• No results found

De Latijnse woordenschat bestond voor een deel uit ontleningen aan de talen van de vreemde volkeren waarmee de Romeinen in aanraking kwamen, en wel uit het Grieks, Gallisch en Germaans. In de Middeleeuwen zijn Arabische wetenschapstermen opgenomen. De Latijnse bijbelvertaling heeft een aantal hebraïsmen doorgegeven.

Grieks

Het meest en langst is het Latijn schatplichtig geweest aan het Grieks. De hoogstaande Griekse cultuur heeft grote invloed uitgeoefend op de Ro­ meinse. Er was handel met de Grieken, er woonden Griekse slaven, zeelieden, kooplieden, ambtenaren in Rome, er waren kleine Griekse stadstaten in Zuid-Italië, en van 146 voor Chr. tot het einde van het Romeinse rijk heersten de Romeinen over Griekenland. Het Latijn leende Griekse woorden,107 maar vertaalde ze ook. Zie hiervoor hoofdstuk 1 v, 'Vertalende ontleningen’.

Bij de overname van Griekse woorden pasten de Romeinen de Griekse klanken en letters aan hun eigen systeem aan. Door die aanpassingen kunnen we bepalen o f een woord rechtstreeks in het Nederlands gekomen is, o f via het Latijn. Latijnse woorden waarvan de Griekse herkomst nog heel duidelijk is a f te lezen, noemen we 'gelatiniseerde Griekse woorden’. Ik geef een kort overzicht van de klankaanpassingen die Griekse woorden in het Latijn ondergingen. Aanvankelijk gaven de Romeinen de Griekse upsilon weer met u, bijvoorbeeld in kubus (Grieks kubos 'dobbelsteen’) en purper (Grieks por- phura). Vanaf de tijd van Sulla (gestorven 78 voor Chr.) nam men de Griekse upsilon over met het Griekse letterteken ƒ (in het Grieks de hoofdletter upsi­ lon: Y), zoals in hyacint (Grieks huakinthos) en mysterie (Grieks mustèrion); soms is dey in het Nederlands i geworden: mirre (Grieks murra). In de oudste ontle­ ningen gaven de Romeinen de Griekse phi, theta en chi weer m etp, t en k, bij­ voorbeeld in purper (Grieks porphura), koor (Grieks choros). In de tweede eeuw voor Chr. ging men deze letters weergeven metph, th, ch: theologie (Grieks theo- logia), cholera (Grieks cholera), chrysant (Grieks chrusanthemon). Nog later veran­ derde ph in fi fantast (Grieks phantastès; overigens werden in het Nederlands Latijns ph en ƒ allebei/, dus dit verschil vinden we niet meer terug). Grieks kappa wordt in het Latijn c; dit wordt uitgesproken als /k/, behalve vóór i, e en de uit het Grieks geleende y, daar is het vanaf eind zesde o f begin zevende eeuw /s/ geworden. Zo wordt Grieks kirkos ons circus,108

Verder vinden we de volgende klinkerveranderingen. De Griekse ei werd in het Latijn ë o f ï: hypotenusa (Grieks hupoteinousa), clitoris (Grieks kleitoris); Grieks ou werd in het Latijn u: museum (Grieks mouseion). Wanneer Grieks ei, ou

zijn behouden, wijst dat erop dat de ontlening niet via het Latijn heeft plaats­ gevonden. Grieks ai werd in het Latijn meestal ae, wat in het Nederlands e werd: ether, Latijn aether, Grieks aithèr. Grieks oi werd in het Latijn meestal oe, wat in het Nederlands e werd: tragedie, Latijn tragoedia, Grieks tragoidia.

