• No results found

23 Ook in Indië zijn bij verschillende verordeningen feiten strafbaar gesteld,

welke men als misdrijven behoort te qualiflceeren en welke wegens hun verband met bepaalde regelingen beter in de afzonderlijke verordening welke die regeling inhoudt, dan in het Wetboek van Strafrecht geplaatst worden. Hiertoe behooren de verschillende strafbepalingen voorkomende in art. 8 van de ordonnantie tot vaststelling van de regelen voor het visschen naar parelschelpen enz. binnen den afstand van niet meer dan drie Engelsche zeemijlen van de kusten van Nederlandsch-Indië (Ind. Stbl.

1902 no. 4), in de artt. 34 en 37 (vgl. ook art. 42) van het besluit van den Gouverneur-Generaal tot regeling van de gevolgen der verklaring in staat van oorlog of in siaat van beleg van het gebied van Nederlandsch-Indië of een gedeelte daarvan (Ind Stbl. 1904 no. 372', in art. 14 van het veilig-heids-reglement (Ind. Stbl. 191U no. 406), in de artt. 578, 581, 586, 594 en 595 van de ordonnantie tot uitvoering van de Indische mijnwet (Ind. Stbl.

1906 no. 434), in art. 68 vv. van de kiesordonnantie (Ind. Stbl. 1908 no.

53), in art. 8 van het reglement, houdende bepalingen op het maken van ijs en minerale wateren enz. (Ind. Stbl. 1908 no. 318), in art. 42 van de Quarantaine-Ordonnantie (Ind. Stbl. 1911 no. 277), in art. 37 van de epidemie-ordonnantie (Ind. Stbl. 1911 no. 299) enz.

De strafbepalingen tegen het inbreuk maken op eens anders auteurs-recht, voorkomende in de artt. 18, 19 en 20 van de ook in Nederlandsch-Indië verbindende wet van 28 Juni 1881, houdende regeling van het auteursrecht, in Indië afgekondigd bij Ind. Stbl. 1881 no. 199, kunnen ook niet in het strafwetboek worden opgenomen, daar zij bij eene „wet" zijn vastgesteld, en de vaststelling van het Strafwetboek zoomede van de daarbij behoorende Invoeringsverordeningen bij Koninklijk besluit zal geschieden.

Voorts zijn in Indië in vele verordeningen, welke slechts voor een bepaald gewest, of voor een of meer bepaalde eilanden gelden, strafbare feiten opgenomen, . welke ook niet in een algemeen strafwetboek te huis behooren. Zie bijv. art. 6 van de verordening houdende bijzondere voor-schriften tot beveiliging van de residentie Oostkust van Sumatra tegen invoer van pest en cholera, inzonderheid door immigreerende koelies (Ind.

Stbl. 1910 nos. 372 en 532, vgl. ook Ind. Stbl. 1911 no. 300), en artikel 17 der ordonnantie van 3 Augustus 1908 houdende bepalingen op het bezit en het vervoer van- en den handel in vuurwapenen, buskruit en munitie op Java en Madoera (Ind. Stbl. 1908 no. 492).

Op grond van een en ander heeft men voor de misdrijven hetzelfde stelsel gevolgd als voor de overtredingen en dus in het Wetboek niet opgenomen:

1°. de fiscale en daarmede gelijkgestelde en de militaire misdrijven en overtredingen;

2». de misdrijven en overtredingen voorkomende in eene rijkswet;

3". de misdrijven en overtredingen welke thans in bijzondere verorde-ningen voorkomen, en ten gevolge van hunnen samenhang met de bepalingen dier verordeningen bezwaarlijk daarvan kunnen worden gescheiden;

24

4°. de misdrijven en overtredingen welke niet voor geheel Nederlandsch-Indië gelden;

50. de overtredingen 'vastgesteld bij locale verordeningen en by regle-menten en keuren van politie.

Daarentegen heeft men in het ontwerp wel opgenomen die strafbepalingen voorkomende in het Staatsblad van Nederlandsch-lndië, welke van zuiver strafrechte] ij ken aard zijn en tevens voor geheel Nederlandsch-lndië gelden, bijv. de bepalingen der Ind. Stbl. 1904 no. 259 (artt. 114 vv. [113 w.]), 1S87 no. 8, 1899 no. 235 (art. 234 [239]), 1874 no. 140, 1910 no. 536, 1911 no. 138 (art. 236 [241]), 1906 no. 458 (art. 246 [251]), 1836 no. 19, artt. 15 en 37, . j° 1880 no. 57 (art. 367 [vervallen]), 1876 no. 279 (artt. 436, 437 en 438, [439, 440 en 441]), 1903 no. 402 (art. 506 [509]), 1910 no. 498 enz. (art. 519 [523]), 1911 no. 138, art. 12 (art. 523 [527]), 1886 no. 179, 1899 no. 266a en 1911 no. 316 (art. 537 [543]).

Omtrent het strafstelsel wordt het volgende opgemerkt.

Zooals boven werd vermeld is reeds bij Ind. Stbl. 1828 no. 16 en no. 62 het strafstelsel voor de Inlanders geheeJ aan het Inlandsche recht onttrokken.

Bij de zoogenaamde intérimaire strafbepalingen van 1848 werd een vol-ledig dubbel strafstelsel afgekondigd, hetweik behoudens enkele wijzigingen op ondergeschikte punten in de bestaande Indische strafwetboeken gehand-haafd is. De straffen van het W. v. S. v. Eur. zijn: de doodstraf, de tucht-huisstraf van vijf tot twintig, van vijf tot vijftien en van vijf tot tien jaren, verbanning uit Nederlandscb-Indië van vijf tot tien jaren, gevangenisstraf van zes dagen tot vijf jaren en geldboete. Die voor Inlanders zijn: de doodstraf, de dwangarbeid in den ketting van vijf tot twintig, van vijf tot vijftien en van vijf tot tien jaren, dwangarbeid buiten den ketting van ten hoogste vijf jaren, tenarbeidstelling aan de publieke werken voor den kost zonder loon van ten hoogste drie maanden, gevangenisstraf van ten hoogste acht dagen en geldboete. In aanmerking genomen, dat de doodstraf in beide wetboeken voorkomt, en dat de verbanning voor de Europeanen zeer zelden en de gevangenisstraf voor de Inlanders betrekkelijk zelden voorkomt, dan blijkt het hoofdverschil tusschen het strafstelsel der Euro-peanen en dat voor Inlanders te zijn gelegen in het feit, dat de eersten tuchthuisstraf en gevangenisstraf ondergaan en de laatstgenoemden dwang-arbeid in of buiten den ketting en tendwang-arbeidstelling aan de publieke werken.

De strafstelsels voor de Europeanen en voor de Inlanders komen in zoo-verre overeen, dat alle tot de ovengenoemde straffen veroordeelden tot arbeid verplicht zijn, en dat aan de tot tuchthuisstraf en dwangarbeid in den ketting veroordeelden de zwaarste arbeid wordt opgelegd, terwijl aan de tot gevangenisstraf, dwangarbeid buiten den ketting of tenarbeidstelling veroordeelden lichtere arbeid wordt opgedragen; zie de artt. 9, 11 en 14 van het gevangenisreglement in Ind. Stbl. 1871 no. 78.

De voor Europeanen en voor Inlanders geldende strafstelsels verschillen in zooverre, dat de Europeanen steeds in de tuchthuizen en gevangenissen bhjven opgesloten, terwn'1 de Inlanders, althans vroeger, bijna allen aan de publieke werker^, buiten de gevangenissen werden te werk gesteld.

25 In dezen toestand is echter in de laatste jaren eene verandering ge-komen. Sedert 1905 heeft men de tot dwangarbeid veroordeelde Inlanders zooveel mogelijk binnen de muren der gevangenissen te werk gesteld, met dit gevolg, dat deze categorie van veroordeelden, behalve wanneer zij in de kolenmijnen te Sawahloento, aan de landontginningen op het eiland Noesa Kembangan of by militaire en andere expedities zijn ingedeeld, bijna uit-sluitend binnen de muren der gevangenissen te werk gesteld worden.

Het schijnt de bedoeling te zijn ook de tenarbeidstelling aan de publieke werken in dezen geest, zooveel als mogelijk is, te veranderen.

Op deze wijze verdwijnt langzamerhand het voornaamste, zij het ook niet principieele, verschil tusschen het strafstelsel voor de Europeanen en dat voor de Inlanders, zoodat het oogenblik schynt te zijn gekomen om voor alle bevolkingsgroepen eenzelfde strafstelsel in te voeren. Dit ging des te gemakkelijker, omdat men in dit ontwerp in afwijking van.de Neder-landsche wet ook den tot hechtenis veroordeelde verplicht heeft tot het verrichten van den hem opgedragen arbeid. !)

In het geunificeerde strafstelsel van dit ontwerp heeft men, evenals in het Nederlandsche W. v. S., twee vrijheidsstraffen opgenomen en ook de benamingen aan dat "Wetboek ontleend, doch deze straffen zoodanig gewij-zigd en aangepast aan het bestaande Indische strafstelsel, dat in dit laatstgenoemde feitelijk geene veranderingen van belang worden aangebracht, en de voortzetting van de reorganisatie daarvan niet wordt belemmerd.

Intusschen heeft de eenheid van het strafstelsel nog niet ten gevolge, dat nu alle veroordeelden van welke nationaliteit zij ook zijn, gelijk behandeld worden. In artikel 25 is bepaald, dat eenige categorieën, waaronder de Europeanen, nimmer buiten de muren der gevangenissen te werk mogen worden gesteld. Voorts is er in het gevangenisreglement, hetwelk krachtens artikel 30 [29] zal moeten worden vastgesteld, gelegenheid om te bepalen dat de Europeanen in andere gestichten of gedeelten "daarvan hun straf zullen ondergaan dan de Inlanders, en dat, zooals reeds het geval is, omtrent hunne huisvesting, voeding, kleeding enz. andere voorschriften zullen gelden dan voor de Inlanders. Het maken van dergelijke verschillen behoort echter bij de regeling van het gevangeniswezen te geschieden.

Ten slotte nog enkele opmerkingen van algemeenen aard.

Zooals in de toelichting meermalen blijkt, staan vele bepalingen van het strafwetboek in verband met die van andere in het Indische Staatsblad afgekondigde verordeningen. Men heeft echter slechts met die bepalingen rekening gehouden, welke vóór 1 Mei 1912 in Indië afgekondigd zijn. Het ontwerp was, toen de later verschenen staatsbladen hier ontvangen werden, reeds in zulk een stadium van bewerking gekomen, dat het niet doenlijk was dit naar aanleiding van eventueele na dien datum afgekondigde nieuwe voorschriften nog te wijzigen.

De verhooging der strafposities beneden de acht jaren is toegelicht in de Algemeene beschouwingen der toelichting op het Tweede Boek, en men meende geen reden aanwezig om daarop bij elk artikel terug te komen.

Ook de veranderingen als die van het woord „Nederland" in „Neder-i) Zie hierover art. 20 [24] van dit ontwerp en de toelichting daarop.

26

landsch-Indië" en dergelijke zijn niet altijd in het bijzonder toegelicht.

Hetzelfde is ook meermalen het geval met nieuwe artikelen of wijzigingen ' van artikelen van het Nederlandsche wetboek, welke uit het W. v. S. v.

Eur. v. 1898 zijn overgenomen. Deze hebben reeds den toets der critiek met goed gevolg doorstaan, en men meende het onnoodig al deze wijzigingen nogmaals te motiveeren.

Advies van den Raad van Nederlandsch-lndië".

Over het algemeen sluit de Raad van Nederlandsch-lndië zich aan bij het door den Directeur van Justitie sub dato 3 dezer No. 3163 uitgebracht advies nopens het door de Bijzondere Commissie uit de Staatscommissie voor de herziening van het Indisch privaat- en strafrecht samengesteld, even zorgvuldig geredigeerd als helder toegelicht ontwerp van een Wet-boek van Strafrecht voor Nederlandsch-lndië, waaromtrent het oordeel der Indische Regeering is gevraagd bij de Ministerieele dépêche van 20 October 1913, Afd. Ai, no. 1/2476.

Advies van den Gouverneur-Generaal.

Mij tot het ontwerp strafwetboek bepalende, verheugt het mij Uwer Excellentie te kunnen mededeelen, dat ik mij geheel aansluit bij het gunstig oordeel door de adviseurs over den arbeid der Commissie uit-gesproken. Van een spoedige invoering van dit voor alle bevolkingsgroepen geldend strafwetboek verwacht ik — niet in de laatste plaats om politieke redenen — veel goeds. Het zij mij vergund te wijzen op de wenschelijk-heid om de invoeringsmaatregelen zooveel doenlijk te bespoedigen en die derhalve tot het onontbeerlh'ke te beperken.

Het ligt uiteraard niet in mijn voornemen het geheele ontwerp artikels-gewijs te bespreken. Ik meen te mogen volstaan met de mededeeling dat ik mij in het algemeen met de door den Raad van Indië voorgeslagen redactie vereenig en zal alleen zeer in het kort die punten ter sprake brengen, waarbij ik öf de meening van het College niet heb kunnen deelen öf m.i. reden tot twijfel overblijft.

Voordracht aan de Koningin.

In Nederlandsch-lndië is het materieels strafrecht in hoofdzaak vervat in twee wetboeken, waarvan het eene, vastgesteld bij het Koninklijk besluit van 10 Februari 1866, no. 54 (Indisch Staatsblad no. 55) voor de Europeanen geldt, het andere bij ordonnantie vastgesteld (Indisch Staatsblad 1872 no. 85), voor de Inlanders en de Vreemde Oosterlingen.

Wijl in 1866 in Nederland het strafrecht in hoofdzaak nog werd beheerscht door den Franschen Code Pénal, moest het Indisch Strafwetboek voor de Europeanen, als gevolg van het voorschrift in artikel 75, eerste lid, van het Reglement op het beleid der Regeering van Nederlandsch-lndië, een, zij het niet geheel ongewijzigde, navolging van dit Fransche Wetboek worden. En waar het Strafwetboek voor de Inlanders, afgezien van het strafstelsel, vrijwel een copie van het Wetboek voor de Europeanen werd,

27

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN