• No results found

POLITIEKE MACHT

1529-1579 1579-1629 1629-1679 alle schepenen alle schepenen alle schepenen

5.4 Hoge stedelijke functionarissen: pensionaris, griffier, secretaris

In paragraaf 3.2.2.2 beschreven we het secretarisambt en het daaruit ontstaan van het griffierambt en het pensionarisambt. Ook besteedden we aandacht aan de

benoemingsprocedure en de instructies die bij de functies hoorden. In deze paragraaf komen de drie functies opnieuw aan de orde. Nu concentreren we ons op de periode tussen 1579 en 1629. De onderwerpen die de revue passeren zijn de besluitvorming bij de benoemingen, wie benoemd werden en de macht van pensionarissen, secretarissen en griffiers. In het eerste deel van deze paragraaf belichten we het pensionarisambt en in het tweede deel de ambten van secretaris en griffier.

5.4.1 Pensionaris

5.4.1.1 Besluitvormingsproces bij benoemingen: politieke praktijk

Tussen 1579 en 1629 worden vijf pensionarissen benoemd en elke pensionarisbenoeming verloopt verschillend. Meermaals veroorzaken de benoemingen de nodige commotie. Dit is de aanleiding aan het benoemingsproces – de politieke praktijk – gedetailleerd aandacht te schenken.

De eerste echte stadspensionaris van ’s-Hertogenbosch was Roelof Loekemans. Het stadsbestuur nam hem in februari 1552 aan als pensionaris en hij bleef in functie tot zijn overlijden in 1588.680 Om in zijn opvolging te voorzien, benoemde de magistraat in augustus 1588 Henrick van Broechoven Pzn. en Willem van Reys tot stadspensionarissen. Als

motivering stelde het stadsbestuur: alsoo wij bevinden bij experientie dat in dese

tegenwoordige swaere ende dangereuse tijden deser stadt dagelijcx veel meer saecken van swaricheden ende processen ontmoetend ende overcomende sijn dan in voorgaende tijden, alsoo dat deselve niet gevoegelijke ten oirbaer prouffijt, en welvaren van de stadt en connen gedirigeert, gade geslagen ende bewaart werden bij eenen pensionaris […], en opdat desen stadtssaecken ende processen, soo te hoove, als alomme elders buijten ende binnen, des te

beter gaede geslaegen, ter herte genomen, ende uijtgericht souden worden.681 Over de

benoemingsprocedure en het besluitvormingsproces in 1588 als zodanig is niets bekend vanwege een leemte in de resolutieboeken. Willem van Reys bleef tot 1629 in dienst als pensionaris. Henrick van Broechoven Pzn. daarentegen is maar korte tijd pensionaris geweest en werd reeds in januari 1589 beëdigd om Jacob Bacx te zijner tijd op te volgen als

rentmeester van de Staten van Brabant in het kwartier van ’s-Hertogenbosch en de Meierij.682

Voor het feit dat er vervolgens gedurende dertien jaar maar één pensionaris werkzaam was, is de financiële toestand van de stad de meest aannemelijke, verklarende factor.

Pas in oktober 1602 stelden de twee eerste leden van de magistraat voor een tweede pensionaris – naast Willem van Reys – aan te stellen.683 Een belangrijk argument was dat Van Reys was geexcuseert van buijten voijagie, maar ook wegens de noodzakelijk geachte

aanwezigheid in Brussel en de hoeveelheid werk achtten het eerste en tweede lid het hebben van een adjunct nodig. De ambachten reageerden meteen afwijzend en ook na overleg met hun gezworenen bepleitte een meerderheid om de benoeming van een tweede pensionaris niet te steunen. Ze waren bezorgd om de kosten die een adjunct met zich mee bracht en ze wilden weten wie men wilde aanstellen.684 Pas in januari 1605, meer dan twee jaar later, kwam de

680

Schuttelaars, Heren van de Raad, 267.

681 OSA 1200, f503, 22 augustus 1588; OSA 968, f37v, 22 augustus 1588.

682 OSA, R 1850, f144, 29 augustus 1589.

683

OSA 170, f53v en f55.

146

benoeming van een tweede pensionaris opnieuw aan de orde in het stadsbestuur.685 Dit keer wilden de schepenen de aanstelling doorzetten om – na de twee recente belegeringen in 1601 en 1603 – in Brussel krachtdadiger de benarde positie van de stad te kunnen bepleiten. In het besluitvormingsproces, dat begon op 22 januari en duurde tot de verkiezing op 10 februari, springen enkele zaken naar voren:

• de president oefende continu druk uit om het proces zo snel mogelijk te laten verlopen, zoals blijkt uit de termijnen waarop telkens antwoord werd gevraagd: nooit langer dan twee dagen, soms slechts zes uur;

• iets wat aanvankelijk onhaalbaar leek (de benoeming van Christiaan van Broechoven tegen een vergoeding van 300 gld.) werd toch in een betrekkelijk korte tijdspanne van drie weken gerealiseerd;

• de schepenen brachten slechts minimale wijzigingen aan in het uiteindelijke doel dat ze wilden bereiken ondanks de weerstand en volharding van een aantal ambachten;

• toen bleek dat zowel het besluit om een tweede pensionaris aan te stellen als de instructie en de honorering voor de ambachten tot grote weerstand leidde, werd het geheel opgeknipt in deelbesluiten op basis van wat eventueel wél zou worden geslikt en wat (nog) niet.

Bij aanvang van de hernieuwde discussie, op 22 januari 1605, refereerde de president-schepen eraan dat de twee eerste leden en zeven of acht ambachten eerder ermee hadden ingestemd om een tweede pensionaris te benoemen. Vooral dit laatste argument is interessant omdat president Henrick van Gestel hiermee wilde aangeven dat de ambachten die destijds – in 1602 – ingestemd hadden dat nu nog zouden doen of geacht werden dat te doen. Daarom droeg hij op 24 januari de acht ambachten die destijds niet akkoord waren, op om overleg te plegen met hun gezworenen en daarover de volgende dag om 11 uur te rapporteren.686 Vijf van de acht bleven bij hun eerdere standpunt en wezen de benoeming van een tweede pensionaris af. Bovendien beklemtoonden ze dat de gehele besluitvorming binnen het derde lid over moest. Daarop discussieerden de eerste twee leden opnieuw over de zaak op 26 januari, waarbij de president verklaarde:687 dat alsoo ennige dekens inde leste vergaderinge,

en brengende hen rappoirt, verclaerden dat op het point van noch eenen pensionaris te stellen, zij hadden behoiren generale kerckhoff te houden, oijck bij de ambachten t’anderen tijde geconsenteert hebbende, mits de saecke wel anderhalff jaer was onderbleven.688 Hiermee

werd ingestemd en op 29 januari brachten de ambachten rapport uit.689 Sommige wilden helemaal geen tweede pensionaris en andere hadden voornamelijk problemen met de kosten. De twee eerste leden wilden de zaak doordrukken en waren er daarom op gebrand het

principiële besluit erdoor te krijgen om een tweede pensionaris aan te stellen. Vervolgens zou de beloning aan de orde komen. Zeven van de acht tegenstribbelende ambachten meldden echter op 30 januari dat ze bij hun eerdere standpunt bleven.690 Op 1 februari schijnen de dekens echter alsnog te hebben ingestemd, want de president opende de vergadering van 4 februari – de eerste vergadering in februari die in de resolutieboeken wordt vermeld – aldus691: Dient dese vergaderinghe om te worden geopinieert de resolutie opde gagie van

beijde de pensionarissen op dijnsdage lestleden (me pensionaris Reijs absente)692 genomen bij de heeren der twee ierste ledenen, – bij aldijen de dekenen naerder quamen te resolveren om noch eenen pensionaris te worden aengenomen, […] dat in cas van assumptie oft electie

685 OSA 175, f49 e.v., 22 januari 1605.

686 OSA 175, f51, 24 januari 1605.

687 OSA 175, f51v, 26 januari 1605.

688 Generale kerckhoff =vergadering waarbij alle ambachtsleden aanwezig zijn.

689

OSA 175, f52v, 29 januari 1605.

690 OSA 175, f53v, 30 januari 1605.

691 OSA 175, f54, 4 februari 1605.

692

Van Reys geeft hierbij aan dat er blijkbaar wel een vergadering van de twee eertse leden had plaatsgevonden, maar dat hij daarbij zelf niet aanwezig was. In de resolutieboeken is deze vergadering ook niet opgenomen.