De Griekse uitgangen werden verlatijnst. Zo werd Grieks -os, -on in het La­ tijn -us, -um (circus), maar -eros werd -en presbyter (Grieks presbuteros). Veranderin­ gen van uitgang hebben niet in alle gevallen sporen in het Nederlands nagela­ ten: het feit dat Grieks -è(s) Latijn -a werd, zie je in het Nederlands niet meer omdat de Latijnse uitgang meestal verdwenen is, vergelijk atleet, Latijn athleta, Grieks athlètès. En sommige uitgangen bleven in het Latijn ongewijzigd, bij­ voorbeeld -is en -ma, dus er zijn andere gegevens nodig om te weten dat aroma, basis, dogma, ibis,paradigma,programma, schema via het Latijn geleend zijn.109

We hebben boven al gezien dat het Latijn veel Griekse mythologische na­ men heeft doorgegeven. Andere woorden die wij via het Latijn uit het Grieks hebben geleend betreffen producten: boter, olie; dieren: draak, lynx; planten: andijvie, kervel, perzik, peterselie; huisraad, kleding: beker, bus, kelk, kist, krater (oorspronkelijk ‘mengvat*), pan, sok, troon; woningbouw: kamer; scheepvaart: anker; de kleur purper, het metaal koper en het begrip tol

Er heeft altijd een levendige handel plaatsgevonden tussen de grote cul­ tuurcentra. Ook in de Oudheid bestonden er diverse belangrijke handelsrou­ tes, waarlangs producten, met hun naam, van het ene land naar het andere werden gebracht. Dergelijke zwerfwoorden zijn dikwijls via het Grieks in het Latijn gekomen. Voorbeelden:

Egyptisch > Grieks > Latijn > Nederlands: albast (letterlijk Vaas van (de go­ din) Bastei), andijvie, ebben(hout), farao, gum(mi), ibis, lelie, olie, papyrus (letterlijk ‘dat van de koning’); via het Frans: piramide en blouse, dat teruggaat op de Egyp­ tische plaatsnaam Par-ir-imen, een stad aan de oostelijke arm van de Nijldelta, waarschijnlijk identiek met Palestijns.110. Via het Duits kennen we oase. Farao heeft de weg Egyptisch > Hebreeuws > Grieks > Latijn > Nederlands gevolgd. • Perzisch > Grieks > Latijn > Nederlands: paradijs, satraap, tijger. Het woord paradijs bestond in het Grieks ter aanduiding van een park van Perzische ede­ len. In de Septuagint werd het woord gebruikt om het Hebreeuwse gan ‘h o f van Eden’ mee te vertalen, en zo kreeg het woord een nieuwe betekenis uit het Hebreeuws. Vervolgens is het woord met de nieuwe betekenis internatio­ naal geworden.111

Sanskriet > Grieks > Latijn > Nederlands: opaal, peper en uit de Indische volkstaal Prakrit beril, waaruit bril.

Ook op het christelijk Latijn heeft het Grieks veel invloed gehad, omdat het christendom in Rome uitging van de Griekssprekende gemeenschap. De Ro­ meinse legioenen hadden Griekse zaken met hun Griekse namen doorgege­ ven aan andere landen, en de Romeinse monniken brachten nu het geloof van­ uit Griekenland naar de rest van de wereld. Palmer112 zegt dan ook: ‘It has been said that the Latin language was brought twice to the Western world, and on both occasions it transmitted a message from the Greeks.’ Een belangrijke

rol heeft de Griekse vertaling van de joodse Tenach gespeeld (in het christen­ dom het Oude Testament genoemd). De Griekse bijbelvertaling die gemaakt werd tussen 250 en 100 voor Chr., wordt de Septuagint(a) genoemd, omdat zij volgens het verhaal door zeventig vertalers is vervaardigd (Latijn Septuaginta betekent ‘zeventig’). Deze vertaling g a f de bijbelboeken Griekse namen, die later in de Latijnse vertaling als leenwoorden overgenomen werden. En zo ko­ men we aan de namen Pentateuch, letterlijk ‘vijfhoeken’, namelijk de vijfhoe­ ken van Mozes; Genesis, letterlijk ‘oorsprong, schepping’; Exodus ‘uittocht’; Leviticus; Deuteronomium ‘tweede wet’, waarmee bedoeld is ‘herhaling der wet’; Kronieken en Psalmen. Numeri is een Latijnse vertaling van Grieks arithmoi ‘ge­ tallen’.

