• No results found

Knobbel-Castanien, en Aard-Castanien

DEse groeid meest in Duits-land aan den Rhyn-stroom; en is van gelykenisse seer verschelig van onse hierlandse Aard-noten ofte Muisen met staarten. Deser bladen zyn dun en seer gesnippelt, byna gelyk als de Dil. Uit het midden deser bladen ryst een dun Stammetje, met takjes, van ontrent een voet hoog. Op haar bovenste wasschen, in Braak-maand, kleine witagtige bloemtjes, krans-gewys, gelyk als dat van de Dil ofte Venkel. Het zaad is langwerpig en smalder als dat van de Venkel, wat

duister-bruin van koleur en eenigsins riekende. De wortel is als een knobbel ofte Bol, donker-bruin ofte swart van buiten, maar van binnen wit, van smaak tusschen een Castanie en een Pastinakel.

De wortels werden rauw gegeten, maar beter gekookt ofte gebraden. Sy geven goed voedsel, daarom dient het de Boeren in Italien en elders voor brood. Men meint dat sy het Water doen loosen, en de Maand-getyden bevorderen, als mede het bloed-spuwen en teering genesen.

XCVI. Hoofd-stuk. Bursa Pastoris, Teskens-kruid, Borsekens-kruid.

DE Bursa Pastoris, wast langs de wegen, en in de Moes-hoven als een onkruid: het verscheelt veel in groote, na dat het een goede ofte dorre aarde aantreft: want het groote is wel een voet hoog, de middelsoort een halve, en de kleinste een vinger hoog. De plant blyft des Winters over, en geeft heel vroeg zyn bloemtjes. Het heeft dan lange en diepgekorve groene blaadjes, de rakette byna gelyk; dog de kleine is gekorven tot aan de middel-ribbe toe, en yder gedeelte der kervinge is niet

spits-toeloopende, maar rond: en dese bladen leggen in 't rond op d'aarde neder: uit het midden deser blaadjes rysen eenige ronde en taeije Stammetjes, met zyd-takjes boven, die mede eenigsins beblaad zyn, maar soo diep niet gekorven: op het bovenste van yder takjen komen van onderen tot boven toe met veele seer kleine vier-bladige witte bloemtjes, en dat van het begin der Lente, tot dat de Winter nadert, toe: d'onderste onderwylen veranderen in platte zaad-tasjes, gelykende yder na een hertjen, ofte Herders-tasjen, in welke bruin zaad is, 't welk sig van selver genoegsaam voortsaaid, en in het toekomende jaar een nieuwe plant vertoont, verdragende onderwylen de koude Winter. De wortel is veselagtig.

Het is een weinig scherp van smaak, en agte het mede onder de

Scheur-buiks-kruiden, voornamelyk het zaad. Men agt het goed om allerlei

bloed-vlieten te stelpen, als mede den Buik-loop, maar soude my daar niet op derven vertrouwen:

wel het zaad daar in de voor-rang heeft. Men steekt het stukken gevreve kruid in de neus: en men bakt daar koekjes van met Eijeren. Het kruid gestooten, en tusschen twee doekjes op de vuurige oogen ofte andere vuurige plaatsen gelegt, verdryft de brandigheid. Het overgehaalde water daar van, is by my van geender waarde.

XCVII. Hoofd-stuk. Buxus, Bos-boom, qualyk Palm-boom gesegt.

DE Bos-boom werd gemeenlyk in een groote en een kleine gedeelt, maar ik meine dat sy beide een en deselfde Boom zyn; want soo men de kleine laat groeijen en van zyn onderste takjes suivert, dat die met 'er tyd tot een Boom opwasschen. De kleine wast een span ofte anderhalf hoog, na dat die selden ofte dikwyls geschoren werd: maar soo die in de hoogte opwast werd die soo hoog als de Vlier-boom: en de stam soo dik als een mans been, bleik geel van hout, en hard, swaar en in 't water stinkende, de schors geel-grauw. Hy verdeilt sig in veele takken, aan welke langwerpige ronde, dikke gladde, blinkende, en harde blaadjes wasschen, die des Somers en des Winters groen zyn, die niet ligtelyk afvallen. De jonge zyn geel-groen, maar de oudere duister-groen. Tusschen de jonge blaadjes siet men in de Somer geel-verwige bloemtjes, waar na men in een goede Somer-tyd groene vrugten, (in welke swart zaad is) bekomt, hebbende groene en min of meer lankwerpige vrugtjes, van onderen met vier uitsteekseltjes, gelyk of het de pooten van een pot waren, en daarom heb ik die

van de kinderen wel potjes, (niet oneigentlyk) hooren noemen. De wortel is hardhoutig, waar door het meest voortgeteelt werd.

