen.29 Volgens de historicus Blok is de invloed die de Neder­ landen van andere volkeren hebben ondergaan, deels gelijk aan die welke door het gehele Westen is ondergaan, maar die invloed is in de Nederlanden intensiever geweest dan elders, vanwege de toegankelijkheid van de Lage Lan­ den, het geringe aantal bewoners, en door de volksaard, die vanouds door han­ del en zeevaart openstond voor andere volkeren. Hoe het ook zij, wij hebben dus contact gehad met naburige landen, maar die contacten waren verschil­ lend en hebben dan ook tot een verschillende hoeveelheid leenwoorden geleid. Frankrijk had vanouds een hoog prestige, en de contacten waren bovendien