• No results found

DE FAMILIE VAN BROECHOVEN TOT OMSTREEKS 1570

DE POLITIEKE ORGANISATIE VAN HET HERTOGDOM BRABANT EN ÉÉN VAN ZIJN VIER HOOFDSTEDEN: ’s-HERTOGENBOSCH

3.1 Hoofdlijnen van de bestuurlijke organisatie van het hertogdom Brabant

3.1.1 Bourgondië

Het hertogdom Brabant was in 1430 onderdeel geworden van het Bourgondische Rijk en de Bourgondische vorst zelf werd tevens hertog van Brabant.253 De hertogen wilden het bestuur van hun verzameling van gewesten, heerlijkheden en steden, die hun rijk in feite was,

centraliseren en meer uniformiteit en deskundigheid creëren op het gebied van rechtspraak, financiën en algemene staatszaken.254 De ordonnanties van Karel V van 1 oktober 1531 vormden het min of meer definitieve resultaat van de bestuurshervorming en regelden de instelling van een drietal collaterale raden: de Raad van State, de Geheime Raad en de Raad van Financiën. Deze centrale diensten waren colleges naast (= collateraal) de landvoogd van de Nederlanden, maar de leden ervan werden uitsluitend door de landsheer benoemd.255 De Raad van State had als taak te adviseren over grote, algemene staatszaken. De Geheime Raad hield zich bezig met bestuurs-, wetgevings- en gerechtszaken. De rechtspraak zelf zou

daarentegen voorbehouden zijn aan de Grote Raad van Mechelen – een eerdere afsplitsing van de Hofraad – en de Grote Raad zou daarmee tevens het hoogste rechtscollege zijn.256 De Raad van Financiën ten slotte was verantwoordelijk voor het financieel beheer van de Nederlanden: met name de zorg voor het vorstelijk domein en een nauwlettend toezicht op de inkomsten (belastingen, beden). Deze drie Raden bleven bestaan en vormden dus het ambtelijke,

bestuurlijke en hiërarchische kader waarbinnen het hertogdom Brabant en zijn functionarissen moeten worden gesitueerd. De Privéraad van de vorst, in 1517 ontstaan als een afsplitsing van

253 Van Uytven, ‘De kern van een dynastieke federatie’, 228.

254 Blockmans, Metropolen aan de Noordzee, 449 e.v.; Baelde, De Collaterale Raden, 11-15.

255

Baelde, De Collaterale Raden, 22-23.

62

de Geheime Raad en ressorterend onder de vorst, bleef ook na de instelling van de Collaterale Raden als adviescollege bestaan.

3.1.2 Staten van Brabant

De Staten van Brabant vormden het overlegforum van de hertog met zijn onderdanen. Vanouds kwamen de vertegenwoordigers van steden en vrijheden (met privileges begiftigde plaatsen), geestelijken (hoofden van abdijen en kloosters), edelen en leenmannen al geregeld bij elkaar om te overleggen over hertogelijke verzoeken om financiële hulp of om brandende politieke, monetaire of economische problemen te bespreken.257 Vanaf de vijftiende eeuw beperkte dit overleg zich wat de steden betreft tot de vier hoofdsteden: Leuven, Brussel, Antwerpen en ’s-Hertogenbosch.258

Vanaf diezelfde tijd werd voor de bijeenkomsten van de geestelijken, de edelen en de steden – de drie standen – ook de benaming de drie staten gebezigd.259

