• No results found

3.4 Watermerken en het probandum

3.4.1 Inbreuk op het auteursrecht als onrechtmatige daad

In de navolgende paragrafen wordt onderzocht wanneer er mogelijk sprake is van inbreuk op het auteursrecht naar Nederlands en naar Belgisch civiel recht.

3.4.1.1 Nederland

In Nederland is het auteursrecht voorbehouden aan de maker van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst en is derhalve zijn uitsluitend recht, of van diens rechtverkrijgenden, om

145 Zie o.m. art. 2 en 3 Auteursrechtrichtlijn; Richtlijn 2001/29/EG van 22 mei 2001 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij, PbEG L 167/10. Dit exclusieve recht is in beide landen geformuleerd in artikel 1 van Auteurswet. In Nederland in de Wet van 23 september 1912 en in België in de wet betreffende het auteursrecht en de naburige rechten van 30 juni 1994, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad (B.S.) ’op 27 juli 1994. Vgl. art. 9 BC.

146 Zie artikel 5 van de Richtlijn en verder o.m. D.J.G. Visser, ‘De beperkingen in de Auteursrechtrichtlijn’, AMI 2001-1.

147 Bij het downloaden of streamen van een film via bijvoorbeeld een Video On Demand service (VOD) ‘koopt’ de gebruiker de toestemming in de vorm van een licentie. Zie over licenties en de juridische koop, ook het commentaar van Quaedvlieg (2014) inzake het Usedsoft-arrest (3 juli 2012, zaak C-128/11).

148 Zie voor het IE-recht (eerder HvJ EG 18 januari 1984, zaak 327/82, Jur. p. 107, ov. 11 inzake Ekro) o.m. de arresten van HvJ EU 16 juli 2009, C‑5/08, Jur. p. I‑6569, punt 27 (Infopaq); 21 oktober 2010, zaak C-467/08, ov. 31-37 (Padawan); 4 oktober 2011, zaken C-403/08 en C-429/08, ov. 154 en 185 (Premier League); 26 april 2012, zaak C-510/10, (DR en TV2 Danmark/NCB), ov. 33; 3 juli 2012, zaak C-128/11 (Usedsoft) ov. 39: ‘Volgens vaste rechtspraak vereisen de eenvormige toepassing van het Unierecht en het gelijkheidsbeginsel dat de bewoordingen van een bepaling van Unierecht die voor de betekenis en de draagwijdte ervan niet uitdrukkelijk naar het recht van de lidstaten verwijst, normaliter in de gehele Unie autonoom en uniform worden uitgelegd.’ Voor de hier bedoelde richtlijnen zie par. 3.3.1.1.

98

dit openbaar te maken en te verveelvoudigen, behoudens de beperkingen, bij de wet gesteld (art. 1 Aw). Er is met andere woorden sprake van inbreuk op het auteursrecht wanneer (1) een werk (2) openbaar is gemaakt of verveelvoudigd zonder dat degene die de handelingen verricht hiervoor toestemming heeft verkregen van de rechthebbende (licentie) of (3) een beroep kan doen op de zogenoemde wettelijke beperkingen.149

(1) Werk van rechthebbende moet auteursrechtelijk beschermd zijn

Om inbreuk op het auteursrecht te kunnen vaststellen zal eerst vastgesteld moeten worden of dat er sprake is van een auteursrechtelijk beschermd werk. Dat betekent dat het object van de eiser zelf voor bescherming in aanmerking moet komen. Het werkbegrip is in beginsel een nationaal begrip (art. 10 Aw), maar wordt in EU verband (art. 2 Rl. 2001/29/EG) inmiddels door het Hof van Justitie EU steeds vaker ingevuld.150 In Nederland geldt dat er sprake is van een werk wanneer het object een eigen oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt. ‘[D]at betekent dat sprake moet zijn van een vorm die het resultaat is van scheppende menselijke arbeid en dus van creatieve keuzes, en die aldus voortbrengsel is van de menselijke geest’.151 Dit Nederlandse werkbegrip (EOK&PS) komt waarschijnlijk op hetzelfde neer als de uitleg van het Hof van Justitie EU dat stelt dat het werk oorspronkelijk moet zijn ‘in die zin dat het gaat om een eigen intellectuele schepping van de auteur ervan’ (EIS).152 Wat het precies betekent, blijft ook in de praktijk lastig. Het betekent in ieder geval dat men het werk niet door (louter/integraal) kopiëren tot stand mag hebben gebracht.153 En dat een zekere mate van creativiteit is vereist.154 De vraag of een object auteursrechtelijk beschermd is betreft uiteindelijk een rechtsvraag die zich niet voor bewijslevering leent en waarover de rechter zich moet uitspreken.155 Ook de Hoge Raad bemoeit zich daar bijvoorbeeld in het kader van de motiveringseis nauwelijks mee.156 In dit onderzoek vormt het uitgangspunt dat de werken (muziek, films en foto’s) die van een watermerk worden voorzien auteursrechtelijk beschermde werken zijn. Objecten watermerken

