• No results found

D'Eerste deser vier soorten, heeft een groene, gehoekte, ofte kantige en getakte struik, dry ofte vier voeten hooger ofte lager. De bladen zyn langwerpig, aan alle kanten diep door-sneden, groen, glad, blinkende, en eenigsins hairagtig. Op de toppen komen de bloem-knopjes, gelyk als die van de swarte Jacea, dog wat ruwer, en harder, uit verscheide schilferingen, byna Pyn-Appels gewys, bestaande; van onderen breed, maar loopen na boven spits toe; uit welker spits veele Purperverwige draadjes, gelyk als van de Distelen en Klissen, uitkomen, vertoonende de bloem. Het kale en gladde zaad, is wat langwerpig, hebbende op zyn bovenste, eenige stevige veselen, als een baard. De wortel is niet wonderlyk dik, maar met veselen behangen.

De andere heeft alleen korter struik; de bloem-knopjes kleinder; rouwer en eenigsins stekende. De bladen donkerder groen. Voorts is dit het eerste gelyk.

De derde heeft witagtige bladen en heel diep

sneden, en gekerft, sonder doornagtige bloem-knoppen.

De bladen der vierde zyn veel kleinder doorsneden en gesnippelt, als de dry vorige. De schilfer-wysige bloem-knopjes zyn silveragtig wit en blinkende.

Men vind het veel in de koorn-landen, langs de wegen, dyken en beboude plaatsen: en bloeijen in de Somer.

De kragten zyn nog niet bekend.

XLIII. Hoofd-stuk. Apium, Juffrouw-Merk ofte Eppe.

HEt Juffrouw-Merk heeft een witte matig dikke, en van veele veselen te samen hangende wortel: hier uit ryst een stronk, die rond, gestreekt, hol en van een voet ofte twee hoog is: uit welker verscheide leden de bladen en zyd-takken komen. De bladen zyn liefelyk groen en blinkend, zynde dry, vyf, seven, negen enz. aan eene steel groeijende, makende te samen een blad uit: dese zyn rontom getand. Boven op de takjes groeijen kroontjes met witte kleine vyfbladige bloemtjes, waar na een vry klein gestreept zaad volgt.

Behalven dat het alhier overvloedig langs de water-kanten groeit; soo werd het mede in de Hoven geplant, en werd dan Selleri genaamt, 't welke men onder de Moes-kruiden telt. Het bloeyd in het begin des Somers, en geeft zyn zaad in de Somer-maanden. Het zaaid sig selfs genoeg voort: maar in de Tuinen gezaaid zynde, werden de planten een voet ofte anderhalf van malkanderen geset;

welker plant, eer die bloemen krygt, rontom toegebonden werd, om het kruid geel te doen werden.

De wortel, bladen, bloemen en zaad deses kruid is seer dienstig tot veele gebreken. Het is in 't geheel verwarmende, goed van reuk en smaak: het is alle verstoptheden openende, daarom kan men daar kooksels van maken om de stonden te verwekken; buik-pyn te stillen; de na-ween voor te komen; de pis te dryven; geelsugt te genesen; in quade kelen te gorgelen; koorsen te verdryven, enz. Het sap met honig gekookt, suivert allerlei sweeringen.

De wortel met de geele struiken en bladen, wanneer sy in de Kruid-Tuinen geplant zyn geweest, werden op de Tafel geset, en met olie en edik, als een Salade gegeten.

XLIV. Hoofd-stuk. Aquilegia, ofte Akeleijen.

DE Aquileijen hebben redelyk dikke wortel, met verscheide veselen begroeid: hier uit rysen veele bladeren, van gedaante die van het Schelkens-kruid gelyk, maar lyviger, en uit den blauw groenen. De steelen der bladen, als mede de struik, zyn purperagtig rood, hebbende in haar begin wat hairagtige veseligheid. De struik is rond en stevig, en wast dikmaals meer dan twee voeten hoog: hier aan komen verscheide zyd-takjes met hare bloemen. Yder bloem heeft gemeenlyk vyf holle, naar om hoog gekeerde hoorntjes, die aan haar tippen toe zyn, en wat omgebogen, hebbende, soo sy enkel zyn, vyf blaadjes nederwaarts

hangende, uit welker midden eenige draadjes komen: de dubbelde bloemen hebben veel meer hoorntjes, en soo seer niet naar om laag hangende. Dese bloemen heeft men byna van alderlei koleuren, als blauwe, witte, roode, purpere, vleeskoleurige, paarse, bonte: geele weet ik niet oit gesien te hebben. Na de bloemen volgen mede vyf spits toeloopende zaad-hoorntjes, in welke een swart en blinkend zaad is.

Dese plant schynt in Duitsland en elders in het Wilde te wasschen, maar werd by ons alleen in bloem-hoven onderhouden. Het kruid blyft des Winters over, soo dat het een plant is van lang leven, en sig door zyn wortel vermenigvuldigt. Het zaad gezaaid zynde, krygt men het tweede jaar eerst bloem, en dat van alderlei koleuren, als mede dubbelde en enkelde, even als uit het zaad van Tulpen, en Angelieren voortkomt. Sy bloeijen in de Bloey-maand, en voor dese Somer-maanden.

Van dit gewasch is niet anders in 't gebruik dan het zaad: van welke men een lood stoot, en met harts-hoorn en Scorsonere in een sakjen doet, en in 't bier hangende ofte kokende, de kinderen, die de kinder-pokjes ofte maselen hebben, te drinken geeft, en dat om de vuirigheid te lessen, en de brand uit te setten: maar of daar soo veel in steekt, laat ik daar.

XLV. Hoofd-stuk. Arachus, ofte groote en kleine Krok, met smalle