Andere bijbelse woorden die we via Grieks en Latijn kennen zijn: apoca- lyps, apostel (letterlijk ‘afgezant’), basiliek, bisschop, clerus, demon, duivel (letter­ lijk ‘lasteraar’), heremiet, katholiek, leek, monnik, orthodox, patriarch, pijn, Pink- steren, plaag, presbyter, priester, profeet, psalm, synagoge, theologie, zegen. Engel en evangelie gaan beide terug op hetzelfde Griekse woord, namelijk angelos ‘bode’; engel betekent dus eigenlijk ‘bode (der góden)’, evangelie betekent ‘goede boodschap’ (Grieks eu betekent 'goed’).

Het middeleeuws en humanistisch Latijn hebben veel Griekse woorden ge­ leend en verbreid. Het zijn bijna allemaal geleerde woorden.

Voorbeelden op het gebied van de letterkunde en cultuur zijn amfitheater, bibliotheek, drama, komedie, koor, lier, metrum, museum, muze, mysterie, mythe, pantheon, plectrum, proza, retorica, ritme, tragedie.

Op het gebied van de geneeskunde vinden we ampul, angina, apotheek, bronchiën, cholera, crisis, cyclus, diabetes, epidemie, herpes, lepra, orgaan, placenta, porie, tyfus. Algemene wetenschappelijke termen zijn agnosticus, atoom, aura, basis, criterium, criticus, cynisch, programma, schema. Maar niet alleen weten­ schappelijke termen zijn geleend, hoewel zij de meerderheid vormen. An­ dere leenwoorden zijn bijvoorbeeld monopolie en de sporttermen atleet en discus. Via middeleeuws Latijn hebben we het op het Grieks teruggaande slaaf geleend, dat oorspronkelijk betekende ‘als lijfeigene verkochte SlaaP, waarin Slaaf staat voor ‘lid van een Slavische stam’.

Tot besluit geef ik ter illustratie van de enorme invloed van het Grieks een opsomming van Latijnse woorden die teruggaan op het Grieks. De meeste van deze woorden hebben we in o f na de Middeleeuwen geleend. Het is niet altijd zeker o f een Grieks woord via het Latijn geleend is o f via Latijn en Frans. Plantennamen die we via het Latijn en Grieks geleend hebben, zijn: acacia, cannabis, chrysant, citrus, clematis, geranium, hyacint, narcis; een dieren­ naam: hyena; gesteente: amethist. Astronomische termen zijn: astroloog, astrono­ mie, corona, ellips, ether, horizon, komeet, massa, planeet. Overige wetenschaps- termen: apostrof, catalogus, centrum, echo, enigma,fallus, gips, historicus, icoon, kolos, labyrint, manie, marmer, podium, politicus, scepter, systeem, talent, thema, thesaurus, thesis, trofee, zone. Woorden betreffende school en schrijven: aula, decaan, diploma, epistel, komma, mathematica, school, symposium. In het Latijn betekende

symposium overigens ‘gastmaal’, de betekenis ‘wetenschappelijke bijeenkomst’ komt uit het Amerikaans-Engels. Ook in het Grieks betekende sumposion ‘gastmaal, drinkgelag’. Hierbij speelden de tafelgesprekken een grote rol, en een van de beroemdste dialogen van Plato (429-347 voor Chr.) heette dan ook Sumposion. De betekenisontwikkeling naar ‘wetenschappelijke bijeenkomst’ is dus goed voorstelbaar.113

Ook modern Latijnse woorden gaan soms terug op het Grieks, zoals we boven al gezien hebben, bijvoorbeeld chloor, clitoris, criterium, meniscus, narcoticum.