147

van noch eenen pensionaris de gagie oft jaerlijckse salaris van beijde soude wesen de somme van acht hondert gld.,[…], tusschen hen beijden verdeijlt te worden ter discretie der heeren

schepen.693 De dekens gingen met dit voorstel naar hun gezworenen, maar op 5 februari

volgde wederom een verdeeld advies.694 Slechts vier ambachten stemden in met het voorstel, acht wilden een salarissom voor beide pensionarissen samen van 600 of 700 gulden, twee hadden een tussenvoorstel en twee ambachten bleken nog steeds geen tweede pensionaris te willen. Op 7 februari vergaderden de twee eerste leden nogmaals over het verdeelde standpunt van de ambachten.695 Ze besloten hun eigen standpunt te handhaven en alle ambachten die niet akkoord waren gegaan met de 800 gulden opnieuw terug te sturen naar hun gezworenen. Ook tijdens de terugrapportage door de nijet geconsenteert hebbende ambachten was er nog steeds een aantal weigeraars.696 De president formuleerde als conclusie: Thien ambachten

totter somme van viijc gld.voor de gagie van beijde de pensionarissen, sonder meerdere somme tot laste deser stadt. Ende voer sulcx de voorseijde opinien voor consent geaccepteert om ten iersten te wordden geprocedeert tot electie van eenen tweeden pensionaris. Met deze

uitslag kon Van Gestel de procedure vervolgen, want het was voldoende dat de meerderheid van de ambachten instemde om van volkomen instemming te mogen spreken en ook een salarisplafond van achthonderd gulden voor de beide pensionarissen samen was al eerder aan de orde geweest.

Op de volgende dag – 10 februari – werd een vergadering belegd om de pensionaris te kiezen.697 Het eerste lid stelde als kandidaten: Rogier van Griensven, schepen, Willem van Delft, gezworene, Christiaan van Broechoven Hzn. en Jan Splinter van Voorn. Het derde lid protesteerde tegen de kandidatuur van de laatste, onder andere omdat hij geen geboren Bosschenaar was, maar het haalde ook nu bakzeil. De sollicitatiebrief van Christiaan van Broechoven Hzn. is bewaard gebleven.698 In feite bevatte de brief slechts twee argumenten, namelijk dat hij in aanmerking wilde komen voor de functie, en dat hij de zoon was van Henrick van Broechoven Pzn. en deze zaliger zijnen vader, zoe als wethouder, rentmeester

deser stad, pensionaris ende daernae als rentmeester der drije staten van Brabant tot

merckelijcken voirdeel deser stadt heeft gedaen. In een bijlage bij de brief wordt dit voordeel,

uitgesplitst in tien posten – berekend op het astronomische bedrag van 148.975 gulden. Bij de daarna volgende stemming kiest het stadsbestuur Christiaan van Broechoven Hzn. met de meeste stemmen tot nieuwe pensionaris. Na voorlezing van de instructie op 16 februari werd hij door hoogschout Philip van Brecht beëdigd en ging het stadsbestuur gezamenlijk ter maaltijd.699 Op 27 februari bepaalde de magistraat dat Christiaan zijn plaetssche zall hebben in de vergadering nae den lesten oft joncxten raedtsheer, ende in het hoochchoor van St.

Janskercke ten tijde van statien, in het gestoelte bij ende voor de secretarissen deser stadt.700

Door aan Christiaan van Broechoven een plaats toe te kennen na de jongste raadsheer en vóór de secretarissen gaf het stadsbestuur feitelijk ook de rangorde aan en werd de pensionaris gezien als de hoogste stadsdienaar. Dit wordt nog eens onderstreept door het feit dat

Christiaan van Broechoven eerder geen functie voor de stad had vervuld. Op 12 maart 1605 zond de stad hem voor de eerste keer op missie naar de Raad van Brabant.

