• No results found

DE Bardana, ofte Personata is groote en kleine soort. De groote heeft knoppen of hoofden met ofte sonder witte wolligheid bewassen, anders malkanderen gelyk. Dese wasschen in gansch Nederland door, en elders meer overvloedig langs de wegen, soo dat de voorby gaande daar mede

klad werden. De kinderen weten ook dese kladden af te plukken en malkanderen op het lyf te smyten.

Soo daar wortelen in de aarde zyn, komen in de Lente daar eenige seer groote, rouwe, oneffene, donsige, dikke, breede en stompagtig spits toeloopende bladen uit de wortel, van boven donsagtig groen, maar aan d'onderste zyde veel witter. Uit het midden deses ryst een dikke, kantige, grove regt opstaande struik, van anderhalve voet hoogte, mede dog met kleinder en kleinder bladeren bewassen. Dese verdeelt sig eerst in groote, en dan in kleindere takken, aan welke verscheidene groote, stekende, groene hoofdjes komen, welkers stekelingen aan haar uiterste als kromme haakjes zyn, waarom sy ligtelyk aan de kleeden komen te hangen: uit welker bolletjes midden veele purpere draadjes komen, de bloem vertoonende: dese in de Na-somer afvallende, volgen daar witte stuifjes op, als wol, onder welke lange en bruine zaden gevonden werden. De wortel is redelyk dik, en die in d'aarde sinkende, buiten swartagtig, en van binnen wit.

Sy zaaid haar selfs genoeg, maar het jaar, na dat het gesaaid is geweest, bekomt men daar eerst weder Klissen aan. Sy konnen de koude genoegsaam wederstaan.

De wortel deses Kruids heeft een Salpeteragtige smaak; ook is het vaste sout, uit dit gewas gemaakt, de Salpeter gelyk. De wortelen gebruiken veele in de plaats van Salsa ofte China, tegens de Gigtigheden, en sy dwalen niet: het kooksel dryft het water, om zyn Salpeterigheid, af: en daarom niet ondienstig in Graveel en etterige nieren en blaas. Het zaad werd niet alleen tegens het Graveel gebruikt, maar ook in de zyde-pyn, waar van ruim een dragma

gestooten kan innemen. De gestooten groene bladen dienen op de Ambeijen gelegt, om die te verdwynen; als mede om alle brand uit geswellen en wonden te halen.

De tweede soort is veel kleinder, die men Lappa Minor ofte Xanthium noemt, want de bladeren zyn veel kleinder, bleik-groen, zynde aan de kanten gekartelt, de Melde byna gelyk, riekende na Kerse. De struik, alle jaren uit zaad voortkomende, is kantig, lyvig, en gespikkelt, werd anderhalve voet hoog, die sig in verscheide andere zyd-takken verdeelt. Uit den oorsprong der bladen komen de bloemtjes, en daar na de groene stekelige lankwerpige bolletjes, van groote byna als een dadel-steen: sy hangen mede aan de kleederen, gaan niet open, maar houden haar langwerpig zaad besloten. De wortel is veselagtig, en niet diep-gaande, somtyds roodagtig, en op veele plaatsen heel rood. Het werd alhier seer selden in 't wilde gevonden, maar op veele andere plaatsen overvloediger, langs de wegen en Koorn-landen. In de Hoi-maand en Oogst-maand staat het in zyn bloey.

De kragten zyn my onbekend, en sulx uit oude boeken te halen, agt ik ondienstig. De tengere steeltjes, kan men eten als Aspergies. En de Klissen eer sy ryp zyn, segt Fuchsius, werden ontbolstert, en van de kinderen gegeten.

LXXIV. Hoofd-stuk. Van den Basilicum, ofte Ocymum.

DE Basilicum stelt men in 't gemeen dryderlei, de groote, de kleine en aldergrootste. D'eerste dan en tweede zyn beide struikagtig en getakt, in groote

verschelende, ontrent een voet opschietende, met ronde stelen, die sig weder in veele takjes verdeilen. De groote heeft tamelyk breede bladen, spits toeloopende, en aan de kanten een weinig geschaart, byna de bladen van Bingel-kruid wat gelykende. De kleine heeft veel kleinder blaadjes, en van beide zyden bleek-groen en blinkende. De bloemtjes zyn gemeenlyk purperagtig, donker lyf-verwig of wit, waar na in kleine huisjes klein swartagtig zaad is. De wortelen zyn hard, matig lang en veselagtig; sy verschelen niet in reuk, behalven dat 'er een soort is van een Citroenagtigen reuk. De aldergrootste is veel grooter, hebbende bladen van groote byna als de Citroen ofte Limoen-boom gelyk. Sy bloeijen in Wiede-maand en Hooy-maand, en dat seer lang, duurende maar een jaar, daarom dienen sy alle jaren in de Hoven gesaaid te werden.

Dit kruid is fyn van deelen, bestaande uit een fyn oliagtig zout. Men kan daar een fyne olie uit distilleren, welke droppels-gewys gebruikt, de maag versterkt, en de hert-kloppingen beneemt, waar van men een bequaam Sal Volatile Oleosum ten dien einde van bereid. Het kruid in Wyn gekookt, dient tegens de slymige maag-qualen. Men kan het bequamelyk onder de Pappen doen, die men gebruikt om te verdwynen ofte te vermorwen. De bloemtjes vergadert en op Brandewyn geset, geeft een kragtige geest, van welke een weinig in de Wyn gedaan, die aangenaam doet zyn.

LXXV. Hoofd-stuk. Becabunga, Water-pungen, Beek-pungen, ofte