• No results found

3. Methodologie, onderzoeks- en interpretatiekader en theoretische overwegingen

3.4 Individu en systeem: de micro/macro-thematiek

De vraagstelling van deze studie betreft de interactie tussen individu en systeem. In de sociale wetenschappen spreken we dan over het micro-macro-debat en de methodologische en theoretische aspecten daarvan. Omdat dit debat de essentie van deze studie raakt, gaan we daar nader op in. Het gaat daarbij vooral om de vraag hoe moet worden omgegaan met de relatie tussen individu en samenleving, de ‘micro-macro-gap’. De microsociologie beweegt zich op het niveau van de ‘face-to-face-interactie’, de studie van het alledaagse gedrag, met concrete menselijke handelingen. De interpretatieve richtingen, die hiertoe behoren, gaan ervan uit dat mensen capabele actoren zijn: ‘knowledgeble agents’. Deze scholen benadrukken dat mensen weten van het ‘waarom’ van hun handelen. Macrosociologie heeft vooral betrekking op de analyse van (grootschalige) sociale systemen, een politiek

116 K. Faddegon, Psychologische verschillen in keuzegedrag, in: Tiemeijer, De menselijke beslisser, 116.

systeem of economische orde en richt zich daarbij met name op de veranderingen op langere termijn. Waar sociologen ook over van mening mogen verschillen, over het volgende lijkt men het wel eens te zijn: ‘micro’ wordt gekoppeld aan de notie ‘individu’, waar ‘macro’ het collectieve niveau bestudeert.117 Huber concludeert daarbij dat de interactie tussen micro en macro – en vice versa – alleen bestudeerd kan worden vanuit een historische benadering. Alleen vanuit dat perspectief kan worden waargenomen hoe bewegingen op macroniveau zowel met elkaar verband houden als met het gedrag, de pogingen en triomfen, van individuele mensen. Met andere woorden: individuen reflecteren evolutionaire sociale veranderingen in hun eigen microkosmos. Macrotrends worden geïnternaliseerd als persoonlijke proble-men. Vervolgens leidt de weerslag van de cumulatie van persoonlijke antwoorden en beslissingen weer tot nieuwe collectieve problemen. Maslow118 meent dat de subjectieve waarde die agents hechten aan goederen en gebeurtenissen uiteindelijk bepaalt wat hun interesse is in deze waarden en gebeurtenissen. Dat is de intrinsieke, individuele bron voor de persoonlijke motivatie.

Bourdieu voerde de mens als gesocialiseerd individu in als sociale actor, gedetermi-neerd door de omgeving, maar ook beschikkend over keuzevrijheid.119 Sociologie is bij Bourdieu als het ware een vorm van sociale topologie. De voorstellingen van mensen zijn nauw verbonden met de sociale positie die zij in de sociale ruimte innemen. Naast de sociale positie moet echter ook de interactie tussen mensen worden bestudeerd. De combinatie van die twee factoren leidt tot betekenis en sociologische kennis. In zijn visie is classificering de kern van sociale en organi-satorische ordening. Bourdieu is in die zin een conflictsocioloog. Hij ontwikkelde daartoe het begrip ‘veld’ (champ) en het begrip ‘klasse’. Klassen zijn in zijn ogen verzamelingen van individuen met gelijke posities en onderworpen aan overeen-komstige conditioneringen. Een maatschappelijke klasse is voor Bourdieu een groep met gedeelde ervaringen en overeenkomstige strategieën en ambities. Wat de klasse bindt is de habitus. De samenleving bestaat uit verschillende, elkaar overlappende, velden, zoals politiek, wetenschap en kunst. Binnen deze velden is een voortdurende (deels onbewuste) machtsstrijd gaande tussen de medespelers om de schaarse middelen die binnen dat veld op het spel staan. Binnen elk veld gelden specifieke, deels onbewuste spelregels waar de deelnemers zich aan moeten houden. Om in een veld macht en invloed te verwerven hebben mensen ‘kapitaal’ nodig. Het gaat dan niet alleen om ‘economisch kapitaal’ zoals geld en onroerend goed, maar ook om ‘cultureel kapitaal’, zoals kennis, vaardigheden en opleiding, en om ‘sociaal kapitaal’: relaties en netwerken. Later heeft Bourdieu hier nog andere vormen van kapitaal aan toegevoegd, zoals symbolisch en linguïstisch kapitaal. In elk veld ontwikkelen mensen onbewust een bepaalde ‘habitus’, een duurzame manier van waarnemen, denken en handelen, waarmee zij zich in het veld kunnen

117 J. Huber, (red.), Macro-Micro Linkages in Sociology (Newbury Park 1991), 12.

118 A.H. Maslow, Motivatie en persoonlijkheid (Rotterdam 1972).

119 Bourdieu, P., Opstellen over smaak, habitus en het veldbegrip (gekozen door Dick Pels), (Amsterdam 1989).

handhaven en verder kunnen komen. Mensen die zich al lang in een veld bevinden, bijvoorbeeld sinds hun geboorte, hebben een voorsprong op nieuwkomers, omdat de habitus bij hen volledig geïnternaliseerd is. De habitus, als mentale structuur, is dus door het samenspel van individuen gevormd, om vervolgens structurele vormen aan te nemen die hun handelen verder beïnvloedt. Zie hier de sleutel tot de relatie individu en maatschappij, de verbinding tussen micro en macro. Elk individu heeft een eigen biografie en daarmee een eigen habitus, die habitus is echter een variant op de modale habitus van de groep waartoe hij behoort.

Giddens120 heeft geprobeerd om de waterscheiding tussen de studie van sociologische processen op macroniveau – ‘the big picture of society’: structuren, systemen en in-stituties – en die op microniveau – wat betekent het alledaagse leven voor individuen – te overbruggen. Zijn structuratietheorie kan worden beschouwd als een sociale theorie die antwoord geeft op het klassieke actor-structuurdualisme121. Zijns inziens is het centrale probleem in het ‘micro-macro-debat’ dat van de definitie. Giddens rekent de studie van het alledaagse gedrag in situaties van face-to-face interactie tot de microsociologie. De stromingen die hiertoe gerekend kunnen worden, zoals symbolisch interactionisme en etnomethodologie, zijn volgens hem ‘strong on action, weak on institutions’. Op het vlak van de analyse van structuur en macht schieten deze richtingen dus tekort. Macrosociologie houdt zich volgens Giddens bezig met de analyse van grootschalige sociale systemen en de analyse van de veranderingen op langere termijn. De richtingen die hiertoe behoren, objectivisme, structuralisme en het functionalisme, zijn ‘strong on institutions, weak on action’. Volgens Giddens wordt het macrosociologische standpunt traditioneel aangehangen door veel empi-rische onderzoekers die bijzonder gecharmeerd zijn van kwantitatieve methoden. Hij bestrijdt de juistheid van het positivistische paradigma in de sociologie dat zoekt naar universele wetten die voorspellen hoe samenlevingen werken en zich ontwikkelen, zonder aandacht voor de betekenis van het handelen van individuele actoren. Tegelijkertijd is hij ook weer niet van mening dat het individu als uniek aangrijpingspunt voor analyse centraal moet staan. Een serieuze verklaring van ontwikkelingen in samenlevingen ligt zijns inziens altijd ergens in het netwerk van micro- en macro-krachten. Daarmee doet hij een poging om de tweespalt tussen voluntaristische, subjectivistische of actorcentrische interpretaties van de sociale werkelijkheid enerzijds en deterministische, objectivistische of structuurcentrische interpretaties anderzijds te doorbreken.122 Voor Giddens zijn gedrag en structuur niet te scheiden maar staan ze in functie van elkaar. Ze zijn op elkaar betrokken.123

Hij werkt dit uit in zijn structuratietheorie. Individuen profiteren van de sociale structuur bij hun socialisatieproces, door hun handelen dragen ze echter ook bij aan

120 Giddens, Profiles and critiques in social theory.

121 D. Jacobs, ‘Het structurisme als synthese van handelings- en systeemtheorie?’, in: Tijdschrift voor Sociologie, 14 (Leuven1993), 335-360.

122 Q. Munters, E. Meijer, H. Mommaas, H. van der Poel, H. Rosendal en G. Spaargaren, Anthony Giddens. Een kennismaking met de structuratietheorie (Wageningen 1985), 13.

de veranderingen in de sociale structuur.124 Er is dus sprake van een voortdurend proces van verduurzaming en vernieuwing. De ‘actor’ is handelingsbekwaam125

en zich bewust van zijn handelen. Handelingsbekwaamheid is het vermogen om ‘het verschil te maken’, om dingen te doen waardoor er iets gebeurt in de wereld, dingen die niet zouden plaatsvinden indien de actor een bepaalde handeling niet zou hebben verricht. Hij gebruikt daarvoor de sociale structuur en verandert deze tegelijkertijd. De structuur is daarmee medium en uitkomst. ‘We could say that the historical process of structuration is emphatically not a mediation between individual and society, for both individual and society are its products, or its contents, not its starting points.’126 Giddens poogt het dualisme tussen individu en maatschappij in een nieuw kader te plaatsen met behulp van de notie van de dualiteit van structuren: ‘the essential recursiveness of social life as constituted in social practices; structure is both medium and outcome of the reproduction of practices’.127 Hij ziet de productie en reproductie van de maatschappij als een kundige prestatie van de leden ervan en niet zonder meer als een mechanische reeks van processen.128 Deze benadering is voor deze studie vooral van belang omdat hierin de empirische data afkomstig zijn van een levensloop. Dat betekent dat vanuit het individu wordt gekeken naar de samenleving en de daarin te onderkennen structuren. Tegelijkertijd beleeft de protagonist die omgeving zowel in termen van zingeving als in die van richting geven en dominante factor. Het is dat reflectieve vermogen van actoren dat reflexieve zelfregulering van sociale systemen mogelijk maakt.

Giddens’ opvattingen geven ook ruimte aan de complexiteit van het menselijk gedrag en de menselijke vaardigheden. Die zijn niet altijd op discursief, dat wil zeggen reflectief, niveau beschrijfbaar. Door onderscheid te maken tussen praktisch bewustzijn en het discursief bewustzijn geeft hij aan dat in de sociologie niet gewerkt kan worden met voorspellende theorieën en universele wetten. De kennis van ons handelen is daarom beperkt. We onderkennen de voorwaarden van ons handelen en ook de gevolgen daarvan niet altijd vooraf. In het systeem van sociale reproductie zijn de niet bedoelde gevolgen weer niet-onderkende voorwaarden voor nieuw handelen. Als aspect van Giddens’ ’knowledgeability’ zijn tevens de onbewuste motieven, drijfveren en verdringingsmechanismen van belang. Daarmee maakt hij ook de niet-bewuste onderdelen van het menselijk handelen tot element van het sociologisch domein. Giddens hecht in dat verband ook belang aan het element ‘macht’, het middel dat individuen in staat stelt om doelen te bereiken en dat hen ook als ‘transformatief vermogen’ in staat stelt de sociale en materiële wereld te veranderen. Die macht is nauw verbonden met ‘knowledge’. Het gaat in deze studie vooral over onderwijs als systeem en structuur, in de betekenis die Giddens een deze begrippen geeft. Giddens definieert structuur als de recursief georganiseerde

124 Ibid, 31.

125 Jacobs, Het structurisme, 343.

126 Huber, Macro-Micro Linkages, 59 (cursief gedeelte in citaat).

127 Ibid., 20.

regels in de samenleving, hulpbronnen van interactie. Deze worden pas zichtbaar in de interactie en materialiseren zich in de toegepaste regels. Het systeem wordt gevormd door de interactie-patronen die in de tijd zichtbaar worden en waarvan de meest duurzame ‘instituties’ worden genoemd: zoals het rechtssysteem en het onderwijssysteem. Het conceptuele onderscheid dat Giddens maakt tussen struc-tuur en systeem geeft ruimte aan handelingsbekwame en ter zake kundige actoren. Het onderscheid tussen en de wisselwerking van ‘agens’ en structuur leidt tot een dynamiek die bij uitstek zichtbaar wordt in het levensloopconcept dat gehanteerd wordt in deze studie. De wijze waarop die dynamiek zich voltrekt en de effecten daarvan op beide factoren zal deze studie zichtbaar moeten maken. Daarbij is het goed in gedachten te houden dat die structuren volgens Giddens niet alleen als ‘constraints’ maar ook als ‘enablers’ moeten worden beschouwd. Deze vraagstel-lingen, inzichten en conclusies zijn waardevol in relatie tot de onderzoeksvraag van deze studie en sluiten aan bij de intuïtieve veronderstellingen en vermoedens die eraan ten grondslag lagen.

3.5 Individu en samenleving: Flyvbjerg, een proeve van integrale