• No results found

DE Dotter-bloem heeft breede, ronde, gladde, en aan de kanten een weinig gekartelde bladen, de groote min of meer van de Palm eens hands, hebbende yder een vry lange steel. Uit het midden deser bladen rysen een ofte meer ronde Stammetjes, de hoogte van een span, of wat lager, die sig in eenige weinige zyd-takjes deilen: op welkers top geele bloemen komen, veel grooter dan die van de Hanevoet, gemeenlyk van vyf, en somtyds van ses en meer blaadjes. In 't midden hebben sy, gelyk de enkele Gouds-bloemen, eenige geele, dog korte veselingen. Dese werden door neirstige oefeninge dubbelt, en vol blaadjes. De wortel bestaat uit veele veselen.

Dese wasschen op waterige Weijen: en ook in de Hoven. Maar wanneer sy in de Slooten ofte Rivieren groeijen, hebben sy veel grooter bladen en vry langer steelen: maar geven dan selden bloemen. Na dat de bloem is afgevallen, komen daar

dry ofte vier kleine Hauwkens by een, gelyk als in de Aquileijen, in welke klein geel zaad besloten is; waar door het sig selver niet alleen voort-set; maar insonderheid door de wortel en de zyd-planten. Het bloeid vroeg in de Lente, en soo byna de Somer door: dog het Loof blyft altyd groen.

In Wyn gekookt, meint men dat het wel doet wateren, en dat het de slym der maag wegneemt, alsoo het wat doordringent van deeltjes schynt te wesen.

CI. Hoofd-stuk. Camomilla, Chamamelum, ofte Kermillen.

DE Gemeene Kermillen wasschen gemeenlyk tusschen het koorn en aan de wegen, daar ontrent gelegen: uit een dunne veselige wortel komen een ofte meer ronde, regt over einde staande Stammetjes, zynde de grootste wel anderhalf voet hoog, maar op dorre plaatsen korter; ik hebse van anderhalf elle hoog gesien, zynde boven in verscheide zyd-takjes verdeilt. Dese zyn van onderen tot boven toe met dunne, klein gesnippelde groene bladen verciert; yder takjen heeft boven op zyn top een bloemtjen, gelyk als een enkele Madelief, ofte gelyk het Moeder-kruid: in 't midden met een geel kruintjen, en rontom met witte langwerpige blaadjes verciert, die aan haar uiterste een weinig in tweeen gekorven zyn, van onderen werden sy van eenige groene blaadjes ondersteunt. Daar werd een soort gevonden, dog in de Hoven, met dubbelde witte bloemen: ook een geele enkelde en dubbelde, als mede een soort met geele hoofdekens, sonder omwassende bloemtjes. Dese

dekens nu geven haar zaad, en saaijen sig selven voort, en tegens de Winter vergaat de plant.

De bloemen zyn fyn van deeltjes, hetwelke haar goede reuk genoegsaam doet blyken, als mede het Loof; daarom maakt men daar Pappen af, om de geswellen ofte doen verdwynen, ofte die te doen rypen: versoet ook de pynen. De kooksels dienen tot speutsettingen, om overvloedige winden te loosen: en de darm-pynen te benemen. Het selvige gedronken beneemt de winden, kolyken, bevordert de Maand-vloed, en verwekt het water maken. Het water daar van gedestilleert, dient in de winden en buik-pynen der kinderen, maar beter is het kooksel tot dese gebreken, werd daar een olie uit gedestilleert: en eene door weikinge met Oliven-olie: ook maakt men daar een Syroop van: van het kooksel maakt men sweet-bladen, in 't kort het is een gewasch van groote nuttigheid.

CII. Hoofd-stuk. Camomilla Romana, ofte Roomse Kermille.

DE Roomsche Kermille is tweederlei, een witte genaamt Leucanthemum, en een geele, Chrysanthemum gesegt. De witte dan heeft ronde, en langs de aarde kruipende Stammetjes, van een spanne lang, die geduirig worteltjes in d'aarde schieten: de blaadjes zyn die van de gemeene Kamille wel gelyk, maar groender, en grooter, blyvende met haar veselige wortel lange jaren in 't leven: men plant het veel in de Somer-huisjes, om de voeten daar op te setten, alsoo het wel een weinig wil betreden zyn: op de takjes der Stammetjes komen bloemtjes, die van de gemeene Kermillen seer gelyk,

van koleur en gedaante, zynde mede van eenige groene blaadjes van onderen ondersteunt. Dese bloem is gemeenlyk geheel dubbelt, wit, en cierlyk. De bladen en de bloem hebben een sterke, dog aangename reuk. De wortel is veselagtig.