149 Zie voor een meer inhoudelijke behandeling van het auteursrecht in het algemeen o.m. Spoor/Verkade/Visser 2005 en in het kader van software Struik, Van Schelven & Hoorneman 2010.

150 Zie HvJ EU 16 juli 2009, C-5/08, NJ 2011/288 (Infopaq), HvJ EU 4 oktober 2011, C-403/08 en C-429/08, IEF 10286, (Premier League); HvJ EU 1 december 2011, zaak C-145/10 (Eva Maria Painer). De HR 25 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:1036 (S&S/Esschert; Vuurkorven), ov. 4.1.2 erkent onder verwijzing naar het hiervoor genoemde Infopaq-arrest dat het werkbegrip inmiddels door het HvJ EU geharmoniseerd is.

151 HR 30 mei 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2153, NJ 2008, 556 (Endstra/Nieuw Amsterdam; De Endstra Tapes), ov. 4.5.1.

152 HvJ EU 16 juli 2009, C‑5/08, Jur. p. I‑6569, ov. 37 (Infopaq); herhaald in HvJ EU 4 oktober 2011, C-403/08 en C-429/08, IEF 10286, ov. 97 (Premier League).

153 Zie o.m. Hugenholtz 1989 (diss.) 1989, p. 28; Visser 2004, p. 11.

154 Visser 2004, p. 11.

155 Spoor, Verkade & Visser 2005, p. 78. Partijen kunnen wel voldoende, concrete en relevante feiten aanleveren die als bewijs kunnen dienen voor stellingen over het werk, bijvoorbeeld dat het werk te weinig eigen karakter bezit omdat de gekozen vormgeving al gebruikelijk en daarom voor de hand liggend is. Visser (2004, p. 12) stelt ietwat badinerend dat iedere feitenrechter in de praktijk ‘zelf mag weten wat hij wel en niet auteursrechtelijk beschermd acht’ Visser 2004, p. 12.

156 Zie o.m. HR 16 april 1997, NJ 1999, 697 m.nt. Hugenholtz (Bigott/Doucal). Zie ook Visser Motiveren in IE-zaken.

99 die zelf geen auteursrechtelijk beschermd werk vormen is in het kader van traitor tracing immers weinig zinvol.

(2) Werk moet openbaar zijn gemaakt of verveelvoudigd

Het openbaar maken en verveelvoudigen van auteursrechtelijk beschermde werken is behoudens de beperkingen bij wet gesteld, voorbehouden aan de rechthebbende en levert zonder diens voorafgaande toestemming dan ook inbreuk op het auteursrecht op.157 Voor het uploaden van werken is met name het nationale begrip openbaar maken van belang. Voor inbreuk op het auteursrecht zal dan ook moeten worden vastgesteld dat er sprake is van openbaar making. Ook dit begrip moet worden uitgelegd in overeenstemming met het begrip ‘mededeling aan het publiek’ uit artikel 3 Auteursrechtrichtlijn.158 Het plaatsen of uploaden van muziek, video of foto’s op internet is eenvoudig te kwalificeren als een auteursrechtelijke openbaarmaking.159 Naast de inhoud van het auteursrecht zijn er nog twee bijzondere rechten in de Auteurswet opgenomen. De maker komt een beroep toe op zijn persoonlijkheidsrechten ex. art. 25 Aw, en de geportretteerde op zijn zogenaamde portretrecht ex artt. 19-21 Aw. Deze worden verder buiten beschouwing gelaten.160

