• No results found

Kwaliteit en veiligheid in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking

Kwaliteit en veiligheid

4.4 Kwaliteit en veiligheid in vijf case studies

4.4.4 Kwaliteit en veiligheid in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking

R e g e l i n g e n

Sinds 2018 stellen zorgorganisaties binnen de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking kwaliteitsrapportages op aan de hand van het Kwaliteitskader. Het in 2017 vernieuwde

Kwaliteitskader is vanuit het brede werkveld ontwikkeld en bedoeld als landelijke standaard voor de gehele sector (VGN 2017). Het is dan ook opgenomen in het Register van het Zorginstituut (Zorginstituut Nederland 2020).

ongeveer 100.000 mensen met een indicatie voor Wlz-zorg, maakt zo’n 80.000 mensen gebruik van deze zorg. Volgens de beroepsgroep biedt de Wkkgz, in overleg met de Inspectie, voldoende ruimte om als beroepsgroep invulling te kunnen geven aan het begrip ‘goede zorg’.

Het vertrekpunt van het kwaliteitskader is dan ook een gedeelde visie op wat goede zorg is voor mensen met langdurige beperkingen. Hiermee bouwt het kwaliteitskader voort op de uitgangspunten van de Wlz. Het accent van dit nieuwe kwaliteitskader ligt op het leren en verbeteren in de sector (VGN 2017). Dit is volgens het kwaliteitskader belangrijk voor het leveren van kwaliteit. Daarnaast staat de eigen regie van de cliënt centraal met de nadruk op autonomie, zelfredzaamheid en individueel maatwerk. Het kwaliteitskader is gebaseerd op vier bouwstenen: het zorgproces rond de individuele cliënt, het onderzoek naar cliëntervaringen, de teamreflectie en het kwaliteitsrapport en visitatie. Daarnaast bestaat het kwaliteitskader uit de volgende zeven thema’s: zorgproces, ruimte voor eigen regie, mening van cliënten over kwaliteit van leven en zorg, samenspel tussen cliënten en medewerkers, veiligheid, betrokkenheid en vakbekwaamheid en verbetertrajecten (VGN 2017). Om te onderzoeken in hoeverre de sector erin slaagt om de bouwstenen uit het kwaliteitskader met elkaar te verbinden is in 2019 op initiatief van Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN) gestart met het Spiegelbeeld Kwaliteitskader Gehandicaptenzorg (VGN 2019a). Hierin wordt jaarlijks een verdiepingsslag gemaakt op verschillende thema’s. In 2019 was het thema reflectie en leren en verbeteren. Hierover werden bijeenkomsten georganiseerd met de zorgkantoren, de Inspectie, cliëntenraden en medewerkers en bestuurders van zorgorganisaties (VGN 2019a).

Het kwaliteitskader houdt daarnaast in dat zorgaanbieders zich verantwoorden over kwaliteit van leven van de cliënten en de kwaliteit van zorg binnen de zorginstelling, wat zij hiervan leren en aan welke verbeteringen wordt gewerkt. Dit doen zorgaanbieders door de publicatie van een jaarlijks kwaliteitsrapport dat gericht is op het lerend vermogen, reflectie en transparantie. Zorgaanbieders zijn vrij in de keuze voor de vorm van het kwaliteitsrapport, waardoor hier veel diversiteit in bestaat. Tevens heeft hierdoor een beweging plaatsgevonden van kwantitatieve naar kwalitatieve informatie. De thema’s methodisch werken, zelfreflectie en lerend vermogen kregen in de verslagen over 2017 en 2018 steeds meer aandacht. De IGJ neemt met waardering kennis van deze rapportages, maar constateert ook dat er relatief weinig aandacht is voor het sturen op kwaliteit en veiligheid en voor de beginselen van goed bestuur (IGJ 2020c).

V O G v e r e i s te

Op grond van artikel 4, tweede lid, Wkkgz heeft een zorginstelling een algemene vergewisplicht. Kortom, het verleden van een zorgverlener mag niet in de weg staan aan het verlenen van zorg bij de zorgaanbieder. Voor het Wlz-domein dient de zorgaanbieder dit te doen door het opvragen van een VOG. De VOG mag niet ouder zijn dan drie maanden. Dit vereiste geldt voor alle zorgverleners die vanaf 1 januari 2016 hun werkzaamheden voor de instelling verrichten en voor andere personen dan zorgverleners die beroepsmatig met cliënten van de zorginstelling in contact kunnen komen. In de praktijk lijkt het niet werkzaam dat van alle betrokken zorgverleners in de zorgsector

verstandelijke beperkingen een VOG wordt verlangd. Als een cliënt bijvoorbeeld zorg op basis van de Wlz ontvangt en de huisartsenzorg in het pakket zit maar de cliënt toch naar de oude huisarts gaat, moet de zorgverlener niet alleen een contract hebben maar ook een VOG. Dit geldt ook voor

huisartsen die in de avond- nacht of weekenduren (ANW-uren) worden opgeroepen om in een Wlz instelling zorg te verlenen. Zij kunnen theoretisch in contact komen met cliënten en moeten dus een (actueel) VOG kunnen afgeven, zodat de Wlz-instelling kan voldoen aan de verplichtingen uit het Uitvoeringsbesluit van de Wkkgz (artikel 3.1, eerste lid, Uitvoeringsbesluit Wkkgz). Tijdens een bijeenkomst met juristen komt naar voren dat de VOG-aanvraag in praktijk een enorme

administratieve rompslomp blijkt, die niet in verhouding staat tot de incidentele zorg die zij in een Wlz-instelling leveren.

Op 4 maart 2020 is daarom een wijziging tot het schrappen van dit onderdeel uit het

Uitvoeringsbesluit in internetconsultatie gegaan, waarbij wordt verwacht dat door deze wijziging de structurele regeldruk die voortvloeit uit het Uitvoeringsbesluit Wkkgz zal dalen (Ministerie van Volksgezondheid 2020).

M e l di n g e n

Op basis van de Wkkgz dient een zorgverlener verplicht een melding te doen bij te doen bij de Inspectie in geval van een calamiteit, geweld in de zorgrelatie of ontslag bij disfunctioneren (artikel 11, eerste lid, sub a t/m c, Wkkgz). In 2018 ontving de Inspectie binnen de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking 264 verplichte meldingen (IGJ 2019). De meeste meldingen (120) gingen over geweld in de zorgrelatie, waarbij het in 51% over seksueel grensoverschrijdend gedrag ging, waarvan in twee derde van de gevallen tussen cliënten onderling. Er werden 111

calamiteitenmeldingen gedaan en 33 meldingen over ontslag na disfunctioneren. Ten aanzien van de 33 meldingen over ontslag na disfunctioneren speelde in 27% van de meldingen seksueel

grensoverschrijdend gedrag een rol (IGJ 2019).

C l i ë n t e r v a r i n g e n

Een van de bouwstenen van het kwaliteitskader gehandicaptenzorg is het onderzoek naar cliëntervaringen. Hiervoor is een instrumentenwaaier ontwikkeld waaruit zorginstellingen kunnen kiezen om onderzoek te doen naar de ervaringen van hun cliënten (KIZ 2019). Zorginstellingen zijn hiertoe eens per drie jaar verplicht, maar passen dit in de praktijk vaker toe.

De instrumentenwaaier bestaat uit 11 methodologisch verschillende soorten instrumenten, waaronder vragenlijsten en gesprekken (VGN 2020a). Zorginstellingen kunnen zelf het instrument kiezen dat het beste bij hun visie van zorg en dienstverlening past. De kwaliteit van deze

instrumenten wordt bewaakt en beoordeeld door onafhankelijke experts op basis van acht criteria (VGN 2018). Zij geven als Commissie van Deskundigen een bindend advies over het gebruik van een nieuw instrument door een zorginstelling. Daarnaast worden de instrumenten jaarlijks op doorontwikkeling beoordeeld door de Commissie (VGN 2020b). Het uitgangspunt is dat de instrumentenwaaier zo overzichtelijk mogelijk voor zorginstellingen dient te zijn en blijven. Een nieuw instrument dient daarom naast de acht criteria ook een meerwaarde te bieden ten aanzien van de bestaande instrumenten (VGN 2018).

