• No results found

Kwaliteit en veiligheid in de Nederlandse huisartsenzorg

Kwaliteit en veiligheid

4.4 Kwaliteit en veiligheid in vijf case studies

4.4.2 Kwaliteit en veiligheid in de Nederlandse huisartsenzorg

R e g e l i n g e n

In de huisartsensector worden professionele standaarden en kwaliteits- en veiligheidsnormen, die ‘goede zorg’ definiëren, gehanteerd. De webversies van het overzicht van alle NHG-Standaarden voor de huisarts zijn voor iedereen toegankelijk (NHG 2020b). Deze richtlijnen zijn bedoeld om het medische beleid in de dagelijkse praktijk van de huisarts te ondersteunen. Huisartsen voerden al vóór de invoering van de Wkkgz hun eigen kwaliteitssysteem uit (VIM), en hebben dit systeem zelfstandig gebouwd en grijpbaar gemaakt.

De LHV werkt samen met het NHG wat betreft registratie en de eisen voor praktijkaccreditatie. Het doel hiervan is het zichtbaar maken en continu verbeteren van de kwaliteit door systematische verslaglegging en rapportage van onder meer de praktijkorganisatie, samenwerking, veiligheid en professionaliteit van de zorg. Dit gebeurt met behulp van diverse instrumenten, zoals een risicoscan, het jaarverslag en een kwaliteitsbeleidsplan. Deze bieden handvatten om de interne kwaliteitscyclus in elke huisartsenpraktijk te borgen.

Ook houdt de LHV samen met het College voor Huisartsen met Bijzondere Bekwaamheden (CHBB) registers bij voor huisartsen die bijzondere taken uitvoeren, waarvoor speciale kwalificaties gelden (zoals: reisadvisering, verloskunde, echo).

Het NHG, de LHV en Ineen hebben een gezamenlijke visie op het kwaliteitsbeleid (Ineen 2019). Hierbij staat het nieuwe kwaliteitsdenken van het Zorginstituut centraal, ofwel het (samen) lerend vermogen en het vertrouwen op intrinsieke motivatie van professionals. Ineen richt zich breder op de eerste lijn, en geeft allerlei richtlijnen en tools om een kwaliteitsbeleid op maat op te zetten. Het NHG richt zich specifiek op huisartsen en biedt ook ondersteuning bij het opzetten van een kwaliteitssysteem. Er zijn bijvoorbeeld formats te vinden voor een beleidsplan, kwaliteitsjaarverslag en een checklist voor spoedgeneesmiddelen. Deze worden door de NHG-praktijk organisatorische randvoorwaarden genoemd. Voor huisartsen is het kwaliteitsjaarverslag geen wettelijk vereiste, maar het NHG adviseert het wel als invulling van de Wkkgz. Ook zijn er allerlei richtlijnen over triage, diagnostiek, behandeling, patiëntgerichtheid, VIM, etc., waardoor het primaire proces van de praktijk aan de kwaliteitsnormen kan voldoen. Daarnaast wordt aangeraden om resultaten te monitoren, onder meer door kwaliteitsindicatoren te meten, patiënt- en medewerkers ervaringen te verzamelen,

risico-inventarisaties te maken en incidentmeldingen te analyseren. Ook worden er voorbeeldprocedures voor verbeterplannen en maatregelen gegeven, alsmede voor beheer en borging van het

kwaliteitssysteem. De kwaliteitsnormen voor de huisartsenpraktijk worden vastgesteld door het onafhankelijke College van Deskundigen (CvD) van de beroepsgroepen LHV en NHG, Zorgverzekeraars Nederland en Patiënten Federatie Nederland.

A a n v u l l e n d b e l e i d

Begin 2015 heeft een actiegroep van huisartsen een manifest gepresenteerd dat heeft geleid tot een openbaar debat met onder andere huisartsenorganisaties, toezichthouders en de minister, waarin de knelpunten in de huisartsenzorg werden besproken (van Osselen e.a. 2016). Naar aanleiding van dit debat zijn drie werkgroepen, met vertegenwoordigers van de direct betrokken partijen, opgericht om concrete veranderingen door te voeren en zo oplossingen voor de knelpunten te bieden onder de naam ‘Het Roer Gaat Om’ (LHV 2020a). Het betreft een werkgroep bureaucratie en administratieve lasten, een werkgroep samenwerking en gelijkwaardigheid en een werkgroep kwaliteit. De

vertegenwoordigers zijn onder andere afkomstig van de LHV, de NHG, de Nederlandse Zorgautoriteit, de Inspectie en het Ministerie van VWS. Wat betreft het thema kwaliteit is het aantal indicatoren voor de ketenzorg per keten teruggebracht naar acht indicatoren en zijn basiskwaliteitseisen geformuleerd (LHV 2020a).

Vanaf 2016 is de visitatie een verplicht onderdeel van de herregistratie van huisartsen. Dit in navolging van medisch specialisten en bedrijfsartsen, die voor hun herregistratie ook deelnemen aan een visitatieprogramma van de betreffende wetenschappelijke vereniging (NHG 2020c).