(3) Beperkingen op het auteursrecht

Niet iedere openbaarmaking of verveelvoudiging levert een inbreuk op het auteursrecht op. In de Auteurswet zijn enkele beperkingen opgenomen ten aanzien van het auteursrecht.161 Zo is het toegestaan om voor eigen oefening, studie of gebruik werken te verveelvoudigen (art. 16b-c Aw, privékopie) en is het onder voorwaarden toegestaan om werken over te nemen (art. 15 Aw, persexceptie) en te citeren (art. 15a Aw).162 Ook kan gedacht worden aan de parodie-exceptie (art. 18b Aw). Tot slot dient nog opgemerkt te worden dat erop sommige onderdelen van het hiervoor geschetste bijzondere regelingen bestaan zoals fotografische werken en filmwerken bijvoorbeeld ten aanzien van het citaatrecht. Omdat het hier aanvullende voorwaarden betreft en geen afwijking van de hiervoor gestelde hoofdregels blijven deze verder buiten beschouwing. Om te voorkomen dat iedere internetgebruiker altijd inbreuk zou maken op het auteursrecht geldt ook de incidentele technisch noodzakelijke kopie (art. 13 a

157 Vgl. privékopie (art. 16 Aw); citaatrecht (art. 15a Aw) en de incidentele technisch noodzakelijke kopie (art. 13 a Aw).

158 Art. 3 Richtlijn 2001/29 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij’ (Auteursrechtrichtlijn).

159 Zie ook Visser 2010, p. 14.

160 Zie voor een meer inhoudelijke behandeling van het persoonlijkheidsrecht en het portretrecht o.m. het standaardwerk van Spoor/Verkade/Visser 2005, p. 303; en in relate tot software Struik, Van Schelven & Hoorneman 2010, p. 135.

161 Zie voor een meer inhoudelijke behandeling van de beperkingen o.m. het standaardwerk van Spoor/Verkade/Visser 2005, p. 211; en in relate tot software Struik, Van Schelven & Hoorneman 2010, p. 18.

162 Eerder is al gewezen op HvJ EU 10 april 2014, zaak C-435/12 (ACI Adam/Stichting De Thuiskopie) heeft geconstateerd dat een reproductie uit een ongeoorloofde bron niet als een uitzondering voor privé-kopiëren kwalificeert.

100

Aw) als een beperking op het auteursrecht.163 Dit betekent dat niet iedere kopie van bijvoorbeeld een foto direct een inbreuk op het auteursrecht oplevert. Zo kan een afbeelding van een boekomslag op een blog waarin een recensie geschreven wordt over het afgebeelde boek een beeldcitaat vormen dat zolang de regels van het citaatrecht gevolgd zijn geen inbreuk op het auteursrecht oplevert. Met name een beroep op de wettelijke beperkingen maakt het voorlopig lastig voor de rechthebbende om het proces van detectie van het watermerk tot het versturen van een sommatiebrief volledig te automatiseren. Tot het arrest van het HvJ inzake ACI Adam/Stichting De Thuiskopie was het in Nederland toegestaan om content te downloaden uit illegale bron.164 Met kort gezegd een verbod op downloaden uit illegale bron is de relevantie van het watermerk als bewijsmiddel toegenomen. Het watermerk kan dan immers ook worden ingezet bij de opsporing wanneer een computer of andere drager in beslaggenomen is. Het watermerk kan in dit geval duidelijk maken of de gebruiker van de content beschikt over de juiste licentie of niet.

Ten slotte rest de vraag wanneer er sprake is van inbreuk op het werk van de rechthebbende door de kopie of het gelijkende object van de wederpartij. Daarvan is sprake wanneer een werk in ‘zodanige mate de auteursrechtelijk beschermde trekken van het eerdere werk vertoont dat de totaalindrukken die de beide werken maken te weinig verschillen voor het oordeel dat het eerstbedoelde werk als een zelfstandig werk kan worden aangemerkt’.165 Of zoals Visser het verkort weergeeft: ‘Het lijkt te veel als het te weinig verschilt’, terwijl er geen toestemming van de rechthebbende is.166 Wanneer dat precies het geval is, is op voorhand niet altijd vast te stellen. Bij een letterlijke of identieke kopie, zoals bij het posten van een film- of muziekwerk op internet is de totaalindruk altijd gelijk en is er dus sprake van inbreuk op het auteursrecht. Het is uiteindelijk de rechter die beslist over de vraag of er sprake is van inbreuk of niet.167 Verder kan nog worden opgemerkt dat er buiten het auteursrecht ook sprake kan zijn van onrechtmatig handelen.168