De reden dat de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking met een instrumentenwaaier werkt komt voort uit onvrede over de hiervoor toegepaste CQ-Index (Consument Quality Index). Op basis van deze methode werden, volgens de sector, voornamelijk ervaringen ten aanzien van de zorg op teamniveau en instellingsniveau gemeten, maar niet op het niveau van de cliënt (KIZ 2019). De

informatie uit de cliënttevredenheidsonderzoeken worden gebruikt om de zorg te verbeteren (KIZ 2019).

Uit het sectorbeeld Kleurrijke zorg, dat door het Erasmus Centrum voor Zorgbestuur is gemaakt op basis van 41 kwaliteitsrapporten uit 2017, blijkt dat cliënten in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking de meeste waarde hechten aan een fijne samenwerking met zorgverleners, duidelijke communicatie, dat zorgverleners naar hen luisteren, met hen overleggen en rekening houden met persoonlijke behoeftes. Dit kunnen medewerkers doen door hier regelmatig op de reflecteren (Erasmus Centrum voor Zorgbestuur 2017).

K n e l pu n te n i n d e s e c t o r

P r iv a c y b ij in c i d e n t e n

Indien zich een incident voordoet dient een zorgverlener dit op grond van artikel 10, derde lid, Wkkgz aan zowel de cliënt als diens vertegenwoordiger te melden. Daarnaast dient de zorgverlener een aantekening te maken in het dossier van het incident, waaronder ook de namen van de betrokkenen vermeld moeten worden. Dit laatste punt zorgt volgens beroepsvereniging VGN in de praktijk voor ongewenste en onveilige situaties. Doordat ouders/vertegenwoordigers van cliënten direct inzage hebben in het dossier kunnen zij de situatie en de namen van betrokkenen lezen en op basis hiervan overgaan tot ongewenst gedrag zoals het benaderen van de betrokken zorgverlener op dreigende wijze of het openbaar maken van de situatie via sociale media. De privacy van de betrokken zorgverlener wordt in een dergelijke situatie niet gewaarborgd. Uit een gesprek met VGN komt naar voren dat de zorginstelling door de real time inzage geen kans om eerst zelf onderzoek te doen naar het incident alvorens dit met de ouders/vertegenwoordigers te bespreken. De beroepsverenging ziet door het ontstaan van een onveilige situatie voor de zorgverleners in de praktijk dan ook geen meerwaarde in deze verplichting.

G r o n d s l a g v o o r h e t g e b r u i k e n v a n i n f o r ma t i e u i t d e E C D ’ s

Zowel tijdens een bijeenkomst met juristen als tijdens een bijeenkomst met kwaliteitsmedewerkers van VGN wordt opgemerkt dat het regelmatig voorkomt dat zorginstellingen informatie uit

elektronische cliëntendossiers (ECD’s) willen gebruiken in het kader van interne kwaliteitsdoeleinden. Een knelpunt is de grondslag op basis waarvan dit mogelijk zou kunnen zijn. De huidige

privacywetgeving onder de AVG staat hierbij in de weg. O n d u id e l ij k h e id h o o f d - e n o n d e r a a n n e me r s c h a p

Ook in deze zorgsector bestaat onduidelijkheid over de positie en verantwoordelijkheid van de hoofd- en onder aannemer, zo blijkt uit een gesprek met VGN. Artikel 1, vijfde en zesde lid, Wkkgz geeft wel duiding aan een instelling, maar het is niet duidelijk waar de verantwoordelijkheid ligt. Zo is het bijvoorbeeld onduidelijk wie de IGJ zal aanspreken en hoe bepaalde terminologie van de wet (o.a. in bovengenoemd artikel) geïnterpreteerd moet worden.