M e l di n g e n

De huisartsenzorg valt onder de ‘eerstelijnszorg’ in de rapportages van de IGJ. Naast de

huisartsenzorg behoren o.a. de geboortezorg en de mondzorg tot deze categorie. In 2019 zijn er bij de IGJ 430 meldingen binnengekomen over de eerstelijnszorg, waarvan 70 Wkkgz calamiteiten, en 20 betroffen ontslag wegens disfunctioneren (IGJ 2020b). Specifiek voor de huisartsenzorg kwamen er in 2019 bij de Inspectie vier calamiteitenmeldingen binnen. In 2018 was het aantal meldingen nog 500; er is dus sprake van een afname in het aantal meldingen in 2019. Het aantal calamiteitenmeldingen specifiek voor de huisartsenzorg was met vier meldingen gelijk aan het aantal in 2019. Voor de huisartsenposten (acute eerstelijnszorg) ligt het aantal calamiteitenmeldingen een stuk hoger dan voor de huisartsenzorg. In 2019 waren er 131 calamiteitenmeldingen met betrekking tot

huisartsenposten en in 2018 waren er 176 calamiteitenmeldingen.

De vertegenwoordigers van koepelorganisaties hebben middels de vragenlijst en in de workshop aangegeven dat het lastig is om een arbeidsverleden te vergewissen als iemand nog onder contract staat bij een werkgever, omdat de huidige werkgever er op deze manier achter komt dat de betreffende werknemer aan het solliciteren is. Een van de koepelorganisaties adviseert hun leden daarom om het register van de Inspectie te raadplegen, naast het BIG-register en een eventueel eerdere werkgever.

Wat betreft het melden van incidenten hebben de koepelorganisaties benadrukt dat er knelpunten te benoemen zijn voor de huisartsensector. Huisartsen willen open zijn naar patiënten toe, maar de verplichting om na een incident de namen van alle betrokkenen voluit in het patiëntendossier te vermelden wordt niet als constructief gezien. Patiënten kunnen hierdoor na een incident in een kleinschalige praktijk precies nagaan welke professionals er bij een incident betrokken waren. Dit leidt tot een afname in het gevoel van veiligheid onder zorgverleners in een kleinschalige

huisartsenpraktijk.

Vertegenwoordigers van de koepelorganisaties onderschrijven middels de vragenlijst en tijdens de workshop het belang van het leren van calamiteiten: “De calamiteitenmelding en het bijbehorende onderzoek zijn belangrijk om uit te zoeken wat er gebeurd is, om te leren van de dingen die niet goed zijn gegaan en om te voorkomen dat dit in de toekomst weer gebeurt”. De koepelorganisaties hebben aangegeven al dan niet in samenwerking met de geschillenorganisatie scholingen over het leren van klachten, geschillen en/of calamiteiten voor de beroepsgroep te organiseren. Ook wordt gekeken naar scholingen op het gebied van veelvoorkomende klachten en calamiteiten. Verder merken de

koepelorganisaties dat intervisiegroepen steeds meer een rol krijgen in de huisartsenzorg wat betreft het leren van calamiteiten. Door het bestaan van de VIM-systemen is er steeds meer bereidbaarheid onder huisartsen om analyses te delen met andere praktijken om hiervan te leren. Verder wordt 75% van de huisartsen getoetst op het functioneren van het VIM-systeem - dus niet alleen toetsing of het er is maar ook of het functioneert.

B e l as ti n g k l e i n s c h al i g e pr ak ti j k e n

In de Wkkgz wordt wat de kwaliteitsvereisten betreft geen onderscheid gemaakt tussen grote zorginstellingen en kleinschalige zorgaanbieders. In de wet is geen rekening gehouden met de belasting die de Wkkgz voor de kleinschalige huisartsenpraktijk, waar de praktijkhouder vaak ook (primair) zorgverlener is, met zich meebrengt, met name wat de meldplichten en implementatie van kwaliteitssystemen en de bijbehorende registraties betreft. De koepelorganisaties hebben middels de vragenlijst aangegeven dat de calamiteitenprocedure, in zijn uniformiteit, niet goed past bij de kleinschalige zorgaanbieders. Het calamiteitenonderzoek moet in een kleinschalige praktijk worden uitgevoerd door de zorgaanbieder die tevens zorgverlener is, waar de grotere zorgaanbieders een management hebben dat de administratieve processen afhandelt. De koepelorganisaties

benadrukken dit probleem middels de vragenlijst en in de workshop en geven aan dat de lasten die dit met zich meebrengt de kwaliteit van de zorg niet altijd ten goede komen. De vele administratieve lasten gaan in een kleinschalige huisartsenpraktijk ten koste van de tijd voor de patiënt. De koepelorganisaties pleiten er dan ook voor dat de calamiteitenprocedure formeel vereenvoudigd moet worden voor kleinschalige zorgaanbieders.

In aanvulling hierop bleek uit een vragenlijstonderzoek onder 265 huisartsen die lid waren van de VvAA dat bijna 90% van de ondervraagde huisartsen kwaliteitsregistraties als belastend ervaart (Springvloet e.a. 2020). Ondanks deze hoge last was de helft van de ondervraagde huisartsen van mening dat de meerwaarde van de kwaliteitsregistraties zwaarder weegt dan de last die ermee gepaard gaat. Echter, 30% van de huisartsen gaf aan de voorkeur te geven aan het stopzetten van

kwaliteitsregistraties. Bijna driekwart (72%) van de huisartsen was van mening dat kwaliteitsregistraties bijdragen aan kwaliteitsbewaking.