In de de vijftiende eeuw kreeg de bestuurlijke inrichting van Brabant steeds meer gestalte. De vier hoofdsteden van het hertogdom hadden zich tot hoofdsteden van de vier kwartieren ontwikkeld en tegen het einde van de eeuw kreeg de gerechtelijk-administratieve indeling in vier kwartieren rond de hoofdsteden min of meer haar definitieve vorm.260 Een zelfde indeling werd door de Raad van Brabant vanaf omstreeks 1550 ten behoeve van de fiscale administratie en inning van de beden en de imposten gebruikt.261 Hierdoor groeide op bestuurlijk gebied een structuur bestaande uit vier lagen: de vorst, de hoofdmeierijen (met hun hoogschout/meier/amman/drossaard als vertegenwoordiger van de vorst), de kwartieren (met een kwartierschout als vertegenwoordiger van de vorst), en ten slotte de kleine steden en dorpen. De heerlijkheden en hoofdsteden waren geen bestuurlijk onderdeel van de kwartieren, maar hadden de door hun heer aangestelde schout respectievelijk een eigen schout als

bewaker van de heerlijke rechten en justitie.262

Binnen de Meierij was ’s-Hertogenbosch vanouds zowel maatschappelijk als

economisch het zwaartepunt. De invloed van de stad deed zich onder andere gelden doordat een aantal plaatsen – onder andere Eindhoven, Sint-Oedenrode, Helmond en Waalwijk – het Bossche recht hadden verkregen en hun bestuurlijke organisatie naar het Bossche model hadden ingericht.263 Mede daardoor groeide in het kwartier een zekere eenheid, niet alleen in vormen en bevoegdheden van de lokale bestuursorganen, maar ook op het gebied van het recht in zijn diverse aspecten: strafrecht, procesrecht en burgerlijk recht.

3.1.3 Raad van Brabant

De Raad van Brabant combineerde in wezen de taken van de Geheime Raad en de Grote Raad van Mechelen, maar dan voor het Brabantse hertogdom. Hij functioneerde immers tegelijk als rechtsadviescollege en als hoogste rechtbank. In oorsprong is hij voortgekomen uit het

overleg over de Blijde Inkomst in 1430 tussen Filips de Goede en zijn onderdanen.264 De leden van de Raad werden benoemd door de vorst. Behalve gewone leden kende de Raad een advocaat-fiscaal en een niet aan de beraadslagingen deelnemende procureur-generaal. De eerste had als taak de verdediging van de vorstelijke belangen.265 De tweede was een

257

Van Uytven, ‘De kern van een dynastieke federatie’, 231; Damen, ‘Convocatie en representatie’’, 29-45; Van Uytven, ‘Het Charter’, 16-27; Stein, ‘74 Woorden’, 47- 63.

258 Augustyn, ‘Staten van Brabant’, 104.

259 Damen, ‘Convocatie en representatie’’, 29-45.

260 Augustyn, ‘Staten van Brabant’, 104.

261

Augustyn, ‘Staten van Brabant’, 104; Coppens, ‘Meierijen en kwartieren’, 629.

262 Coppens, ‘Meierijen en kwartieren’, 634-641.

263 Kuijer, ’s-Hertogenbosch, stad in het hertogdom, 194.

264

Van Uytven, ‘De kern van een politieke federatie’, 228.

63

onderzoekrechter. De raadsleden werden in de uitoefening bijgestaan door raadsleden-enquêteurs, griffiers, secretarissen en deurwaarders.

De bevoegdheden van de Raad van Brabant zijn in hoofdzaak vastgelegd in de

ordonnanties van 1430 en 1474.266 Het rechtsgebied betrof het hertogdom Brabant, de landen van Overmaas (Dalhem, ’s-Hertogenrade en Valkenburg) en Limburg. De Raad van Brabant gold met uitzondering van de periode 1473-1477 als ‘soeverein’; dit betekende dat zijn

uitspraken definitief waren.267 Hij kwam nooit echt in botsing met de Grote Hertogelijke Raad (van Mechelen) omdat hij net als deze de vorst rechtstreeks terzijde stond.

De Raad van Brabant beschikte, behalve over juridische, ook over een aantal politieke bevoegdheden. Deze bestonden onder andere uit het goedkeuren van vorstelijke ordonnanties, het uitvaardigen van verordeningen in naam van de vorst, het controleren van stedelijke ordonnanties, het verzetten van de wet (behalve in de hoofdsteden), het verlenen van octrooien (toelaten van drukkers, ondernemers die een bedrijfje wilden starten, kerkelijke immobiliën belasten of vervreemden) en van gratiën (toelatingen om af te wijken van bestaande wetgeving, naturalisatie, eerherstel, strafkwijtschelding, vrijgeleide).268

De voorzitter en leider van de Raad was de kanselier. Hij was tevens verantwoordelijk voor de bezegeling en bekrachtiging van alle vorstelijke akten die op het hertogdom

betrekking hadden.269 De kanselier werd gerekruteerd uit de leden van de Raad van Brabant en werd – na advies van onder andere de landvoogd, Raad van State en Geheime Raad – door de vorst benoemd. Hij vertegenwoordigde de vorst bijvoorbeeld in de contacten met de Staten van Brabant, bij de installatie van vele stadsbesturen en bij de aanstellingsprocedure van abten en abdissen. Hij benoemde en beëdigde tevens alle hertogelijke gerechtsofficieren en – tot 1527 – de rentmeesters.270 Nadien werden de rekenplichtige ambtenaren door de rekenkamer beëdigd.

3.1.4 Raad van Financiën

Het financieel beleid en het toezicht op de financiën was in de Nederlanden centraal

georganiseerd en ondergebracht bij de Raad van Financiën en de daaraan gelieerde, regionale rekenkamers.271 De Raad van Financiën bestond uit drie hoofden, een thesaurier-generaal en twee raadsleden-gecommitteerden. Tot het ondergeschikte personeel behoorden de raadsheer-fiscaal, de ontvangers-generaal en de griffier.272 De hoofden van financiën en de thesaurier– generaal werden door de vorst benoemd op voordracht van de landvoogd. De benoeming van de andere leden was het prerogatief van de landvoogd. De thesaurier-generaal was betrokken bij alle beslissingen over domeinen, beden en leningen en moest te allen tijde inzicht hebben in de liquiditeit. De gecommitteerden – ervaren, opgeklommen financiële specialisten – waren vergelijkbaar qua functie met de gewone leden van de Geheime Raad. Zij adviseerden en rapporteerden over zaken.

De Raad van Financiën vergaderde enkele keren per week, altijd in het paleis te Brussel.273 De landvoogd gaf de opdrachten uit die de Raad moest aanpakken. Tot de

kerntaken van de Raad behoorden de zorg voor het vorstelijk domein en nauwlettend toezicht op de inkomsten van de domeingoederen (vooral de bossen) en de domaniale rechten

266

Put, Inventaris van het archief, 11-12.

267 Van Uytven, ‘De kern van een dynastieke federatie’, 229.

268 Put, ‘Raad van Brabant’, 160-161.

269 Van Uytven, ‘De kern van een dynastieke federatie’, 229; Put, Inventaris van het Archief, 15.

270 Put, ‘Kanselier van Brabant’, 140-143.

271

Coppens en Baelde, ‘Raad van Financiën’, 497-523.

272 Coppens en Baelde, ‘Raad van Financiën’, 505. Opmerking: de functie van raadsheer-fiscaal werd in 1609 in het leven geroepen en heeft een tijdelijk karakter gekend. De functie was bedoeld voor het onderzoeken van speciale projecten.

64

(leenverheffingen, heerlijke verplichtingen en allerlei taxaties) van de vorst.274 Verder controleerde de Raad het hele belastingstelsel en de financiële instellingen en adviseerde hij over grote transacties.275

3.1.5 Rekenkamer en administratieve controle

Vanaf het begin van de vijftiende eeuw moesten de rentmeesters in Brabant jaarlijks voor een bijzondere commissie rekenschap en verantwoording afleggen, de Rekenkamer, gevestigd te Brussel.276 Hierdoor trad een aanmerkelijke verbetering op in het afhoren en controleren van de rekeningen. De Rekenkamers waren permanent zetelende lichamen met een voorzitter, twee tot vier rekenmeesters, een of twee auditeurs, een of twee klerken en een deurwaarder-huisbewaarder.277 De voorzitter werd door de landsheer benoemd, en wel op voordracht van de Raad van Financiën. De overige leden werden benoemd door de Raad zelf.

Legitimatiebrieven, adelverheffingen, gratiebrieven en octrooien en alles waarvoor een recognitiebelasting verschuldigd was, hadden alleen rechtsgeldigheid als ze door de

Rekenkamer waren geregistreerd. Ook vervreemdingen van domeingoederen moesten door de Rekenkamer worden goedgekeurd en geregistreerd.

De belangrijkste taak van de Kamer was, zoals gezegd, de administratieve en boekhoudkundige controle van de inkomsten en uitgaven. Werden bepaalde (posten in) rekeningen betwist dan werd hierover gecorrespondeerd met de Raad van Financiën.278 Vanaf 1540 begonnen de bede-ontvangers van Brabant hun rekeningen aan gemengde commissies voor te leggen, voor de helft bestaande uit leden van de Staten en voor de helft uit

rekenmeesters en auditeurs. De rekeningen van de rentmeester van de domeinen werd uitsluitend door de Rekenkamer gecontroleerd.

3.1.6 Ambtelijk-organisatorische verbinding tussen de stad en het centrale bestuur Tot de hoge bestuurlijke functies binnen en buiten de stad behoorden onder andere het schoutambt, dat van rentmeester van de domeinen en van de beden, en van militair

gouverneur. Deze functies vormden als het ware de ambtelijk-organisatorische verbinding tussen de stad en het centrale bestuur. De bekleders ervan werden benoemd vanuit het centrale bestuur en van daaruit ook aangestuurd. Als functiehouders verrichtten ze hun

werkzaamheden in de stad en de Meierij en maakten ze deel uit van de Bossche bestuurlijke elite. Daarom zullen ze als onderdeel van paragraaf 3.2 aan de orde komen.

3.1.7 Conclusie

Organisatorisch bestond de bestuursstructuur binnen het hertogdom Brabant uit vier lagen: vorst, hoogschout, kwartierschouten/laagschout en de schouten van kleinere steden en dorpen. Wat rechtsspraak en juridische regulering betreft beschikte de vorst over de Raad van Brabant als soevereine rechtbank en de schepenbanken voor de hoge, middelbare en lagere jurisdictie. De uitvoering van het financieel beleid en beheer was in handen van de Raad van Financiën, die met name voor de financiële controle werd bijgestaan door de Rekenkamer. Dit onderdeel van het bestuur was op landsniveau georganiseerd en werd aangestuurd door de vorst. Door de landsheer of de Staten benoemde rentmeesters inden de gelden. Het overleg tussen de landsheer en zijn onderdanen verliep via de contacten met de Staten van Brabant. Daarnaast was er het overleg bij het aantreden van een nieuwe hertog (de Blijde Inkomst) en incidenteel

274

Baelde, De collaterale Raden, 29.

275 Baelde, De collaterale Raden, 48.

276 Van Uytven, ‘De kern van een dynastieke federatie’, 231.

277

Brokken en De Schepper, ‘Beheer en controle’, 42.

65

2

overleg op momenten dat de hertog gebieden en steden bezocht of stadsvertegenwoordigers ter dagvaart gingen.

Wat benoemingen betreft, benoemde de landsheer de hoogste functionarissen in de diverse lichamen. De hogere functionarissen werden ook door hem benoemd daarbij rekening houdend met de advies van de voorzitters van de betreffende instellingen. De middelbare en lagere functionarissen werden door de leiders van de instellingen zelf benoemd.

3.2 Bestuurlijke organisatie en politieke elite van de stad ’s-Hertogenbosch met een