De geele heeft wat kleinder en bleiker bladen: en de bloemtjes sonder blaadjes rontom, latende alleen geele, en verhevene knopjes sien. Sy is in alle deelen de gemeene Kermillen niet alleen gelyk in kragten, maar selfs kragtiger, soo wel het kruid als de bloemen.

CIII. Hoofd-stuk. Camomilla Foetida en non Foetida, stinkende en

niet stinkende Kermille, Koedillen, Koe-ooge, Padde-bloem, en

Stryk-bloem.

DE Camomilla Foetida ofte Cotyla Foetida, is de gemeene Kermille ganschelyk gelyk: dog sy wast hooger, (ik hebse van anderhalf elle hoog gesien) de bladen zyn donkerder groen, sappiger en grooter, maar stinkende, en daarom Padde-bloemen genaamt.

De tweede noemt men Koedille ofte Koe-oogen, dese schieten uit haar dikke, harde, houtagtige, en veselagtige wortel verscheide Stammetjes, die harder, taaijer, en buigsamer zyn dan de Padde-bloemen, hebbende dunne, bleiker en wat langer bladeren dan de Kermille: de bloemen zynde Padde-bloemen wel gelyk, maar grooter en sonder reuk: dese verduurt de Winter, en schiet in de Lente wederom uit.

De derde soort werd Stryk-bloemen genaamt;

se krygt uit zyn harde, houtagtige wortel verscheide stammetje, de Koedille niet ongelyk, grooter, dikker en Asch-grauwiger: de bloemtjes zyn d'andere wel gelyk, maar geheel geel, en sonder reuk.

De kragten deser kruiden zyn nog niet ten vollen bekend.

CIV. Hoofd-stuk. Campanula, ofte Klokjes.

VAn de Klokjes stelt men in 't gemeen dry soorten; d'eerste heeft in 't begin vry groote, breede, geschaarde, donker-groene en voor wat spits toeloopende bladen: tussen dese komen vry hooge stammetjes, mede met blaadjes beset, welke soo breed niet zyn, maar kleinder en langwerpiger, hebbende yder een steeltjen: byna van onderen op, daar 't begin van de bladen is, konnen dry of vier blauwe bloemtjes, op haar eigen steeltjes, redelyk groot, die sig dan in vyfen op de top somtyds in vier spits-einden verdeilen, hebbende de gedaante van een Klokjen: in 't midden zyn eenige witte draadjes. Aldus dan bloeijen sy van onderen na boven toe, en dat de geheele Somer door. Van onderen werden sy met vyf kleine groende blaadjes ondersteunt. Hier na volgen vyf-hoekige, door-gate zaad-bolletjes, in welke seer klein zaad besloten is. Dit gewas werd mede Columnaris Herba en Belvedere genaamt, en dat om zyn fraei gesigt. De stelen gebroken zynde geven een melkagtig sap. De jonge wortel is byna een vinger dik en lang, die sig daar na in veele worteltjes en veselen verbreid.

De tweede soort heeft lange, smalle, blinkende en donker-groene blaadjes, soo die op de grond

CAMPA MILA MAJOR.GROOTE KLOKJES,BELVEDERE.

wasschen, als aan de gestreepte stammetjes: dese schieten wel twee of dry voeten hoog. Van het midden af komen blauwe ofte witte Klokjes-bloemen, de groote ganschelyk gelyk, als mede van zaad, wortel en melkagtig sap. Heeft dunne, veselige wortelen.

De derde, welke men Wilde Klokjes noemt, is de eerste soort ganschelyk gelyk: want d'eerste blaadjes zyn mede breed; dog kleinder, maar die aan de stammetjes komen, zyn lang en smal. De bloemtjes zyn mede van de selfde gedaante wit of blauw, maar mede kleinder. De wortelen zyn dun en veselagtig. Heeft mede een melkagtig sap.

Sy komen niet alleen voort van zaad, maar de wortelen setten sig selven voort, die de Winter vol duuren, en in de Lente verplant werden.

Van de kragten weet ik niets te seggen: dan het witte sap dikmaals op de wratten gestreken, doen die afvallen. Sy werden alleen in de Hoven geplant, om de cierlykheid: de laatste vind men wel op de Sai-landen en onbebouwde plaatsen.

CV. Hoofd-stuk. Campanula Autumnalis, blauwe Lelitjes,