• No results found

hetzij den schuldige tot straf veroordeelen

0. C. ABT. 46. Bij strafrechtelijke vervolging van een minderjarigen persoon wegens een feit, begaan voordat hij den leeftijd van zestien jaren heeft bereikt, kan de rechter:

hetzij bevelen dat de schuldige aan zijne ouders, zijn voogd of zijn verzorger zal worden teruggegeven, zonder toepassing van eenige straf, hetzij, indien het feit valt in de bepaling van een misdrijf, dan wel in die van eene der overtredingen, omschreven in de artikelen 485, 486, 488, 492, 493, 498-500, 510, 513—515, 522, 527, 528, 532 en 534 en is begaan nadat nog geen twee jaren zijn verloopen sedert eene vroegere schuldig-verklaring van denzelfden persoon aan eene dezer overtredingen of aan eenig misdrijf onherroepelijk is geworden, bevelen dat de schuldige ter

A R T . 45. 1S8 beschikking van de Kegeering zal worden gesteld, zonder toepassing van eenige straf,

hetzij den schuldige tot straf veroordeelen.

0. B. Art. 46 = art. 46 0. C.

G. 0. R. Art. 45 = art. 45 van het Wetboek.

Toelichting.

Art. 46. Vermits er, zooals reeds in de toelichting op artikel 10 werd betoogd, van eene overneming van het Nederlandsche stelsel van repressie van de criminaliteit bij jeugdige personen geen sprake kan zijn, zoo kon aan de overneming van de artt. 38 vv. van het Nederlandsche wetboek niet gedacht worden, te minder nog omdat deze zoo nauw samenhangen met verschillende andere bepalingen van die regeling, dat zij daarvan niet zijn af te scheiden. Ook de bepalingen van de in Nederlandsch-Indië geldende wetboeken konden als in vele opzichten verouderd, niet gehand-haafd blijven, terwijl ook tegen de door de Kinderwetten afgeschafte bepalingen van het Nederlandsche wetboek zoovele bezwaren zijn te berde gebracht, dat men deze ook niet als grondslag van eene regeling bruikbaar achtte. Men heeft derhalve eene nieuwe regeling ontworpen, in beginsel ontleend aan het geldende recht, bij de uitwerking waarvan men echter zoowel uit de oude als uit de nieuwe Nederlandsche bepalingen het een en ander heeft overgenomen.

In overeenstemming met art. 32 van het strafwetboek voor de Europeanen en art. 35 van het strafwetboek voor de Inlanders kunnen de bijzondere omtrent jeugdige personen te nemen maatregelen alleen worden voor-geschreven, wanneer de dader den leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt. In verband met de resultaten van het bij de toelichting op art. 10 vermelde onderzoek van Mr. BOEKHOUDT zal dan reeds een groot aantal kinderen voor eene dwangopvoeding in aanmerking kunnen komen, en zou dit aantal wellicht te zeer stijgen, wanneer men daarvoor den leeftijd van achttien jaren uit art. 39 der Nederlandsche wet overnam.

Voorts is het steeds de strafrechter die de hier bedoelde bevelen kan geven. Voor de uitsluiting eener strafrechtelijke vervolging van kinderen beneden den leeftijd van tien jaren en de bevoegdverklaring van den burgerlijken rechter om ten aanzien van dezen de plaatsing in een opvoedingsgesticht te gelasten, zooals in art. 38 (oud) Ned. Wtb. is bepaald, oordeelde men geene termen .aanwezig. Het gaat hier toch minder om de vraag welke rechter bevoegd zal zijn, dan wel ofde procedure in strafzaken met de daarbij behoorende openbare behandeling enz. al of niet gevolgd zal worden. Het nieuwe Nederlandsche stelsel volgens hetwelk de straf-rechte* steeds deze zaken berecht doch volgens bijzondere processueele voorschriften, schijnt boven de oude Nederlandsche bepalingen de voorkeur te verdienen. Wenschelijk is het, dat ook voor Indië bepalingen worden gemaakt als die bij de wet van 12 Februari 1901 (Ned. Stbl. no. 63) voor strafgedingen tegen jeugdige personen in Nederland zijn voorgeschreven.

Men meent echter dat de invoering van dit ontwerp niet van het tot stand komen dezer processueele bepalingen afhankelijk behoeft te zijn.

134 A K T . 45.

In overeenstemming met de nieuwe Nederlandsche wet heeft men de beslissing wat de rechter ten aanzien van jeugdige personen zal k u n n e n gelasten niet afhankelijk gesteld van de omstandigheid of de persoon met of zonder oordeel des onderscheids heeft gehandeld. Daargelaten nog de onzekerheid van de beteekenis van deze uitdrukking en de moeilijkheid om in het bijzonder ten aanzien van Inlanders en Vreemde Oosterlingen te beoordeelen of er al of niet met oordeel des onderscheids is gehandeld, is dit criterium reeds daarom niet aan te bevelen, omdat het niets beslist omtrent de vraag of de schuldige hetzij aan zijne ouders, voogd of verzorger teruggegeven, hetzij ter beschikking der Regeering gesteld, dan wel tot straf veroordeeld behoort te worden. In tal van gevallen toch, waarin dit oordeel geacht kan worden aanwezig te zijn, zal in het belang van den schuldige aan eene dwangopvoeding boven het opleggen van eene straf de voorkeur moeten worden gegeven, terwijl het ook niet onmogehjk voorkomt, dat de teruggave aan de ouders in een enkel geval het meest gewenscht is. Men heeft den rechter in deze dus geheel vrij gelaten om te beslissen, zooals hij in elk bijzonder geval voor den delinquent het best zal achten.

