• No results found

leerplan/-ontwikkeling

2 Over parrèsia

De Atheense democratie kende isègoria (gelijk recht van spreken), isonomia (gelijke deelname van alle burgers aan de macht) en parrèsia (Foucault 2001 p. 18).

Wie parrèsia gebruikt geeft openhartig zijn59 mening, verbergt noch

verhult wat hij denkt, zegt alles wat in hem omgaat en spreekt zijn gedach- ten volledig en nauwkeurig uit, zodat zijn toehoorders in staat zijn precies te begrijpen wat hij denkt. Bovendien zegt hij datgene waarvan hij denkt dat het waar is. Parrèsia is niet zomaar wat zeggen, mensen naar de mond praten, zeggen wat het volk wil horen, vleien, gebruik maken van retorische kunstgrepen en opsmuk(Foucault 2001 p 9ff). Wie parrèsia gebruikt «is altijd minder machtig dan degene met wie hij of zij spreekt. Parrèsia komt als het ware van ‘beneden’ en is ‘omhoog’ gericht. Daarom zouden de oude Grieken nooit zeggen dat een leraar of vader die een kind bekritiseert, par- rèsia gebruikt. Maar wanneer een filosoof een tiran bekritiseert, een burger de meerderheid bekritiseert, een leerling zijn of haar leraar bekritiseert, dan kan het zijn dat zulke sprekers parrèsia gebruiken (Foucault 2001 p. 14)».

5.5.4 Overlappende consensus

Om overlappende consensus60 te bereiken over de curriculum rationale, zou

er een gedeelde en bekrachtigde opvatting moeten zijn over de leerplanin- richtingsprincipes, tussen redelijke maar aan elkaar tegengestelde duurza- me overtuigingen van levens- en/of wereldbeschouwelijke aard. De stelling is te verdedigen dat zulke overeenstemming in Nederland bestond sinds de onderwijspacificatie van 1917. Dergelijke overeenstemming lijkt—hoewel zij langdurig kan zijn en constitutioneel verankerd—in principe altijd tijde-

58 Wieringen (2007 p. 77): «James Kennedy wijst er op dat overeenstemming over de algemene richting van de maatschappij in Nederland als uiterst belangrijk wordt gezien. Als er een nieuwe consensus tot stand is gekomen, is het erg moeilijk om nog kritiek te leveren. ’Neder- landers blijken niet meer geïnteresseerd te zijn in tegenargumenten, zeker niet in de oude argumenten die horen bij de vorige consensus. Die zijn simpelweg ‘niet meer van deze tijd’. Het debat is gesloten, we zijn het weer allemaal met elkaar eens»

59 in de antieke Griekse samenleving was het vrouwen, vreemdelingen, slaven en kinderen niet toegestaan parrèsia te gebruiken (Foucault 2001 p .145)

60 cf. Rawls: «An overlapping consensus is a consensus in which the same political conception of justice is endorsed by the reasonable, though opposing, religious, philosophical, and moral doctrines that gain a significant body of adherents and endure from one generation to

lijk: een modus vivendi61 gedicteerd door de politieke krachtsverhoudingen,

wapenstilstand eerder dan vrede. Hoe dan ook was de situatie gedurende langere tijd betrekkelijk stabiel en is daar de klad in gekomen. Niet langer schragen de denominatieve zuilen de overlappende consensus, de samen- leving is ingewikkelder geworden, veel minder overzichtelijk dan tijdens het hoogtij van de verzuiling. We zien toenemende verscheidenheid en toene- mend individualisme. Er is kortademigheid; de ene hype volgt de andere op. Het beeld van het politieke landschap kan snel wisselen, in de peilingen en bij verkiezingen. Er is veel onwennigheid en ongemak in de omgang met de muzelmannen, die opnieuw en ditmaal geheel anders62 een factor zijn

geworden in het aanzienlijk geseculariseerde christelijke Avondland. Is het wel realistisch te denken dat er onder de huidige omstandigheden overlappende consensus over de curriculum rationale kan worden bereikt? Duidelijk lijkt dat het niet gemakkelijk zal zijn, maar er is—zoals we hiervoor zagen—eigenlijk geen redelijk alternatief. Daar komt bij dat het illusoir lijkt te denken dat de maatschappelijke onvrede over onderwijs en leerplan vanzelf wel zal wegebben, daarvoor is zij te aanhoudend. Ook fiere maar halve maatregelen zullen het tij wel niet kunnen keren. Er zit misschien niet zoveel anders op dan de beker ad fundum te ledigen en te trachten nieuwe palen te slaan waarop de overlappende consensus kan rusten, —stabiel, maar onderhoudsgevoelig en op de lange baan toch ook veranderlijk. Het kan helpen de kwestie behapbaar uiteen te leggen:

• zo liggen belangrijke uitgangspunten vast: universele verklaring en Europees handvest (zie begin van dit hoofdstuk)

• ook de grondwetstekst (die door interpretatie niet statisch maar dyna- misch is - zie hoofdstuk 3) biedt concrete aangrijpingspunten

• de overlappende consensus beperken tot het noodzakelijke63 minimum:

• hoe definiëren we de noodzakelijke eenheid?

• hoe expliciteren we de uit het niet-noodzakelijke voortvloeiende vrijheid?

• hoe garanderen we de rechten van minderheden?

61 voor Rawls (2003 p. 195) is een modus vivendi nog geen overlappende consensus. In zijn visie focust de overlappende consensus op de politieke conceptie van—in casu—rechtvaar- digheid, die zelf een morele conceptie is en die wordt bekrachtigd op morele gronden «that is, it includes conceptions of society and of citizens as persons, as well as principles of justice, and an account of the cooperative virtues through which those principles are embodied in human character and expressed in public life».

62 cf. slag bij Poitiers in 732, de kruistochten in de 11e - 13e eeuw, het beleg van Wenen in 1529

en 1686

63 cf. In necessariis unitas, in non necessariis libertas, in utrisque caritas—in het noodzakelijke eenheid, in het niet-noodzakelijke vrijheid, in beide liefde

• wie de overlappende consensus voor hun rekening nemen, hoeven dat niet om dezelfde redenen te doen; ieder kan de consensus zelf kop- pelen aan de eigen levens- of wereldbeschouwelijke overtuigingen c.q. aan die van de achterban

• redelijkheid van de meesten, —wie fundamentele rechten en vrijheden niet erkent, plaatst zichzelf buiten de orde.

Het is vermoedelijk ook nuttig een onderscheid te maken tussen de te bereiken consensus over de curriculum rationale—het onderliggend leerplan—en de te bereiken consensus over het landelijke kernleerplan. Als de onderliggende principes voor het inrichten van het leerplan helder zijn, is het ontwikkelen van het landelijke kernleerplan ten dele een zaak van leerplantechniek—van gebruik maken van de expertise van leraren, school- vakdeskundigen en van pedagogen/onderwijskundigen, aan wie men kan vragen op basis van de curriculum rationale voorstellen uit te werken, leerlijnen en materialen te ontwerpen.

Deel van de curriculum rationele is ook overeenstemming over taken en rollen in de vier ressorten (zie hoofdstuk 3). Welke taken, rollen en verant- woordelijkheden vallen toe aan de staat, de school, de leraren, de ouders|de leerlingen? Past het bij de rol van de staat verantwoordelijk te zijn behalve voor het landelijke leerplan, ook voor ondersteuning via voorbeeldmatige uitwerkingen voor andere ressorten?

Elk van de ressorten kent zijn eigen besluitvorming: in het ressort van het landelijke leerplan beslist uiteindelijk het parlement, in het ressort van de school heeft het bestuur uiteindelijk het laatste woord, de besluitvorming in het ressort van de leerling/ouders is een particuliere aangelegenheid met als wettelijke grens de leeftijd van 18 jaar als de leerling juridisch volwas- sen wordt. De finale verantwoordelijkheden onverlet latend, hangt de kwaliteit—misschien zelfs de mogelijkheid—van de uiteindelijke besluit- vorming vooral nauw samen met de kwaliteit van de conversatie die eraan is voorafgegaan. Die kwaliteit hangt waarschijnlijk niet zozeer af van de formele procedures—gadgets van de poldercultuur—maar hangt bovenal samen met de wijze waarop de plicht tot parrèsia is vervuld. Voor wie niet aanstonds onder de indruk is van een deontologisch argument—zoals in onze tijd velen (cf. Selbourne 1994, die hiertegen ten strijde trekt)—kan hieraan worden toegevoegd dat parrèsia een aangewezen middel is tegen tunnelvisie. En het vertonen van een tunnelvisie—achter je eigen vooroor- deel aanlopen, eigen gelijk vinden in plaats van te speuren naar mogelijk ongelijk, desnoods het bewijs een handje helpen—is het verwijt dat de

commissie Parlementair onderzoek onderwijsvernieuwingen aan de achter- eenvolgende bewindslieden maakt (2008 p. 130).

Voor betekenisvolle conversatie over het onderliggend leerplan is het enerzijds nodig dat het debat in openheid en vrijheid en met gebruik van parrèsia wordt gevoerd, anderzijds dat men zich—na openhartige discus- sie—compromisbereid richt op het realiseren van overlappende consensus. Het kan daarbij een voordeel zijn, te kunnen voortbouwen op de beste poldertradities. Enigszins contradictoir gezegd: het bereiken van overlap- pende consensus behoeft parrèsia in de polder.

5.6

Between the devil and the deep blue sea

64

: