• No results found

D IVERSE PROBLEMEN VAN AANSPRAKELIJKHEIDSRECHT

H OOFDSTUK 2 D E TOEPASSING VAN HET AANSPRAKELIJKHEIDSRECHT

3. D IVERSE PROBLEMEN VAN AANSPRAKELIJKHEIDSRECHT

Allereerst is er de vraag welke aansprakelijkheidsgrond zich aandient. Hoewel andere acties denkbaar zijn (denk aan contractuele) ligt het meest voor de hand een actie terzake van productenaansprakelijkheid ex art. 6:185 e.v. BW. Hier doet zich al meteen een probleem voor, dat recentelijk tot wijziging van de wet heeft geleid: valt het onderhavige product wel onder de regeling?

Ook voor Nederland is dat een relevante vraag omdat Nederland gebruik had gemaakt bij implementatie van de richtlijn productenaansprakelijkheid om landbouwproducten alleen onder de regeling te brengen indien sprake was van een eerste be- of verwerking. Mede in verband met de BSE-crisis is een Europese richtlijn203 afgekondigd waarin ter verbetering van de voedselveiligheid en ter vergroting van het vertrouwen van de consument in de voedselveiligheid wordt geregeld dat landbouwproducten onbeperkt onder het regime van de productenaansprakelijkheid vallen. Ter implementatie is wetsvoorstel 27 051 aanhangig gemaakt dat inmiddels al wet is geworden. De wijziging geldt overigens pas voor schade als gevolg van gebeurtenissen die zijn opgetreden na inwerkingtreding.

Wat daarvan zij, hoewel bijvoorbeeld vleesproducten al onder het bereik van art. 6:185 vallen, omdat zij een eerste bewerking hebben ondergaan, blijft een probleem dat de oorzaak van eventuele schade of letsel in ieder geval ten dele vaak al voor inwerkingtreding van de art. 6:185 e.v. als zodanig kan zijn veroorzaakt.

Dat betekent dat gelaedeerden zich op art. 6:162 BW zullen dienen te baseren: de stelling is dan dat de producent onrechtmatig heeft gehandeld door dit product in het verkeer te brengen. In dit kader zal een cruciale rol spelen de al dan niet kenbaarheid van het risico: hoewel de Hoge Raad een vrij strenge onderzoeksplicht lijkt te hebben aangenomen onder de noemer van art. 6:162 BW (de producent dient zich - in onze parafrase - ervan te vergewissen wat de risico's zijn)204, zal naar algemene inzichten aansprakelijkheid op deze grond ontbreken voor zover men het risico niet kon kennen205. In de regeling der productenaansprakelijkheid geldt dat verweer overigens ook, zij het dat dit ontwikkelings- risicoverweer daar zeer terughoudend wordt uitgelegd206. Uiteindelijk zal het erop aankomen aannemelijk te maken dat er reden was voor onderzoek naar mogelijke gevaren van het gebruik van bepaalde veevoeders voor de mens.

Hoewel dit al een vrij fors obstakel lijkt, zijn hiermee nog niet eens alle problemen genoemd. Zo dient ook te worden gewezen op zeer reële causaliteits- en verjaringsproblemen. Voor een claim zal toch duidelijk moeten zijn althans worden gemaakt van welke producent het bewuste fatale voedsel afkomstig is, dat zijn product ook fataal is, dat dit product is genuttigd in een periode waarin de producent beter had moeten weten et cetera. In zeer veel gevallen zullen deze causaliteitsproblemen aan een succesvolle vordering in de weg staan, tenzij uiteraard rechters geneigd zullen zijn problemen van causaliteitsonzekerheid op de producent(en) af te wentelen.

Ook verjaringsproblemen kunnen zich voordoen, bijvoorbeeld bij de ziekte van Creutzfeldt-Jacob nu deze een vrij lange incubatietijd heeft. Voor de oude gevallen zal - ook na inwerkingtreding van het wetsvoorstel verjaring personenschade - de lange verjaringstermijn van art. 3:310 BW gelden. Niet uitgesloten is dat een eventuele vordering is verjaard op het moment dat de ziekte zich openbaart. De gelaedeerde is dan aangewezen op een beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid.

Voor nieuwe gevallen is in ieder geval van belang dat een vordering terzake van art. 6:185 BW vervalt 10 jaar nadat het product in het verkeer is gebracht (art. 6:191 BW). In dat geval resteert nog wel een eventuele vordering ex art. 6:162 BW.

4. SAMENGEVAT

In het kader van de wijziging van de regeling der productenaansprakelijkheid zijn overigens enkele opmerkingen gemaakt over de verzekeringsconsequenties. Naar het oordeel van de regering vallen deze mee207, nu ook voor de wijziging aansprakelijkheid kon bestaan op andere grond dan art. 6:185; art. 6:193

geeft aan dat immers andere mogelijkheden tot aansprakelijkstelling onverlet worden gelaten. De noodzaak van een aansprakelijkheidsverzekering bestond derhalve al. Voor zover er consequenties zijn in die zin dat de nieuwe regeling leidt tot wijzigingen in de polis danwel in de premievoorwaarden zal de impact daarvan naar het oordeel van de regering beperkt zijn. Naar aanleiding van Kamervragen herhaalt de regering haar standpunt; problemen van verzekerbaarheid verwacht zij niet208. Ook voor limitering van

de aansprakelijkheid ziet zij geen reden209.

Overigens wijst de regering erop dat de BSE- en dioxineproblematiek die door de VVD-fractie nadrukkelijk aan de orde was gesteld reeds tot toepassing van art. 6:185 aanleiding geeft, zonder dat

204. Zie HR 22 oktober 1999, NJ 2000, 159 (ARB) Rockwool/Koolhaas.

205. Zie Van Dam, C.C., Aansprakelijkheidsrecht, Den Haag, Boom Juridische Uitgevers, 2000, nr. 2. 206. Zie Hof van Justitie, NJ 1998, 522.

207. Kamerstukken II, 1999-2000, 27 051, nr. 3, 3.

208. Kamerstukken II, 1999-2000, 27 051, nr. 6, 2.

sprake is van een wijziging nu van een bewerking van de vlees- en kipproducten sprake is geweest210. Het

standpunt van de regering is juist. De reeds geschetste problemen die gelaedeerden vervolgens op hun pas vinden, bestaan uiteraard nog steeds.

Uiteindelijk is de bedoeling uiteraard aansprakelijkheid te voorkomen door preventieve maatregelen. In Europees verband zijn diverse maatregelen genomen. Vermeldenswaard is bijvoorbeeld dat inmiddels alle runderen ouder dan 30 maanden die niet zijn getest zijn op BSE worden opgekocht en vernietigd. Verder is het gebruik van diermeel in het voer voor dieren verboden.

§ 6. Infectieziekten: legionella als voorbeeld

1. INLEIDING

In dit onderzoek staan in het bijzonder ook gezondheidsrisico's als gevolg van infectieziekten centraal. Het actuele en bekendste voorbeeld vormt legionellabesmetting. Dat deze categorie de laatste jaren de aandacht trekt heeft alles te maken met de epidemie die in maart 1999 uitbrak en waarvan de besmettingshaard was gelegen in de West-Friese Flora gehouden van 19 tot en met 28 februari 1999 in Bovenkarspel. Uiteindelijk viel een groot aantal dodelijke slachtoffers te noteren: 28.

Er is een groot aantal legionellabacteriën bekend waarvan weer een behoorlijk aantal ziekteverwekkend is voor de mens. De meest bekende is de legionella pneumophila die tot longontsteking kan leiden.

In leidingwater kunnen (geringe) hoeveelheden legionellabacteriën zitten. Op zich zijn zij ongevaarlijk in die zin dat men van het drinken van water met legionella niet ziek wordt. Slechts onder bijzondere omstandigheden kunnen legionellabacteriën de zogenaamde veteranenziekte veroorzaken. Deze ziekte kan leiden tot een fikse verkoudheid, maar ook tot een flinke griep met longontsteking. Vooral ouderen, zware rokers en mensen die (bepaalde) geneesmiddelen gebruiken zijn extra gevoelig voor besmetting. Bij hen kan de ziekte tot ernstige verschijnselen en zelfs de dood leiden.

De incubatietijd bedraagt 2 tot 10 dagen. Symptomen variëren sterk: van lichte koorts tot zware longontsteking en coma. Eerste symptomen zijn malaise, spierpijn, lichte hoofdpijn, gevolgd door hoge koorts, kortademigheid.

De ziekte, ook wel legionellose genoemd, is te behandelen met antibiotica. De ziekte is voor zover bekend niet besmettelijk.

Dat gelaedeerde is getroffen door legionella kan bijvoorbeeld aan de hand van een kweek worden aangetoond.

Kans op besmetting bestaat wanneer het water een temperatuur heeft tussen 25 en 55 graden Celsius. Bacteriën krijgen dan de kans zich te vermenigvuldigen in eventuele slijmlagen of bezinksels in leidingen en reservoirs. Vooral in langdurig stilstaand water is de kans op vermenigvuldiging dan groot. Besmetting geschiedt wanneer het besmette water wordt verneveld en de hele kleine waterdruppeltjes worden ingeademd.

Bekende bronnen zijn koeltorens, verdampers, vloeistofkoelers, warmwatercircuits en tanks met een watertemperatuur onder de 50 graden Celsius, bevochtigers en fonteinen, whirlpools, therapiebaden en airconditioning.

De epidemie in Noord-Holland heeft een aantal gevolgen gehad. Zo is er nieuwe aandacht voor preventie ontstaan en daarmee aanscherping van de reeds bestaande veiligheidsregulering alsmede introductie van nieuwe. Verder heeft de uitbraak in Bovenkarspel geleid tot claims in het aansprakelijkheidsrecht waarvan die tegen de standhouder succes heeft opgeleverd voor gelaedeerden; althans in die zin dat het Hof Amsterdam de standhouder aansprakelijk heeft geoordeeld. Of alle gelaedeerden ook daadwerkelijk vergoeding krijgen valt mede gelet op de hoogte van de verzekerde som op de aansprakelijkheidsverzekering nog te bezien. Tenslotte heeft de regering een schadefonds opgericht.