Als eerste door den rechter te bevelen maatregel is de teruggave aan de ouders, voogd of verzorger genoemd. Hij zal de ouders er op kunnen wijzen dat, indien z;j niet beter voor hun kind zorg dragen, dit hun ont-nomen kan worden.

Naast de teruggave aan de ouders of den voogd, heeft men de teruggave aan den verzorger van den minderjarige mogelijk gemaakt. Deze bijvoeging is geschied met het oog op jeugdige Tnlandsche misdadigers, die geene ouders hebben. Bij het ontbreken van het instituut der voogdij, zooals het burgerlijke recht der Europeanen dat kent, meent men op deze wyze het best rekening te houden met den op het volksrecht gegronden feitelijken toestand. Met betrekking tot die volksstammen welke matriarchale instel-lingen volgen, zie artikel 92 [91] van dit ontwerp en de toelichting daarop.

De tweede maatregel, welke ten aanzien van jeugdige misdadigers door den rechter kan gelast worden, is dat de schuldige aan zn'ne ouders, voogden of verzorgers wordt ontnomen en er van Regeeringswege in zyne opvoeding wordt voorzien. Alhoewel men, zooals boven reeds is gezegd, omtrent die dwangopvoeding nog geen bepaald stelsel zou willen voor-schrijven, heeft men gemeend haar toch mogelijk te moeten maken. Men stelt zich voor in aansluiting met den bestaanden toestand de Regeerings-kinderen te blijven plaatsen hetzij bij bijzondere personen, hetzy by vereenigingen, stichtingen of instellingen van weldadigheid en middelerwijl omtrent de dwangopvoeding die gegevens te verzamelen welke noodigzijn om tot eene definitieve regeling van het onderwerp over te gaan.

Onder de positieve resultaten welke met eene dwangopvoeding bereikt worden, wordt ook gerekend het feit, dat het kind uit de slechte omgeving waarin het verkeert, verwijderd wordt.

Van niet minder belang is de preventieve werking, welke van de dwangopvoeding ongetwijfeld zal uitgaan, en waarvan het gevolg zal zijn, dat het aantal verwaarloosde — en als gevolg van dien ook het aantal misdadige — kinderen, vergeleken bij thans, aanmerkelijk zal dalen. Wanneer de Inlander ziet, dat het der Regeering ernst is om een einde te maken

A R T T . 45, 46. 135 aan de verwaarloozing van de opvoeding der jeugd, en dat de kinderen, indien de ouders ze niet in bedwang weten te houden of hen in alles hun gang laten gaan, eenvoudig uit den familiekring kunnen worden verwijderd indien zij zich aan strafbare feiten schuldig maken, dan zullen er velen gevonden worden, die zich meer aan hunne kinderen gelegen laten liggen, dan tot dusver het geval is. Over het algemeen houdt de Inlander evenveel van zijne kinderen als de Europeaan, al uit hij zijne liefde op eene andere wijze. En vermits verreweg de meesten er wel degelijk tegen op zullen zien dat hun kroost hun ontnomen wordt, zal de mogelijkheid daarvan bij hen het besef ingang doen vinden, dat het niet voldoende is zijne kinderen lief te hebben, maar dat daarnevens de dure plicht bestaat voor die kinderen in alle opzichten te zorgen, hen niet maar steeds in alles vrij te laten, of hun zin te geven, in één woord ze op te voeden.

In navolging van de Nederlandsche Kinderwetten is hier voorts van den schuldige bepaald, dat hij „ter beschikking van de Regeering zal worden

gesteld". De vraag wat er in zulk een geval met hem kan gedaan worden wordt in het volgende artikel behandeld.

De gevallen waarin de dwangopvoeding mogelijk zal zijn, zijn hoofd-zakelijk overgenomen uit het eerste en derde lid van art. 39 (nieuw) van het Ned. W. v. S. Voor bijzondere bepalingen ten aanzien van personen beneden den leeftijd van veertien jaren, als in het tweede lid zijn opgenomen, meende men dat geen reden was, daar de in dit artikel genoemde leeftijdsgrens van achttien op zestien jaren is verlaagd.

A r t . 46.

(1) Indien de rechter heeft bevolen, dat de schuldige ter beschikking van de Regeering zal worden gesteld, wordt hij :

hetzij in een landsopvoedingsgesticht geplaatst, ten einde

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN