• No results found

O NTWIKKELINGEN IN DE RECHTSHULPVERLENING Z IJN ZIJ WERKELIJK RISKANT ?

H OOFDSTUK 4 C LAIMCULTUUR

2. O NTWIKKELINGEN IN DE RECHTSHULPVERLENING Z IJN ZIJ WERKELIJK RISKANT ?

Het kabinet hecht bijvoorbeeld nogal wat belang aan een aantal ontwikkelingen in de sfeer van de rechtshulpverlening. Zo zijn in de brief terug te vinden456:

• de toegenomen omvang van de advocatuur;

• de verruiming van de mogelijkheden om in eigen persoon te procederen als gevolg waarvan vorderingen goedkoper kunnen worden ingesteld; en

• het bestaan van een toegankelijke rechtshulpverlening waarbij het kabinet behalve de Wet op de Rechtsbijstand ook het fenomeen rechtsbijstandsverzekering noemt alsmede het bestaan van andere voorzieningen (ANWB, Consumentenbond, vakbond) evenals de groep hulpverleners die op basis van 'no cure no pay' werkzaam is. In dit kader kan aan letselschadebureau's worden gedacht.

Naar ons idee is de invloed van deze ontwikkelingen op de claimcultuur zeker niet zo duidelijk is als het kabinet suggereert. Zo stelt het kabinet onder meer dat de groei van het aantal advocaten de toename van de claimcultuur in de hand zou hebben gewerkt457. Het aanbod zou dus, tegen de normale economische

logica, de vraag creëren. In sommige studies is inderdaad vastgesteld dat in de periode waarin het aantal

454. Faure, M., "Beschouwingen over beschermde slachtoffers, vrijgevige rechters en zuchtende verzekeraars", NJB, 1995, 1227-1235. Zie in vergelijkbare zin Frenk, N., o.c., 1548.

455. Daarover Faure, M., "Is aansprakelijkheid 'met terugwerkende kracht' efficiënt en verzekerbaar'?", A&V, 1998, 1-11. Overigens wordt dit gevaar van een retroactieve aansprakelijkheid ook ingezien in het rapport van de werkgroep claimcultuur (p. 17), waarop de brief van de minister is gebaseerd. Zie bovendien ook, genuanceerd, Frenk, N., o.c., 1548. 456. Zie in dit verband reeds Faure, M., en Hartlief, T. (red.), Verzekering en de groeiende aansprakelijkheidslast, Deventer,

Kluwer, 1995, 73-81.

advocaten toenam, ook het aantal rechtsgedingen toenam458. Minder duidelijk is echter wat oorzaak en

gevolg is. Bruinsma suggereert dat de toename van het aantal rechtszaken in Nederland gedurende de periode 1976-1986 verband hield met de verdubbeling van het aantal advocaten in dezelfde periode459,

hetgeen echter door Snijders werd bestreden460. De Vlaamse rechtssocioloog Langerwerf is een van de

weinigen die de relatie tussen het aantal advocaten en het aantal rechtsgedingen ook empirisch heeft onderzocht461. Hij stelt vast dat de toename van het aantal rechtsgedingen geen verband houdt met het

aantal advocaten, maar veeleer gerelateerd is aan socio-economische factoren462. Het - beperkte -

beschikbare empirische materiaal biedt dus geen steun voor de stelling van het kabinet dat meer advocaten automatisch tot meer claims leidt.

Het is zeker juist dat de mogelijkheden om in eigen persoon te procederen zijn verruimd, maar het is nog maar de vraag of dat in de praktijk van het aansprakelijkheidsrecht ook tot meer vorderingen heeft geleid. Bijvoorbeeld claims inzake arbeidsongevallen en beroepsziekten komen in beginsel voor de kantonrechter, waar vrije procesvertegenwoordiging geldt. Toch kan worden vastgesteld dat in de praktijk nog steeds advocaten worden ingeschakeld, ook op de domeinen waar het procesmonopolie is afgeschaft. Andere factoren waar het kabinet in dit verband op wijst, zoals het toenemend gebruik van rechtsbijstandverzekeringen, kunnen vermoedelijk wel een invloed op de claimcultuur hebben. Hoewel ook een rechtsbijstandverzekeraar zal toetsen of er een "gerede kans op succes" van de vordering bestaat, zal een rechtsbijstanddekking zeker een stimulerende invloed op het claimgedrag hebben in die gevallen waarin de justitiabele een beroep op het aansprakelijkheidsrecht had kunnen doen maar dit vanwege de kosten van de rechtshulp in het verleden niet deed.

In verband met de rechtshulp noemt het kabinet, zoals vermeld, ook 'no cure no pay'-betalingssystemen als potentieel claimverhogend. Hoewel het kabinet 'no cure no pay' in eerste instantie alleen in verband brengt met andere rechtshelpers dan de advocatuur wordt er later in de brief op gewezen dat dit systeem aan de basis zou liggen van een excessieve claimcultuur in de VS.463 Ook die stelling blijk echter alleen

op een "natte vinger"-gevoel te zijn gebaseerd en niet door empirisch onderzoek te worden onderbouwd. In de economische literatuur is er op gewezen dat 'contingency fee'-systemen wel betere prikkels kunnen geven aan de rechtshulpverlener om sterke inspanningen te leveren, maar niet noodzakelijk tot meer vorderingen zullen leiden. De advocaat zal zelf immers een inschatting maken van zijn kans op succes en kansloze vorderingen niet instellen464. Alleen zou 'no cure no pay' kunnen meebrengen dat kansvolle

claims die vandaag nog niet worden gebracht bij invoering van een dergelijk systeem wel zouden worden ingesteld465.

458. Zie bijvoorbeeld voor de ontwikkeling in België tussen 1970 en 1983 het onderzoek van Langerwerf, E. en Van Loon, F., "De rechtbanken in de jaren zeventig: een explosie van zaken?", Rechtskundig Weekblad, 1984-85, 369-386.

459. Bruinsma, F., "Overbelasting van de civiele kamer van de HR", NJB, 1986, 924. 460. Snijders, H.J., "Naschrift", NJB, 1986, 924-925.

461. Langerwerf, E., "De sociaal-economische ontwikkeling en de procesvoeringsratio's van de burgerlijke rechtbanken tussen 1950 en 1980", Economisch en Sociaal Tijdschrift, 1986, 87-102.

462. Ook in de Verenigde staten was men tot dezelfde conclusie gekomen: voor de stelling "more lawyers causes more claims" is geen empirische ondersteuning te bieden (Cooter, R. en Ulen, Th., Law and Economics, 2nd ed., Glenview, 1997, 343- 345).

463. Resp. Kamerstukken II, 1998-1999, 26 630, nr. 1, 4 en 7 en 9.

464. Posner, R., Economic Analysis of Law 4th ed., Boston, Little Brown & co., 1992, 569 (zie nochtans Cooter, R. en Ulen,

Th., o.c., 344, die dit enigszins nuanceren.)

465. Zie recentelijk ook Kerkmeester, H.O., "Contingency fees en letselschade: een rechtseconomische analyse", VR, 1999, 257-261. Ook Elzas, R.Ph. "Cure and pay", VA, 1999, 51-52 is vrij positief over deze vormen van beloning.