Griekse woorden uit het Semitisch

Het Grieks heeft een aantal woorden uit de Semitische talen geleend en deze via het Latijn aan ons doorgegeven. Uit het Oost-Semitisch o f Akkadisch, de taal die in het oude Mesopotamië gesproken werd, komen leeuw en sesam.114

Veel meer woorden heeft het Grieks ontleend aan het Noordwest-Semi- tisch. Het Noordwest-Semitisch bestond uit het Fenicisch, het Hebreeuws en het Aramees. Het Fenicisch werd gesproken van de twaalfde eeuw voor Chr. tot de vijfde eeuw voor Chr. en gevolgd door het Punisch (tot de vijfde eeuw na Chr.), gesproken in Noord-Afrika en bekend van de Punische Oorlogen waarin Rome het opnam tegen Carthago - vooral de tweede oorlog, waarin Hannibal met zijn olifanten tegen Rome op trok, is bekend gebleven. Het He­ breeuws was nauw met het Fenicisch verwant. Het (bijbels-)Aramees (van 1000 voor Chr. tot 600 na Chr.) was de omgangstaal van de Palestijnse joden in het begin van de jaartelling en de taal van Jezus in de evangeliën. Han­ delstermen stammen meestal niet uit het Hebreeuws, maar uit een andere Noordwest-Semitische taal. Het is echter niet altijd uit te maken o f woorden voor producten o f dieren via de handel o f via de bijbel bekend zijn geworden. Woorden voor producten o f dieren die waarschijnlijk via de handel bekend zijn geworden uit het Noordwest-Semitisch en die we via het Grieks en Latijn kennen, zijn:115 amandel (letterlijk ‘vrucht van god’), canna ‘riet’; kameel, ko­ raal, krokus, kubus, mirre, nafta, nectar, saffier (in het Hebreeuws geleend uit het Sanskriet), smaragd, tonijn (letterlijk ‘zeemonster’), zak; misschien ook balsem, maar de oorsprong van dit woord is onzeker. Een Middelnederlandse neven­ vorm van kameel is kemel, dat we voornamelijk kennen in de samenstellingen kemelsgaren, kemelshaar. Via het Frans kennen we komijn. Verder kom t Amazone waarschijnlijk van een woord dat in het Noordwest-Semitisch ‘sterk’ bete­ kende, vergelijk Hebreeuws ’ammïz. De vorm is in het Grieks volksetymolo­ gisch veranderd, omdat men veronderstelde dat het woord een samenstelling was van a- ‘niet’ en mazos ‘borst’, en dus ‘zonder borst’ betekende - het verhaal ging dat de Amazones hun rechterborst afhakten om beter te kunnen boog­ schieten.

Bijbelse woorden stammen uit het Hebreeuws o f soms uit het Aramees.116 Het Oude Testament was in het Hebreeuws geschreven en het Nieuwe Testa­ ment in het Grieks. Voordat de bijbel in het Nederlands vertaald werd, ge­ bruikte men de Latijnse vertaling, de zogenoemde Vulgata o f Vulgaat (van Vulgata editio ‘uitgave voor het volk’). Deze Vulgaat, gemaakt door kerkvader

Hieronymus in ongeveer 400 na Chr., werd in 1546 bij het concilie van Trente bestempeld als enige en authentieke Latijnse vertaling en is, met wat kleine herzieningen, tot in de twintigste eeuw gebruikt. Sommige Latijnse woorden gaan direct terug op het Hebreeuws o f Aramees (zie hieronder), maar de meeste hebben de tussenstap van het Grieks gemaakt. (Voor bijbelse namen zie hierboven.)