3.4.1.2 België

In België heeft alleen de auteur van een werk van letterkunde of kunst het recht het werk ongeacht welk procédé mede te delen aan het publiek, te reproduceren en zijn werk te distribueren (art. 1 Aw). Evenals in Nederland is er sprake van inbreuk op het auteursrecht wanneer (1) een werk (2) beschikbaar wordt gesteld voor het publiek en/of wordt

163 De Nederlandse wetgever kwalificeert het strikt genomen niet als een beperking omdat zij het uitsluit van het verveelvoudigingsbegrip. De richtlijn kwalificeert het wel als een beperking.

164 HvJ EU 10 april 2014, zaak C-435/12 (ACI Adam/Stichting De Thuiskopie).

165 HR 29 november 2002, NJ 2003, 17, TBR 2003, p. 224 m.nt. Quanjel-Schreurs, AMI 2003, p. 15 m.nt. Visser (Accordo/Tros).

166 Visser 2011b, p. 323.

167 Dat rechter daar verschillend over kunnen denken laat Visser 2011a in diverse voorbeelden zien in inzake de Tripp Trapp stoel .

168 Zie o.m. Vzr Rb. Arnhem, 22 mei 2008, ECLI:NL:RBARN:2008:BD3441 (De Roode Roos) waar de rechter bij gebrek aan een eigen oorspronkelijk karakter geen auteursrecht aan nam op gewatermerkte productiefoto’s, maar hier de gedraging wel als onrechtmatig beoordeeld (ov. 4.11).

101 gedistribueerd zonder dat degene die de handelingen verricht hiervoor toestemming heeft verkregen van de rechthebbende (licentie) of (3) een beroep kan doen op de zogenoemde wettelijke beperkingen of uitzonderingen op de vermogensrechten van de auteur. De wette-lijke omschrijving in België is hiermee meer in overeenstemming met de richtlijnen.169

(1) Werk van rechthebbende moet auteursrechtelijk beschermd zijn

Om inbreuk op het auteursrecht te kunnen vaststellen zal eerst vastgesteld moeten worden dat er sprake is van een auteursrechtelijke beschermd werk. Dat betekent dat het object van de eiser zelf voor bescherming in aanmerking moet komen. Het werkbegrip is in beginsel een nationaal begrip, maar wordt in Europees verband (art. 2 Rl. 2001/29/EG) inmiddels door het Hof van Justitie EU steeds vaker ingevuld.170 In België geldt dat er sprake is van een werk wanneer het object oorspronkelijk is in die zin dat het gaat om een eigen intellectuele schepping (EIS) van de auteur. Hierbij is niet vereist dat het de stempel draagt van de persoonlijkheid van de maker.171 Het Hof van Cassatie volgt hierbij het HvJ EU, met uitzondering van de persoonlijkheid van de maker.172 Volgens het HvJ EU staat de keuze van de auteur centraal.173 Wanneer de oorspronkelijkheidsdrempel wordt bereikt geldt dat de beschermingsomvang van alle werken gelijk is.174 Het werkbegrip is en wordt onder leiding van het HvJ EU steeds verder geharmoniseerd waardoor van verschillen tussen Nederland en België ten aanzien van het werkbegrip in de toekomst nauwelijks meer sprake zal zijn. Voor de in dit onderzoek bedoelde werken (muziek, films en foto’s) zal in de regel sprake zijn van auteursrechtelijk beschermde werken. Evenals Visser in Nederland, concludeert ook Deene in België dat het zowel voor een auteursrechthebbende als voor een inbreukpleger koffiedik kijken is of een creatie door een rechtscollege al dan niet als origineel zal wordt beschouwd.175

(2) Distributie en beschikbaarstelling voor het publiek

Ook de kernbevoegdheden zijn in België voorbehouden aan de auteur waardoor hij als enige bevoegd is om zijn werk mede te delen aan het publiek, te reproduceren en te distribueren, behoudens de beperkingen bij wet gesteld. Zonder diens voorafgaande toestemming is er ook

