• No results found

Hoeveel leenwoorden heeft het Nederlands ?

Tot besluit, om dit hele boek te relativeren, gaan we eens kijken hoeveel leen­ woorden het Nederlands nu eigenlijk heeft. Door alle aandacht die puristen in heden en verleden aan vreemde woorden en leenwoorden hebben ge­ schonken, mag je veronderstellen dat exact bekend zal zijn hoeveel leen­ woorden er in het Nederlands zijn. Niets is minder waar. De uitspraken die hierover worden gedaan, lijken voornamelijk gebaseerd op intuïties. Marlies Philippa167 spreekt v a n :'[..] leenwoorden die toch zo'n 50% van onze woor­ denschat uitmaken’. Van Veen168 meent: 'Het aantal Nederlandse woorden, dat we oorspronkelijk Nederlands mogen noemen in die zin, dat het al aan­ w ezig was in het Oudgermaanse dialect dat zou uitgroeien tot onze taal [...] is beperkt, een kleine minderheid. De rest is ontleend aan Romaanse talen, het Latijn, Grieks, oosterse en nog andere talen/ Geen van beide auteurs maakt duidelijk naar welke woordenschat gekeken is: woordenboeken (welke?), tek­ sten, gesproken taal?

Een heel ander aantal geeft Veering, die in 1967 een tweehonderd jaar oud krantentekstje bekeken heeft. Van de 340 woorden waren er 32 vreemd, dus ongeveer 9 procent. Van die 32 woorden zijn er slechts 5 in het moderne Nederlands overgebleven, de rest is alweer verdwenen, maar volgens Veering zijn er evenveel vreemde woorden weer bijgekomen, dus het percentage vreemde woorden zou de laatste tweehonderd jaar gelijk gebleven zijn.169

Natuurlijk is het stukje dat Veering gebruikt heeft wel erg klein. Daarom besloot ik een grotere steekproef te nemen om tot een bevredigender ant­ woord te komen op de vraag hoeveel leenwoorden het Nederlands nu eigen­ lijk heeft. Daarvoor heb ik een gemiddelde geschreven tekst gekozen. Hét Nederlands bestaat niet, en het percentage leenwoorden zal zeker beïnvloed worden door de aard van de gekozen tekst: een medische o f juridische tekst zal zeker meer leenwoorden bevatten dan een streekroman. Ik besloot een krantenstuk te nemen, omdat krantenartikelen actuele problemen behande­ len in begrijpelijke, eigentijdse taal. Desgevraagd was de hoofdredactie van

n r c Handelsblad zo vriendelijk de krant van 7 april 1994 digitaal ter beschik­

king te stellen. Daarvan heb ik de eerste vier pagina’s nagevlooid op leen­ woorden, met het onderstaande resultaat.

Het totale aantal woorden op de eerste vier pagina’s van n r c Handelsblad van 7 april 1994 bedraagt 11.872; hiervan zijn 996 persoons- o f plaatsnamen, die niet meetellen. Veel woorden zijn verbogen vormen zoals liep, loop, loopt,

liepen, gelopen. Deze heb ik onder het hoofd woord lopen verzameld. Dan blij­ ven er 2311 verschillende woorden over. Hiervan vormen 324 een samenstel­ ling, dus een koppeling van twee o f meer woorden zoals alcoholgebruik, asielprocedure, autobom. Deze woorden heb ik gesplitst in twee delen (alcohol en gebruik enzovoorts), zodat beide delen meedoen bij de telling. Het is mogelijk dat één deel een leenwoord is, en het andere een erfwoord. Na splitsing van de samenstellingen kwam het totale aantal woorden op 2144. Niet gesplitst heb ik de woorden die beginnen met een voorzetsel (aandeel, uitwijken).

Hoeveel van de 2144 woorden zijn leenwoorden? Precies 658, ofwel 30,7 procent. En dan heb ik ‘leenwoord’ zeer ruim gedefinieerd: heel oude leen­ woorden die allang niet meer als zodanig herkend worden, zoals aantal, koppelen, kust, pijn, prijzen, school, schrijven, trachten, voogd, heb ik net zo goed meegerekend als herkenbare ontleningen als affaire, chef, circa, deal, drugs, gou­ verneur,journaal.

Hoe liggen de verhoudingen als we rekening houden met het aantal keren dat een woord in de tekst voorkomt? Komen leenwoorden frequenter voor dan erfwoorden? Van ieder woord heb ik bijgehouden hoe vaak het in het bestand voorkomt. De tien meest frequente woorden waren: de, van, het, in, met, zijn, een, en, op, dat. Dit zijn allemaal functiewoorden (lidwoorden, voorzetsels, voeg­ woorden, voornaamwoorden). De komt 915 maal voor, ofwel 8 procent van alle woorden luidt de; van kom t 450 maal voor en vormt 4 procent van alle woor­ den; en het komt 360 maal voor, 3 procent van alle woorden. Daartegenover staat dat 1110 woorden, dus iets meer dan 50 procent, slechts eenmaal voorko­ men. Bij de top tien zit geen enkel leenwoord. Sterker nog, het eerste leen­ woord staat op de dertigste plaats. Het is het woord partij en deelt de dertigste plaats met het erfwoord ons. Partij en ons hebben beide een frequentie van 40. Bij de 100 meest frequente woorden zijn slechts 15 leenwoorden.

De verhouding wordt heel anders als we bekijken wat de tien meest fre­ quente zelfstandige naamwoorden zijn. Dit zijn: partij, april, jaar, regering, land, maart, politie, plaats, zaak, week. Hier zijn vier erfwoorden bij (jaar, land, zaak, week), de rest is leenwoord. Dit kom t overeen met de bevindingen van Van Sterkenburg, die de taal van het journaal onderzocht heeft.170 Hij vond dat de tien meest gebruikte woorden in 1987 waren:jaar, weer, mensen, minister, land, politie, Amerikaans, president, regerend, graden. Hier zijn wederom slechts vier erfwoorden bij (jaar, weer, mensen, land). Ook heeft hij bekeken welke woorddelen in samenstellingen meer dan 50 maal als eerste deel voorkomen. Dit zijn: auto, olie, politie, regering, rijk, sovjet, televisie, top, vrede, wapen, water, wereld. Slechts vier van de tw aalf woorden zijn erfwoorden (vrede, wapen, water, wereld). Veel van deze woorden zijn overigens internationaal.

Maar hoe zit het als we kijken naar de totale frequentie van alle woorden? Het aantal woorden is 11.314. De totale frequentie van de leenwoorden is 1836, dus 16,2 procent. Met andere woorden: van het totaal aantal woorden is slechts ruim 16 procent leenwoord, maar in de top tien van zelfstandige naamwoorden zitten meer leenwoorden dan erfwoorden - een aantal leen­ woorden wordt dus zeer frequent gebruikt.

Tot nu toe heb ik alle leenwoorden met een ruim gebaar bij elkaar ge­ veegd. Het is interessant om de herkomst van de leenwoorden nader te bekij­ ken. Verreweg het grootste aantal kom t uit de Romaanse talen, dus Latijn, Frans, Italiaans, Spaans. Het gaat om 540 woorden, 82 procent van de leen­ woorden o f 25,2 procent van alle woorden. Voorbeelden zijn: centrum, collega, rapport. Ook woorden die via het Romaans geleend zijn maar een andere oor­ sprong hebben, heb ik onder de Romaanse leenwoorden gerangschikt. Zo staan basis, bijbel onder de Romaanse woorden, maar het Romaans heeft ze na­ tuurlijk uit het Grieks.

Aanzienlijk minder woorden komen uit het Duits en Engels. Uit het Duits komen welgeteld 45 woorden, 6,8 procent van de leenwoorden o f 2.1 procent van alle woorden. Voorbeelden hiervan: aantal, deelname, gehalte, wetenschapper. Uit het Engels komen 49 woorden, 7,4 procent van de leen­ woorden en 2,3 procent van alle woorden: baby, blunderen, computer, drugs, shoppen. Uit overige talen stammen maar 24 woorden, 3,7 procent van de leen­ woorden. Het gaat om woorden uit het Grieks: allochtoon, amnestie, embryo, kerk; uit het Arabisch: moslim; uit het Hebreeuws (waarschijnlijk via het En­ gels): shoah; uit het Turks: koffie; en ten slotte het heel oude leenwoord uit het Keltisch: ambt.

De meeste van deze leenwoorden zijn volkomen ingeburgerd. Slechts een klein percentage is nog ‘vreemd’, dat wil zeggen niet aangepast aan het Nederlands. Omdat er bij de taalgebruikers geen overeenstemming bestaat over welke woorden ‘vreemd’ zijn en welke niet (meer), kan ik slechts een glo­ bale aanduiding geven van het aantal vreemde woorden. Een persoonlijke schatting is dat slechts 25 woorden ‘vreemd’ zijn. Deze komen voornamelijk uit het Engels (holocaust, intake, shoppen), wat logisch is, omdat de Engelse leenwoorden het meest recent zijn, dus het minst zijn aangepast.

De conclusie is dus dat het aantal leenwoorden, afhankelijk van hoe je telt, 30,7 procent o f 6,7 procent bedraagt. Al met al lijkt de bedreiging van het Nederlands door een invasie van leenwoorden, waar sommigen zo bang voor zijn, nogal mee te vallen.

De cijfers worden voor een deel bevestigd door een telling die de classicus Van Hooff171 heeft verricht. Van H ooff heeft bekeken hoeveel van de meest frequente woorden in het Nederlands172 van klassieke oorsprong zijn. Onder klassieke herkomst verstaat hij woorden uit het Latijn, uit de moderne Romaanse talen en moderne vormingen van Latijnse woorden, zoals commu­ nisme en sociologie. Hij kom t op een aantal van ongeveer 20 procent woor­ den van klassieke herkomst waar wij 25 procent gevonden hebben - niet zo’n schokkend verschil dus. Als we de frequentie van de woorden laten meetel­ len, vinden we wel een verschil: Van H ooff komt op 5 procent Romaanse woorden, het NRC-bestand op 14 procent.