Bijbelse woorden die de weg Hebreeuws/Aramees > Grieks > Latijn > Nederlands gevolgd hebben, zijn waarschijnlijk: abt, amen (met als afleiding beamen), aloë (in het Hebreeuws geleend uit het Sanskriet), ceder, jubileum, hosanna, lotus, manna, Pasen, rabbijn, sabbat, sikkel ‘een m unt’. Abt is via het La­ tijn en Grieks geleend uit Aramees aha ‘vader’, denk aan Rom. 8:15: ‘maar gij hebt ontvangen de Geest van het zoonschap, door welke wij roepen: Abba, Va­ der!’ Jubileum is een moderne vorming van christelijk Latijn (annus) iubileus ‘jubeljaar’, dat via het Grieks teruggaat op Hebreeuws ‘ram, ramshoorn’ en, omdat het geschal van de ramshoorn een eens in de vijftig jaar voorko­ mend jubeljaar inluidt, ‘jubeljaar’. In tegenstelling tot wat wel gedacht wordt, heeft het woord dus niets te maken met jubelen (dat wij uit het Duits geleend hebben). Manna wordt ook buiten de religieuze sfeer gebruikt, zo blijkt uit zinnen als: ‘met marktwerking kom t niet alle heil als manna uit de hemel vallen’ op internet.

Het Kerklatijn heeft aan het Grieks het Hebreeuwse woord alleluja ‘looft de Heer’ ontleend, dat in de katholieke eredienst het gebruikelijke woord is; de protestanten gebruiken halleluja, dat rechtstreeks uit het Hebreeuws ge­ leend is.

Sommige bijbelse Griekse woorden die we via het Latijn kennen, zijn ver­ talingen van Hebreeuwse woorden: Calvarië, Christus, engel, Petrus, testament-, zie hoofdstuk 11, ‘Vertalende ontleningen’.

Hebreeuws ofNoordwest-Semitisch

Niet alle bijbelse woorden hebben de weg Hebreeuws > Grieks > Latijn ge­ volgd, een aantal heeft de Griekse tussenstap overgeslagen en is dus recht­ streeks van het Hebreeuws geleend in het Latijn. Het gaat hierbij om eigen­ namen, zie de paragraaf ‘Latijnse namen en invloed van het Latijn op de naamgeving’ hierboven.

Voorts zijn een aantal hebraïsmen in de Latijnse vorm bekend geworden en gebleven: Canticum Canticorum ‘zang der zangen’ o f ‘lied der liederen* (het Hooglied), vanitas vanitatum ‘ijdelheid der ijdelheden’, sanctum sanctorum ‘het Heilige der Heiligen’, voor het ‘Allerheiligste’, een vertrek in de tempel van de Israëlieten waarin de Ark des Verbonds stond.

Uit het Noordwest-Semitisch heeft het Latijn matta geleend, ons mat ‘vloer­ bekleding’, en mappa, dat we via het Latijn en Duits als map hebben geleend.

Gallisch

Vanaf het begin van onze jaartelling werden de Kelten op het vasteland terug­ gedreven en onderworpen door de Romeinen. Het Keltisch dat zij spraken

werd Gallisch genoemd. Het Gallisch is in de zesde eeuw na Chr. uitgestor­ ven, maar heeft invloed gehad op het Latijn dat in Gallië werd gesproken. Dit Latijn wordt dan ook Gallo-Romeins genoemd. Het Latijn heeft diverse woorden ontleend aan het Gallisch,117 waarvan enkele via het Latijn in het Nederlands zijn beland: druïde, kar, kant, ton, vazal. Het woord paard, Latijn paraveredus, was een samenstelling van Grieks para- ‘naast, bij’ en Gallisch veredus ‘postpaard’. De bemesting met mergel werd het eerst door de Kelten toegepast, en door de Romeinen overgenomen. Kant is in de betekenis ‘zijde’ geleend; de betekenis ‘fijn weefsel’ is hier later van afgeleid, omdat dit weef­ sel gebruikt werd om de kanten van stukken linnengoed te omzomen. Hoe ingeburgerd het woord is, blijkt uit het volkstalige bekant ‘bijna’, eigenlijk: bij de kant, op het kantje af. Gladiator is een afleiding van Latijn gladius ‘zwaard’, een woord dat geleend is uit het Gallisch. Een verkleinwoord van gladius was gladiolus, ons gladiool, voor een plantengeslacht met zwaardvor­

mige bladeren.

Germaans

De Romeinen hadden een ‘Germaans probleem’.118 Naarmate het Romeinse rijk zich uitbreidde, veroverde het steeds meer Germaans gebied. Er waren veel contacten met Germaanse stammen, zowel handelscontacten als vijan­ dige contacten. Er dienden Germanen in Italië. Maar in de laatste periode van het Romeinse rijk verzetten de Germanen zich steeds meer tegen de Ro­ meinse overheersing en vormden zo een levensgroot probleem. Verschillende Germaanse stammen vielen Italië binnen en veroverden delen ervan. De Ger­ manen veroorzaakten uiteindelijk het einde van het Romeinse rijk toen in 476 de Germaan Odoaker zich uitriep tot ‘koning der Germanen in Italië’.

Het Latijn heeft woorden ontleend aan het Germaans - weliswaar niet zo­ veel als de Germanen aan het Latijn hebben ontleend, maar het toont wel dat er sprake is geweest van wederzijdse invloed. Deze woorden heeft het Latijn door­ gegeven aan de moderne Romaanse talen, en soms zijn ze vandaar weer terug­ geleend in de moderne Germaanse talen. In het Nederlands zijn ze meestal via het Frans weer teruggekomen. Daar worden ze dan ook behandeld.

Veelzeggend is dat het normale Latijnse woord voor ‘oorlog’, bellum, is ver­ vangen door het Germaanse *werra ‘weer, oorlog’, dat in ouder Nederlands nog voorkwam en tegenwoordig nog in samenstellingen zoals noodweer, weer­ loos, en verder in weermacht (ontleend aan het Duits) en Engels war. Het Ger­ maanse *werra heeft zich waarschijnlijk in de tijd van Karei de Grote via het Frans (guerre) over de andere Romaanse talen verbreid. We vinden het ook in Spaans guerrilla, dat wij teruggeleend hebben. Germaans w is in de Romaanse talen regelmatig veranderd in g(u). Er zijn waarschijnlijk twee redenen voor het verdwijnen van het Latijnse bellum ‘oorlog’ : ten eerste de steeds slechter wordende Romeinse militaire organisatie, ten tweede de gelijkenis van het woord met bellus ‘mooi’, die als storend werd ervaren: bellum non est bellum ‘oorlog is niet mooi’.

‘glas’ en burgus aan ‘burcht’, vergelijk Frans bourg. Caesar vermeldt urus, een ontlening aan de Germaanse ‘oeros’. Het Latijnse woord sapo ‘(vloeibare) zeep’ stamt van het Germaanse woord ‘zeep’.119

Arabisch

In de Middeleeuwen was de Arabische wetenschap verder ontwikkeld dan de Europese.120 Het middeleeuws Latijn nam dan ook Arabische weten- schapstermen en apothekerstermen op, en g a f ze door. Via het middeleeuws Latijn zijn zo de Arabische woorden alchimie, amalgaam, antimoon, borax, elixer en natrium in het Nederlands beland, en misschien ook almanak, hoewel de Arabische herkomst van dit woord onzeker is. De Arabieren hebben in Eu­ ropa het huidige systeem van rekenen ingevoerd, dat in de Oudheid niet be­ stond en waarbij de nul een belangrijke rol speelt. Via het middeleeuws Latijn zijn algebra en algoritme uit het Arabisch geleend. Ook niet-wetenschappelijke termen werden geleend, zoals gember en muts.

Het middeleeuws Latijn heeft de Arabische woorden aan de Romaanse ta­ len doorgegeven, en vaak hebben we ze via deze omweg geleend.