Men merkt niet dat dit gewas van eenig gedierte aangedaan werd, ofte het hout van eenig gewormte doorboort: is bequaam, (voornamelyk de wortelen) om daar alderlei dingen van uit te houwen, te draeijen en te verwerken. De kleine werd niet alleen tot cieraad in de Hoven geplant, maar dient om de beddingen, van de paden af te sonderen; en is bequaam om Bloem-perken te maken. Men laatse ook wel eenige voeten hooger wasschen op de hoeken, welke dan spits en toorns-gewyse geschoren werden. De bladen in het vuur geworpen, bersten met een geluid, even als de Laurier-bladen. Sy werd Palm genaamt, om dat men die in plaats van de Palestynse Palm, ter gedagtenisse des Heilands, alhier onder de Rooms-gesinde, op Palm-Sondag, gebruikt. Voor de Herbergen, hangt men daar Kroonen van, in plaats daar d'ouden klim uithingen, tot een teiken, dat 'er goede Wyn te koop is: dese Kroonen werden mede opgehangen by de Boeren, Schippers, enz. wanneer daar een Bruigom en Bruid is. Ook wanneer daar een nieuw Huis gebouwt werd, en byna onder dak is, hangt men daar Kroonen op, zynde een teiken van blydschap, en dat de werk-luiden moeten vrolyk zyn. Op Mei-avond plant men voor de deur der Hoofd-luiden der

Burger-Vaandels, een geschilde Mast met Kroonen, van dit gewas verciert. De bladeren van dit gewas in Water of Wyn gesoden, dient om het bloedige tand-vleis te wassen en te suiveren, alsoo het vry wat te samentrekkende is. Sommige gebruiken het saagsel van het hout, in plaats van Pok-hout.

XCVIII. Hoofd-stuk. Calamintha Montana, ofte Berg-munt.

DE Berg-Munt, wast niet veel hooger dan een voet, uit welkers wortel veele vierkante ruigagtige Stammetjes schieten, die sig boven in verscheide takjes verdeilen, welke eenige leedjes ofte knoopjes zyn, die aan yder zyde twee over malkander staande blaadjes hebben, die min ofte meer donsagtig zyn, geschaart, byna rond, dog wat puntig toeloopende, en wel-riekend, groeijende yder op zyn eigen steeltjen, matig grys-groen, voornamelyk van onderen: dese vercieren het gewasch van onderen tot boven toe, dog werden allenxkens kleinder. Het derden-deel van de Stammetjes en takjes is byna de geheele Somer, met aars-gewyse purperagtige bloemtjes verciert, die redelyk groot zyn: waar na een bruin ofte swartagtig zaad gesien werd. Het werd niet alleen door zyn zaad alhier in de Hoven voortgequeekt, maar ook door zyn veselagtige wortelen, die na het Loof vergaan is, des Winters over blyven.

Dit gewas is fyn van deelen, en daarom verdunnende, en door zyn werkelyke deeltjes de slym doorsnydende: hier door werd het bloed en verdere sappen

vloeybaarder, en de uitwaseminge werd daar door bevordert. Het kooksel daar van heet gedronken, doet sweeten, bevordert het wateren, en de Vrouwe Maand-vloed: dit mag men mede gebruiken in de plaatse van Thee: ten dien einde mag men het wel by Warmoes hakken en koken.

XCIX. Hoofd-stuk. Calendula, ofte Gouds-bloem.

DE Gouds-bloemen groeijen alhier in de Hoven, sy hebben lange, een weinig breedagtige, bleik-groene, sagte, sappige bladen: dese werden van smal allenxkens breeder, en eindelyk rond ofte stomp. De stam deilt sig in verscheide takken, welke gestreept, of gevoort, groen, en van binnen voos, ofte mergagtig is, wel van anderhalve spanne hoog, van boven tot beneden mede met blaadjes begroeid. Op de top komen de bloemen, vry groot: hebbende rontom haar geele kruin veele langwerpige blaadjes, aan het eind een weinig gekartelt, bleik-geel ofte hoog-geel van koleur: veeltyds zyn die veel-dubbeld en vry groot: ook komen aan de zyden der Bloem wel kleindere bloemtjes, welke sy kindertjes noemen. Alle dese rusten op een groen geblaad steunsel, gelyk de Maagde-lieven. Sy bloeijen de meeste Somer door, waar na het zaad volgt, gekromt, eerst groen, daar na ryp zynde grauw, van groote verschelende, en op de rug wat kartelig. De reuk is niet aangenaam: zyn in 't aanvatten wat kleverig: na de Sonnen ondergang sluiten sy sig, en des anderen daags openen sy sig in de Sonneschyn: de wortel is wit, en wat veselagtig. Vergaat tegens de Winter, en moet alle jaren gesaaid werden.

Met het geele sap der bloemen, werd de boter geel gemaakt, ook strooijen die sommige wel over de Salade: de kragten, die men dit kruid toeschryft, kan ik het geensins toe-eigenen; want ik kan niet bevinden dat het tegens de pest dienstig is, ofte voor een hart-sterking kan verstrekken. De

knoppen, eer sy open gaan, kan men in Sout en Azyn bewaren, en gebruiken die als Kappers. Men setse op Azyn, men maakt daar Water en Conserf af maar ik sie daar niets in. De bladeren met de bloem, kan men gebruiken in plaats van Kaasjes-bladen, in Pappen en Darm-speutingen. Het sap warm ingenomen met Sout van Herts-hoorn en Wyn, doet sagt sweeten.

C. Hoofd-stuk. Caltha Palustris, Dotter-bloemen, Water-gouds-bloem,