169 Zie par. 3.4. Dat is overigens niet op alle punten het geval. Zie Deene & Van der Perre 2005.

170 Zie voetnoot 127.

171 Cass. 26 januari 2012, C.11.0108.N, IEFBE 150, IRDI, 2012/2 m.nt F. Gotzen. Hiermee is het Hof van Cassatie teruggekomen op eerdere beslissingen waarin de persoonlijkheid van de maker nog wel een rol speelde/ Zie o.m. Cass. 11 maart 2005 AM 2005, 396, m.nt. F. De Visscher; Cass. 27 april 1989, RW 1989-90, 362. Vgl. hier ook de Europese rechtspraak waarin het HvJ EU wel uitdrukking geeft aan de persoonlijkheid van de auteur. Zie o.m. HvJ EU, 16 julo 2009, C-5/08 (infopaq), ov. 32-39, AMI 2009, p. 473-488 m.nt. B. Michaux; HvJ EU 1 december 2011, zaak C-145/10 (Eva Maria Painer), ov. 97 en 155.

172 HvJ EU 16 juli 2009, Infopaq International, C‑5/08, Jur. p. I‑6569, punt 37; laatste herhaald in HvJ EU 4 oktober 2011, C-403/08 en C-429/08, IEF 10286, ov. 97 (Premier League).

173 HvJ EU 1 december 2011, zaak C-145/10 (Eva Maria Painer), ov. 87-92.

174 HvJ EU 1 december 2011, zaak C-145/10 (Eva Maria Painer), ov. 97-99.

175 Waar de willekeur in Nederland duidelijk wordt aan de hand van de TRIPP-TRAPP-stoel, maakte Deene (2010, p. 443) dat duidelijk aan de hand van een zaak over wandtapijten met uitzichten van historische steden.

102

in België sprake van inbreuk op het auteursrecht. Voor het uploaden van werken is met name van belang dat de gedaagde het desbetreffende werk heeft meegedeeld aan het publiek of geproduceerd. Deze ‘nationale’ begrippen (art. 1 Aw) zijn inmiddels geharmoniseerd in de auteursrechtrichtlijn (Art. 3 en 4 Rl. 2001/29/EG) en moeten volgens het HvJ EU in de gehele EU autonoom en eenvormig worden uitgelegd.176 Ook in België wordt uploaden als een publieke mededeling en reproductieproces gezien waarvoor toestemming noodzakelijk is.177

(3) Beperkingen op het auteursrecht

Niet iedere mededeling aan het publiek of reproductie levert een inbreuk op het auteursrecht op. Ook in de Belgische auteursrechtwet zijn beperkingen opgenomen ten aanzien van het auteursrecht. Zo is het onder voorwaarden toegestaan om werken over te nemen en te citeren (art. 21-22 Aw.). Om te voorkomen dat iedere internetgebruiker altijd inbreuk zou maken op het auteursrecht geldt ook de incidentele technisch noodzakelijke kopie (Artikel 21 §3 Aw/) als een beperking op het auteursrecht.178 In België was het tot het arrest van het HvJ inzake ACI Adam/Stichting De Thuiskopie onduidelijk of downloaden in België onder de beperkingen van met name de thuiskopie zou vallen of niet.179 De relevantie van het watermerk als bewijsmiddel is door deze uitspraak van het Hof ook hier toegenomen. Een betrouwbaar watermerk kan nu immers zowel als bewijs dienen in het geval content wordt geupload als in gevallen wanneer content wordt gedownload.180

Ten slotte rest de vraag wanneer er sprake is van relevante gelijkenis tussen het werk van de rechthebbende en de kopie of het gelijkende object van de wederpartij. Evenals in Nederland speelt ook daar de totaalindruk een belangrijke rol.181 Het Hof van Cassatie geeft aan de feitenrechter mee dat bij opvallende gelijkenissen met eerder bestaand werk beoordeeld moet worden of deze gelijkenissen toevallig zijn, dan wel voorkomen uit bewuste of onbewuste ontlening aan dat werk.182 Volgens het Hof van beroep in Antwerpen moet evenals in Nederland bij de beoordeling van een inbreuk op het reproductierecht eerder rekening gehouden worden met de punten van gelijkenis dan met de punten van verschil bij een globale

176 HvJ EU 7 december 2006 zaak 306/05 (Rafael Hoteles), ov. 31.

177 Art. 1 § 1 lid 3 Aw. Zie verder o.m. Werkers e.a. 2009, p. 18-19 en de daar aangehaalde literatuur.

178 Een verschil met het Nederlandse recht ligt hier in de bewijslast. In Nederland is het voor inbreuk aan de rechthebbenden zijn om te bewijzen dat een reproductie niet onder de voorwaarden van de tijdelijke technische reproductie valt. In België moet de gebruiker dit bewijs leveren dat hij wel een beroep kan doen op art. 21 § 3 Aw. Zie Deene & Van der Perre 2005, p. 870.

179 In HvJ EU 10 april 2014, zaak C-435/12 (ACI Adam/Stichting De Thuiskopie) maakt het Hof duidelijk dat downloaden uit illegale bron niet is toegestaan. Voor het arrest waren wetten in voorbereiding die illegaal downloaden zouden verbieden. Zie o.m. wetsvoorstel (DOC 53 1120/001), strekkende tot een betere bescherming van culturele creaties op het Internet (ingediend door de heer David Clarinval c.s.)

180 Het watermerk kan dan immers ook worden ingezet bij de opsporing wanneer een computer of andere drager in beslaggenomen is. Het watermerk kan in dit geval duidelijk maken of de gebruiker van de content beschikt over de juiste licentie of niet. In dit geval kan het watermerk dus ook als bewijs dienen voor de gebruiker van de content om aan te tonen dat hij wel degelijk over de juiste licentie beschikt. Zie ook 3.4.1.1 onder (3) Beperkingen op het auteursrecht.

181 Cass. 25 september 2003, RW 2003-2004, 1179;

103 indruk.183 Voor zover relevant voor dit onderzoek kan worden gesteld dat bij een letterlijk of identieke kopie de totaalindrukken gelijk zijn en er dus sprake is van inbreuk. Het is uiteindelijk ook hier de rechter die beslist over de vraag of er sprake is van inbreuk of niet.

3.4.1.3 Tussenconclusie

Om te kunnen bepalen welke rol het watermerk kan spelen bij het vaststellen van inbreuk op het auteursrecht is in deze paragraaf kort ingegaan op de vraag wanneer er sprake is van inbreuk op het auteursrecht naar civiel recht.

Het inbreukcriterium wordt in de verschillende EU jurisdicties verregaand geharmoniseerd ingevuld en uitgelegd. Hierdoor zijn ervoor het vaststellen van inbreuk op het auteursrecht weinig relevante verschillen waarneembaar tussen Nederland en België. Deze overeenstemming kan voornamelijk worden verklaard vanuit het streven van het HvJ EU om met betrekking tot de begrippen uit de richtlijn steeds meer te komen tot een eenvormige communautaire interpretatie. In hoeverre dat in de toekomst verdere vormen aanneemt blijft afwachten omdat ook het Hof van Cassatie recentelijk een arrest wees ten aanzien van het werkbegrip en daarbij afweek van de door het HvJ EU gebezigde eenvormige communautaire interpretatie.

Om te kunnen bepalen welke rol het watermerk kan spelen bij het vaststellen van inbreuk op het auteursrecht is in de voorgaande paragraaf kort ingegaan op de vraag wanneer er sprake is van inbreuk op het auteursrecht naar het civiele recht. De voorgaande beschouwing laat zien dat er overeenkomstig Europese richtlijnen in beide landen geldt dat het uitsluitend recht om een werk te reproduceren, ter beschikking te stellen en mededeling daarvan te doen aan het publiek, is voorbehouden aan de maker van een werk van letterkunde of kunst. Omdat de rechthebbende in de regel in een licentie-overeenkomst het recht voorbehoud het werk kort gezegd op internet te plaatsen, pleegt de licentienemer inbreuk wanneer hij dit wel doet. Het watermerk kan dan als bewijsmiddel dienen om een verband te leggen tussen de licentienemer en de inbreuk op het auteursrecht. Het watermerk is in geen geval voldoende om inbreuk op