• No results found

3.4 Watermerken en het probandum

3.4.2 Inbreuk op het auteursrecht als strafbaar feit

In de navolgende paragrafen wordt onderzocht wanneer er mogelijk sprake is van inbreuk op het auteursrecht naar Nederlands en naar Belgisch strafrecht.

3.4.2.1 Nederland

Naast de civielrechtelijke handhaving is het ook mogelijk dat de inbreukmaker strafrechtelijk wordt vervolgd. In een strafrechtelijke procedure is de tenlastelegging voor de rechter leidend en gaat het om de vraag of de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan.186 Het OM snijdt in de praktijk de tenlastelegging toe op een wettelijke delictsomschrijving die hij van toepassing acht.187 Daartoe zal in dit onderzoek de wettelijke delictsomschrijving van artikel 31 en 31a Aw als uitgangspunt worden genomen.188 Het is vervolgens aan het OM om te bewijzen dat de in de tenlastelegging neergelegde feiten hebben plaatsgevonden.

In de artikelen 31 en 31a Aw zijn respectievelijk de opzettelijke inbreuk en opzettelijke verspreiding opgenomen.

IEF 10295; IEF 10265. Inmiddels (2014) lijkt Getty Images haar beleid te hebben aangepast http://ipkitten.blogspot.nl/2014/03/getty-images-goes-free-is-embedding.html.

185 HvJ EU 10 april 2014, zaak C-435/12 (ACI Adam/Stichting De Thuiskopie).

186 Zie daarvoor verder hoofdstuk 4.

187 Hij is hiertoe ook verplicht op grond van art. 6 lid 3, sub a EVRM. Vgl. art. 261 lid 1 Sv. Zie o.m. Corstens 2008, p. 727 en Nijboer 2011, p. 30.

188 In de praktijk worden de meeste zaken rondom op onrechtmatige wijze het beschikbaar stellen van video, muziek en foto’s gebaseerd op de artikelen 31 en 31a Aw, vaak in combinatie met artikel 31b Aw waarin de beroepsmatige variant is opgenomen. Zie o.m. Hof ’s-Hertogenbosch 27 september 2004, ECLI:NL:GHSHE:2004:BQ1759; Rb. Rotterdam 24 juli 2007, ECLI:NL:RBROT:2007:BB0268; Hof Arnhem 3 maart 2009, ECLI:NL:GHARN:2009:BI1243; Rb. Leeuwarden 9 april 2009, ECLI:NL:RBLEE:2009:BI0666; Rb. Amsterdam 26 november 2009, ECLI:NL:RBAMS:2009:BK7336; Hof ’s-Gravenhage 22 oktober 2010, ECLI:NL:GHLEE:2010:BM3169; Hof Leeuwarden 4 mei 2010, ECLI:NL:GHSGR:2010:BO8246; Hof’s-Hertogenbosch 30 maart 2011, ECLI:NL:GHSHE:2011:BP9521.

105

Artikel 31 Aw (opzettelijke inbreuk)

‘Hij, die opzettelijk inbreuk maakt op eens anders auteursrecht, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de vierde categorie.’

Artikel 31a (opzettelijke verspreiding)

Hij die opzettelijk een voorwerp waarin met inbreuk op eens anders auteursrecht een werk is vervat,

a. openlijk ter verspreiding aanbiedt,

b. ter verveelvoudiging of ter verspreiding voorhanden heeft, c. invoert, doorvoert, uitvoert of

d. bewaart uit winstbejag

wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste één jaar of geldboete van de vijfde categorie.

Voor het begrip auteursrecht wordt aansluiting gezocht bij de artikelen, 1, 12, 13 en 14 Aw. In beginsel wordt erop basis van de bijbehorende civielrechtelijke jurisprudentie invulling gegeven aan de vraag of er sprake is van een inbreukmakende handeling. Ook in het strafrecht is het de verdachte zelf die toepasselijke auteursrechtelijke beperkingen moet aanvoeren, bijvoorbeeld om duidelijk te maken dat er sprake is van een privékopie en hij derhalve een toegestane inbreuk maakt op het auteursrecht.189

De inhoud van het auteursrecht wordt gevormd door de aan de maker voorbehouden rechten om het werk openbaar te maken (art. 12 Aw) en te verveelvoudigen (art. 13 en 14 Aw). Aan deze begrippen wordt ook in het strafrecht een ruime betekenis toegekend.190 Het uploaden van bestanden die auteursrechtelijk beschermde werken bevatten en waarvoor de toestemming van de rechthebbende ontbreekt levert inbreuk op het auteursrecht op. Indien dit uploaden zonder toestemming opzettelijk plaatsvindt, is in beginsel sprake van het strafbare feit van artikel 31 Auteurswet.191 Bij verveelvoudigingen (art. 13) wordt de opdrachtgever met de vervaardiger in eigen persoon gelijk gesteld.192 Ook het laten kopiëren van studieboeken is daarmee onder meer strafbaar.193 Het OM zal in de dagvaarding moeten stellen dat het gaat om een auteursrechtelijk beschermd werk, dat er inbreuk is gemaakt en op welke wijze de verdachte dat werk openbaar heeft gemaakt of verveelvoudigd.194

Voor de delictsomschrijving van artikel 31a en artikel 31 dient verder aansluiting te worden gezocht bij de wettelijke formulering van inbreuk en opzet. Het is voor het opzetbegrip in artikelen 31 en 31a Aw voldoende om voorwaardelijke opzet (kansopzet) te bewijzen.195 De

189 Verkade, T&C 2013, aant. 2.

190 Zie par. 3.4 en voor een ruimte uitleg van het begrip openbaar maken in het strafrecht o.m. HR 16 december 1986, NJ 1987, 613 (Verhuur illegale kopieën), alsmede de conclusie van A-G Leijten voor historisch overzicht.

191 Rb. Rotterdam 24 juli 2007, ECLI:NL:RBROT:2007:BB0268 (E-donkey).

192 TK 7877, 1964 - 1965, nr. 3, MvT, p. en TK 7877, 1968-1969, nr. 6, MvA, p. 6.

193 HR 13 december 1988, ECLI:NL:HR:1988:AC3339 (Verveelvoudiging van studieboeken)

194 Zie Gerbrandy 1973, Kort commentaar op de auteurswet 1912, p. 248; Hof Amsterdam 14 mei 1929, NJ 1930 1616; Bijvoorbeeld: verdachte, op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 18 april 2003 tot en met 14 december 2004 (telkens) te Rotterdam en/of Maarssen en/of (elders) in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een andere of anderen, althans alleen (telkens) opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van (een) ander(en), te weten: Warner, en/of een of meer andere rechthebbende(n).

106

voorwaardelijke opzet ziet hier zowel op het inbreukmakende karakter als op de onder a t/m d geformuleerde handelingen en in dit onderzoek met name het onder a genoemde geval.

Het standaardarrest voor voorwaardelijke opzet betreft een auteursrechtkwestie. Op verzoek van het bestuur van toneelvereniging ‘Cicero’ heeft het Internationale Bureau voor Auteurs- en Opvoeringsrechten (hierna: IBVA) ‘Holland’ bekend gemaakt dat voor het opvoeren van het stuk ‘De man in burger’ een vergoeding verschuldigd was van fl. 25,- en de afname van acht tekstboekjes.196 De toneelvereniging voldeed aan de eerste voorwaarde door de vergoeding te betalen, maar weigerde om de acht tekstboekjes af te nemen. In haar verweer gaf de toneelvereniging hiervoor als reden dat deze voorwaarde ‘zonder recht gesteld werd’ en ‘zo zij al bekend waren met het feit dat deze voorwaarde veelal gesteld placht te worden, zij ook wisten dat dat zeer herhaaldelijk ten onrechte geschiedde’. Om na te gaan of deze voorwaarde inderdaad ten onrechte was gesteld vraagt de toneelvereniging aan het IBVA namens wie zij deze voorwaarde stelt. Uit de omstandigheid dat zelfs het IBVA niet op de hoogte bleek, namens wie zij de voorwaarde stelde maakt de toneelvereniging op dat niet is na te gaan of de voorwaarde ten onrechte is gesteld of niet. De toneelvereniging stelt zich dan op het standpunt dat wanneer bij het stellen van deze voorwaarde niet blijkt, dat dit namens degene geschiedt, die daartoe gerechtigd is er geen sprake kan zijn van inbreuk op het auteursrecht. De Hoge Raad gaat niet in die gedachte mee en stelt dat hij die ‘zich ervan bewust [is] dat de vertegenwoordiger van den rechthebbende hem tot de opvoering slechts vergunning geeft indien hij aan twee daartoe gestelde eisen voldoet, daarop den enen eis vervullende den anderen bepaaldelijk niet vervult, zonder te weten of deze ten onrechte werd gesteld, en dan desalniettemin, in stede van vooraf daarnaar te informeren, tot de opvoering overgaat, zich willens en wetens blootstelt aan de geenszins als denkbeeldig te verwaarlozen kans, dat die vertegenwoordiger ook dergelijken tweeden eis niet zonder grond zal hebben gesteld. Door niet verder te informeren hebben de bestuurders de niet te verwaarlozen kans laten bestaan dat men inbreuk zou plegen op het auteursrecht. Dat betekent dat de verdachte zich ‘zich willens en wetens blootstelt aan de geenszins als denkbeeldig te verwaarlozen kans’ dat er inbreuk wordt gemaakt’.197

Voor overtreding van artikel 31 Aw zal moeten worden vastgesteld dat de inbreukmaker opzettelijk inbreukmakende handelingen heeft verricht. Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen zal het OM moeten bewijzen dat er sprake is van (voorwaardelijke) opzet op het verrichten van deze openbaarmakings- dan wel verveelvuldigingshandelingen. De vraag

196 In deze zaak is het driekoppige bestuur als verdachte aangemerkt. De toneelvereniging bezat geen rechtspersoonlijkheid. Gerbrandy 1973, p. 248 merkt onder verwijzing naar verschillende uitspraken op dat er destijds nogal wat variatie was in de wijze waarop het OM de hoofdverdachten uitzocht.

197 Waar de Hoge Raad ten tijde van het Cicero-arrest nog sprake van het ‘zich willens en wetens blootstellen aan de geenszins als denkbeeldig te verwaarlozen kans’ geldt thans dat voor voorwaardelijk opzet een ‘aanmerkelijke’ kans is vereist. Zie o.m. HR 19 februari 1985, NJ 1985, 633 (Cocaïne in koffer); HR 20 februari 2007, NJ 2007, 313 m.nt. Buruma (HIV-III) en de vaak afwijkende mening van de verschillende AG’s in de desbetreffende HIV-arresten.

107 of en wanneer er sprake is van voorwaardelijk opzet laat ik verder buiten beschouwing omdat het watermerk daar in geen geval een bewijsrechtelijke bijdrage aan kan leveren.198

Aangetoond moet worden dat de verdachte de werken heeft geopenbaard (geupload) en/of verveelvoudigd, zonder toestemming van de rechthebbende. Het gebrek aan toestemming zal beginnen met de stelling dat er geen toestemming is gegeven. Vervolgens is het aan de verdachte om duidelijk te maken dat er wel sprake is van toestemming of in ieder geval op omstandigheden wijzen die erop duiden dat er wel toestemming is verkregen. De opzet ontbreekt als er redelijkerwijs vanuit mag worden gegaan dat er wel betaald is en daarmee toestemming is verkregen.199 Uit de gepubliceerde rechtspraak blijkt dat het rechthebbenden vaak wel lukt om aannemelijk te maken dat er sprake is van het uploaden van auteursrechtelijke beschermd materiaal, maar dat van zelfstandig bewijs zelden sprake is.200

3.4.2.2 België

In België is het inbreuk plegen op het auteursrecht strafbaar gesteld in de vorm van het misdrijf van namaking.201 Voor de rechter is de tenlastelegging van het OM daarvoor leidend.202 In het kader van het watermerk is het van belang om te bepalen of het relevant is voor de in de tenlastelegging te bewijzen feiten. Het OM snijdt in de praktijk de tenlastelegging toe op een wettelijke delictsomschrijving die hij van toepassing acht.203 Daarbij zal in dit onderzoek de wettelijke delictsomschrijving van artikel 80 Aw als uitgangspunt worden genomen. Het is vervolgens aan het OM om te bewijzen dat de in de tenlastelegging neergelegde feiten hebben plaatsgevonden.

Inbreuk op het auteursrecht wordt in artikel 80 Aw strafbaar gesteld als misdrijf en onderscheidt drie verschillende misdrijven van namaking (mijn nummering SLG):

(1) Hij die kwaadwillig of bedrieglijk inbreuk pleegt op het auteursrecht en de naburige rechten, is schuldig aan het misdrijf van namaking.

(2) Hetzelfde geldt voor de kwaadwillige of bedrieglijke aanwending van de naam van een auteur of van een persoon die een naburig recht geniet, of voor enig door hem gebruik distinctief kenmerk

198 Hiervoor verwijs ik naar de handboeken strafrecht (Corstens 2014, Noyen/ T&C). Voor het invullen van de opzet is het voldoende om de voorwaardelijke opzet aan te tonen. Hoewel het watermerk weinig zegt over opzet ten tijde van het delict, lijkt voorwaardelijke opzet mij strafrechtelijk gezien niet moeilijk te bewijzen, nu slechts relevant is of er een aanmerkelijke kans was dat de licentienemer zonder toestemming van de rechthebbende voor het openbaar maken en verveelvoudigen van de content inbreuk maakt op het auteursrecht. In het licht van het Cicero-arrest kan de verdachte zich immers niet verschuilen achter de stellingname dat hij het niet wist.

199 Rb. ‘Hertogenbosch 24 maart 1941, NJ 1941, 783; Gerbrandy 1973, p. 248.

200 Zie o.m. Rb. Rotterdam 24 juli 2007, ECLI:NL:RBROT:2007:BB0268 (E-donkey), (feit 1). In deze zaak maakte het zgn. Brein-dossier met postings door onder andere verdachte downloads en uploads weliswaar aannemelijk dat de werking van de website gericht is op het uploaden van bestanden, maar vormen geen zelfstandig bewijs dat de verdachte zelf werken geupload.

201 Artikel 79bis t/m 86 Auteurswet.

202 Zie daarover o.m. Verstraeten 2012, p. 967; Hof van Beroep Gent, 6 oktober 2004 (Me to you).

108

om zijn werk of prestatie aan te duiden. De aldus tot stand gebrachte voorwerpen worden als nagemaakt beschouwd.

(3) Hij die voorwerpen, wetende dat zij nagemaakt zijn, verkoopt, verhuurt, te koop of te huur stelt, in voorraad heeft voor de verkoop of de verhuur of in België invoert voor commerciële doeleinden, is schuldig aan hetzelfde misdrijf. (…).

In de artikelen 79bis, § 1, 79ter Aw zijn eveneens omzeiling van technische voorzieningen en verwijdering of wijziging van elektronische beheersinformatie alsmede de verspreiding daarvan als misdrijf strafbaar gesteld (vgl. art. 6 en 7 ARl). Voor al deze misdrijven geldt dat een gevangenisstraf kan worden opgelegd van drie maanden tot drie jaar en een geldboete van 100 tot 100.000 euro. In de praktijk wordt de boete vermenigvuldigd met de factor 5,5 vanwege de opdecimes op de strafrechtelijke boete waardoor de werkelijk te betalen geldboete gelijk is aan 550 tot 550.000 euro.204 Hoewel het geen straf is, wordt de veroordeelde volgens Maeyaert vaak verplicht om een bedrag van 10 euro te betalen als bijdrage aan het Fonds tot hulp aan slachtoffers van opzettelijke geweldsdaden.205 Daarnaast dient hij in te staan voor de vergoeding van gerechtskosten in strafzaken.206 Deze vergoeding is evenmin een straf.207 De bepalingen van boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII (strafbare deelneming) en artikel 85 (verzachtende omstandigheden), zijn in artikel 80 Aw tevens van toepassing verklaard op het misdrijf van namaking.208 Hierdoor is ook de poging tot dit misdrijf strafbaar gesteld. Vanuit het commune strafrecht bezien wordt het hierdoor ook mogelijk om strafbepalingen van organiseerde misdaad toe te passen.

Het materiële element van deze strafrechtelijke aansprakelijkheid, dat wil zeggen de inbreuk op het auteursrecht, waaronder zowel het vermogensrecht als de morele rechten, zal door de strafrechter moeten worden beoordeeld op grond van de Auteurswet en is hiermee gelijk gesteld aan het civiele recht.209 Dat geldt overigens ook voor de vordering tot schadeloosstelling.210 Hierbij moet wel worden opgemerkt dat het auteursrecht in een burgerlijk geding wordt beoordeeld door gespecialiseerde rechters in vijf gecentraliseerde rechtbanken tegen de zeventwintig correctionele rechtbanken.211 Het uploaden van bestanden

204 Opdecimes zijn de voorgeschreven verhoging van strafrechtelijke geldboeten vanwege muntontwaarding. Wet van 5 maart 1952, BS 3 april 1952; Wet van 26 juni 2000 betreffende de invoering van de euro, BS 29 juli 2000; Wet van 7 februari 2003 houdende diverse bepalingen inzake verkeersveiligheid, BS 25 februari 2003.

205 Cass. 30 juni 1993, Pas. 1993, 635. Dit vindt plaats op grond van artikel 28 en 29 Wet 1 augustus 1985 houdende fiscale en andere bepalingen, BS 6 augustus 1985, inwerking getreden op 18 december 1986. Ook dit bedrag wordt vermeerderd met opdecimes.

206 Artikel 71 wet 28 juli 1992, Koninklijk Besluit van 11 december 2001, BS 22 december 2001.

207 Cass. 9 november 1994, JT 1995, 214.

208 Zie o.m. Hof van Beroep Antwerpen, 23 mei 2003 onder verwijzing naar Cass. 13 september 1994, A.C. 1994, 733 (niet gepubliceerd, opgenomen in Maeyaert 2012, p. 451).

209 Maeyaerts 2012, p. 438.

210 Zie o.m. Van Damme 2009, p. 282.

211 Dat de centralisatie alleen geldt voor civiele zaken en niet voor het strafrecht wordt in de literatuur betreurd omdat het risico van verschillende beoordelingen hierdoor toeneemt. (zie o.m. Van Damme 2009, p. 273). Burgerlijke gedingen zowel in eerste aanleg (rechtbank) als in hoger beroep (Hof van Beroep) spelen in Gent, Antwerpen, Brussel, Bergen en Luik. Dit geldt ook voor zaken in kort geding en procedures op eenzijdig verzoekschrift. Dit geldt niet voor de territoriale bevoegdheid van vredesrechters voor auteursrechtgeschillen met een geringe waarde.

109 zonder toestemming van de auteursrechthebbende is ook strafrechtelijk niet toegestaan. Het morele element van de aansprakelijkheid ziet op bijzondere opzet van kwaadwillig of bedrieglijkheid waarmee de inbreuk moet zijn gepleegd.212 In de parlementaire voorbereiding van de wet van 15 mei 2007 betreffende de bestraffing van namaak en piraterij van intellectuele eigendomsrechten (hierna: WNP) is kwaadwillig omschreven als ‘de wil om de al dan niet materiële belangen van de rechthebbende te schaden’.213 Daarvan is in de jurisprudentie sprake wanneer de namaking erop gericht is om de auteur moreel te krenken, hetzij in zijn eer, hetzij in zijn inkomsten.214

In tegenstelling tot andere IE-rechten is het voor de toepassing van de strafrechtelijke bepalingen bij inbreuk op het auteursrecht niet vereist dat de inbreuk plaatsvindt in het economische verkeer.215 Hierdoor zijn ook inbreuken in de privésfeer strafrechtelijk vervolg-baar. Dat geldt vanzelfsprekend alleen in die gevallen die buiten de wettelijke uitzonderingen of beperkingen vallen, zoals de thuiskopie. Voor een veroordeling voor het misdrijf van namaking zal in een strafrechtelijke procedure kwaadwilligheid of bedrieglijkheid (bijzonder opzet) ten aanzien van de inbreuk moeten worden bewezen.216 Bedrieglijk opzet wordt in WNP evenals in de literatuur omschreven als de wil om zichzelf of iemand anders een onrechtmatig, zelfs niet-financieel en onrechtstreeks voordeel te bezorgen.217 In de rechtspraak wordt dit (zeer) ruim opgevat.218 Voor de beoordeling van het voordeel of winstoogmerk is het verder niet relevant of er daadwerkelijk winst wordt gemaakt.219 Ook wanneer er verlies wordt geleden kan er sprake zijn van een winstoogmerk. Het Hof van Beroep acht het voldoende wanneer er wordt vastgesteld dat de dader niet tot doel had een intellectueel eigendomsrecht aan te tasten, ook niet als de dader de winst niet noodzakelijk voor zichzelf wilde innen.220 Werkers e.a. merken op dat in een commerciële context bijna iedere inbreuk op het auteursrecht die willens en wetens wordt gepleegd als bedrieglijk wordt gekwalificeerd.221 Voor zowel inbreuk op het auteursrecht als voor deze laatste categorie geldt tevens dat ‘herhaling binnen vijf jaar na een in kracht van gewijsde gegane veroordeling

212 Er is hier een bijzondere opzet vereist. De algemeen opzet die naar Belgisch recht, vereist dat de dader willens en wetens een strafbare handeling verricht, voldoet dus niet.

213 Parl. Stukken 2006-2007, DOC 51 2852/1 (MvT), p. 36.

214 Zie o.m. Brussel 11 april 1969, RW 1968-69, 1622, RIDA 1969, 76 m.nt. J. Corbet. Zie ook Maeyaert 2012, p. 340; Brussel 19 februari 1997, Ing.Cons. 1997, 107; Gent 7 mei 2008, TSR 2008, 456; Hof van Beroep Brussel 19 maart 2013, 2012 CO 674, IEFBE 380 (EBVBA/X)

215 Zie o.m. Cor. Rb. Kortrijk, 29 februari 2012, nr. 12/383, IEF 11029; IEFBE173 (OM gevoegd: VZW IFPI en SABAM tegen MINJAUW).

216 Kwaadwillig ziet op het doel van het veroorzaken van schade, terwijl bedrieglijk betekent dat men voordeel wil halen uit de inbreuk of benadeling van andermans rechten.

217 Parl. Stukken 2006-2007, DOC 51 2852/1(MvT), p. 36; Maeyaert 2008, p. 440; Van Damme 2009, p. 275.

218 Maeyaert 2008, p. 440; Van Damme 2009, p. 275. Zie o.m. Hof van Beroep Luik, 7 mei 2003, AM 2005, 128; Hof van Beroep Antwerpen 11 oktober 2000, AM 2000, 357 (pornografische versie Jerommeke).

219 Zie o.m. Corr. Rb. Verviers 8 november 1989, JLMB 1990, 717; Corr. Rb. Antwerpen 28 februari 2002, AM 2002, 340 inzake illegale software. Corr. Hasselt 3 mei 2002, IRDI 2002, 171.

220 Hof van Beroep Luik 7 mei 2003, AM 2005, 128.

221 Werkers e.a. 2009, p. 29. Bij een handeling ter goeder trouw ontbreekt de wil om te plegen waardoor bij het gebrek aan dat element ook de strafrechtelijk bepaling in beginsel geen toepassing heeft.

110

wegens dezelfde inbreuk’ kan leiden tot een veroordeling tot het dubbele van de maximumstraf.222

In de Belgische auteurswet is een aantal aanvullende maatregelen opgenomen, zoals aanplakking van de veroordeling zowel binnen als buiten gebouwen van de veroordeelde (art. 78bis § 7 Aw); sluiting van de inrichting van de veroordeelde in het geval van herhaling (art.); toewijzing van ontvangsten en de verbeurdverklaarde voorwerpen aan de burgerlijke partij die daarmee in mindering kan worden gebracht op de schadevergoeding (art. 86 Aw). De toepassing van Boek I Strafwetboek maakt het mogelijk om ook de bijzondere verbeurd verklaring toe te passen, waardoor het mogelijk is om voorwerpen die eigendom zijn van de veroordeelde en gediend of bestemd waren voor het plegen van het misdrijf (art. 42, 1º Sw); zaken (art. 42, 2º Sw) en vermogensvoordelen die (rechtstreeks) uit het misdrijf voortkomen (art. 42, 3º Sw) verbeurd te verklaren.223 Deze bijkomende straf kan echter pas worden uitgesproken na een veroordeling tot een hoofdstraf.224 Daarmee zou de rechthebbende ook inzicht kunnen verkrijgen in de wijze waarop hij tot de inbreuk gekomen is. Voor rechtspersonen geldt steeds dat zij op grond van de Auteurswet steeds burgerlijk aansprakelijk zijn voor de veroordeling tot het betalen van vergoedingen van welke aard ook, die wegens overtreding van de wet die worden uitgesproken tegen hun bestuurders, vertegenwoordigers of aangestelden (art. 84 Aw). Ondanks de kritiek op de harmonisatie die de WNP moest bewerkstelligen zijn wel de bepalingen inzake opsporing en vaststellingen van strafrechtelijke inbreuken ook voor het auteursrecht toepasselijk gemaakt en zijn de straffen verhoogd.

3.4.2.3 Tussenconclusie

Om te kunnen bepalen welke rol het watermerk kan spelen bij het vaststellen van inbreuk op het auteursrecht is in deze paragraaf kort ingegaan op de vraag wanneer er sprake is van inbreuk op het auteursrecht naar civielrecht en strafrecht (par. 3.3.2).

In beide landen bestaan er strafrechtelijke sancties voor het opzettelijk uploaden van auteursrechtelijk beschermde werken. Voor de invulling van het begrip auteursrecht wordt in beide landen aangesloten bij het civiele recht. Naast de civielrechtelijke elementen zal in het