Wanneer je naar woordenboeken kijkt in plaats van naar woorden in ge­ schreven o f gesproken tekst, wordt de uitkomst heel anders. Van de trefwoor­ den die zijn opgenomen in het Etymologisch woordenboek (e w b) van Van Dale is 25.1 procent erfwoord, 73,9 procent is een leenwoord o f een afleiding ervan,

en 1 procent behoort tot een restcategorie (zoals letterwoorden). In het e w b

zijn in principe geen samenstellingen o f afleidingen opgenomen, behalve wanneer deze ondoorzichtig waren o f etymologische verklaring behoefden.173 Dit leidt dus tot de conclusie dat er weliswaar veel leenwoorden bestaan in het Nederlands (en in woordenboeken zijn opgenomen), maar dat ze maar zelden gebruikt worden, met uitzondering van een paar zeer frequente woorden zoals politie en regering. Die stelling wordt bevestigd door onderzoek van de Luikse hoogleraar Neerlandistiek S. Theissen, vermeld in zijn lezing ‘Les Hollandais parlent-ils encore le néerlandais?’ uit 1986. Theissen heeft met zijn studenten bekeken hoeveel Engelse, Franse en Duitse woorden in tijdschriften en dagbladen uit Nederland en Vlaanderen gebruikt worden, en dit vergeleken met het aantal leenwoorden uit deze talen dat is opgenomen in woordenboeken. Hierbij heeft hij alleen gekeken naar de woorden waar­ van de herkomst duidelijk Engels, Duits o f Frans is, zodat ingeburgerde leen­ woorden zoals anglicaans en trein (beide uit het Engels) buiten de boot vallen.

In totaal vond Theissen in de pers 1638 Engelse woorden die niet in de Grote Van Dale van 1976 opgenomen waren (in de daaropvolgende druk van 1984 stonden de meeste overigens wel). Zoals te verwachten was, constateert Theissen in de woordenboeken een forse toename van Engelse leenwoorden in de jaren zestig, nadat in de jaren vijftig, dus na de Tweede Wereldoorlog, het aantal leenwoorden om puristische redenen met 2 a 5 procent was afgeno­ men! Terecht wijst Theissen er overigens op dat de recente toename mede veroorzaakt kan zijn door het feit dat de woordenboeken minder restrictief werden in hun opnamebeleid.

Het aantal Franse leenwoorden dat de studenten van Theissen in dag- en weekbladen gevonden hebben, is kleiner dan dat van de Engelse: 666. Wel von­ den zij een grote toename van Franse leenwoorden in woordenboeken tussen 1920 en 1974 ~ wat wederom mede met het opnamebeleid te maken kan hebben.

Het aantal Duitse woorden in de pers is nog geringer dan het aantal Franse: ongeveer 300. Meer Duitse woorden (500) vond Theissen in de woor­ denboeken, maar deze woorden bleken in de pers niet gebruikt te worden - wederom het verschil tussen gebruik van een woord en opname in een woordenboek. Interessant zijn overigens de aanvullende gegevens die Theis­ sen in 1995 heeft gepubliceerd in de feestbundel voor J. Goossens. Daaruit blijkt dat het aantal Duitse woorden en wendingen in de weekbladen tussen 1975 en 1995 sterk toenam. De grootste stijging, namelijk 60 procent (!), was te zien na de val van de M uur in 1989. De reden is uiteraard de toegenomen belangstelling voor Duitsland, een belangstelling die waarschijnlijk van tij­ delijke aard is. Overigens is de invloed in absolute aantallen nog steeds zeer gering: Theissen vond in 1991 en 1992 gemiddeld niet meer dan drie Duitse Fremdwörter per weekbladnummer.

In dag- en weekbladen worden, zo bleek uit Theissens onderzoek uit 1986, vijf keer zoveel Franse woorden gebruikt als Duitse, en twee keer zoveel En­ gelse als Franse. Maar in de verklarende woordenboeken staat volgens zijn be­ rekening ongeveer 10 procent woorden van Franse oorsprong, tegen 2 procent

van Engelse (zoals gezegd: het gaat hier om de herkenbare leenwoorden, niet om de ingeburgerde). Bovendien komt Theissen op grond van de opgenomen vreemde woorden in woordenboeken in de relatief korte periode van 50 jaar tot dezelfde conclusie als Veering: de buitenlandse invloed is vloeiend: leen­ woorden komen en gaan - en worden dan deels weer door andere vreemde woorden vervangen. Tekenend is dat 80 procent van de vreemde woorden die in de pers gebruikt werden, slechts eenmaal voorkwamen - dat percentage gold zowel voor de Franse als voor de Duitse en Engelse woorden. Dit be­ vestigt dus wat we al eerder vonden: de angst voor een overstroming door En­ gelse woorden is onnodig.

Uit welke tijden dateren de leenwoorden uit de