Elf vergaderingen waren nodig geweest om tot een nieuwe pensionaris te komen, vier keer waren de dekens teruggestuurd om met hun gezworenen te overleggen, en het enige dat de ambachtsdekens ten slotte hadden bereikt was een maaltijd op kosten van de nieuwe

693 De beoogde verdeling hield in : 500 gulden voor Van Reys en 300 gulden voor de tweede pensionaris.

694 OSA 175, f54v, 5 februari 1605. 695 OSA 175, f55, 7 februari 1605. 696 OSA 175, f55, 9 februari 1605. 697 OSA 175, f56, 10 februari 1605. 698 OSA 234, 1604. 699 OSA 175, f57v, 16 februari 1605. 700 OSA 175, f59v, 27 februari 1605.

148

pensionaris. In de extensie van het besluit van de stadsregering van 10 maart 1605 werd het hele benoemingsproces met een regel afgedaan: Alsoe inne verscheijde vergaderinge deser

goeder stadt Shertogenbossche bij de drije ledenen is dienstich gevonden ende ten lesten finaelick geresolveert ….701

Of de eerste twee leden allemaal tevreden waren, is twijfelachtig. Immers, Van Griensven en Van Delft, die niet waren gekozen, hadden binnen de magistraat een langere staat van dienst en waren meer bekend dan de jonge, bijna dertig jaar oude en politiek onervaren Christiaan van Broechoven Hzn. Van Griensven was bezig aan zijn vierde schepenmandaat en Van Delft was in 1600 schepen geweest en had sinds oktober 1604 de positie van rentmeester van de stad. Wat Christiaan van Broechoven Hzn. daartegenover kon stellen was dat hij sinds 1604 Zwanenbroeder was van de Illustre Lieve Vrouwe

Broederschap. Het door Van Delft veroorzaakte tumult na de benoeming van Johan van Tulden tot tweede pensionaris in 1614 kan zeker niet los worden gezien van het feit dat hij in 1605 voor de functie van pensionaris werd gepasseerd.

Christiaan van Broechoven Hzn. was ruim zeven jaar pensionaris, toen hij op 27 april 1612 te Brussel overleed.702 De eindafrekening met zijn erfgenamen over achterstallig vacatiegeld en de uitbetaling ervan leidde nog tot veel discussie in het stadsbestuur. Bij akte van commissarissen van 10 juni 1613 werd het bedrag dat hij tegoed had van de stad

vastgesteld op 3775 gld. 12 st., meer dan twaalf jaarsalarissen.703 De stad betaalde het bedrag via zijn broer Peter van Broechoven Hzn. aan zijn erfgenamen.704

De benoeming van de opvolger van Christiaan van Broechoven Hzn. kende een heel ander verloop. Toen waren snelheid en wellicht ook enige manipulatie de drijfveren om te voorkomen dat een door president-schepen Van Balen niet gewenste benoeming tot stand kwam. Ruim tweeënhalf jaar na het overlijden van pensionaris Van Broechoven verzocht Van Reys weer om een tweede pensionaris. De twee eerste leden bespraken het verzoek op 2 december 1614.705 President Van Balen wilde overduidelijk een snelle benoeming en had bovendien al een kandidaat op het oog. Na een uiteenzetting over de achtergronden van het verzoek van Van Reys stelde Van Balen dat het formeel niet nodig was een meervoudige kandidatenlijst te hebben, maar bij de twee ierste ledenen genomineert te wordden eenen

bequaemen persoon op d’welbehagen vanden derden lith. Na heftige discussies over deze

procedure – zelfs over het salaris en de instructie zou pas na de verkiezing van de nieuwe pensionaris worden beslist – en nadat Van Griensven boos was weggelopen, werd

eendrachtelijck geseeght ende voor opinie verclaert om Johan van Tulden als kandidaat voor

te dragen.

Reeds de volgende dag, 3 december, behandelde de stadsvergadering het voorstel. Wel was – gezien de aangevoerde argumentatie – zeker nog wat aanvullend historisch en juridisch huiswerk verricht. Van Balen lichtte het benoemingsvoornemen uitvoerig toe in de

stadsvergadering en beargumenteerde nogmaals dat een meervoudige kandidaatsstelling niet nodig was omdat het niet ging om perpetuele officien: een benoeming voor onbepaalde tijd.706 Bovendien was destijds bij de benoemingen van Roelof Loekemans en Andries Hessels ook met een enkelvoudige kandidatuur gewerkt.707 Het derde lid stemde vervolgens unaniem met

701

OSA 182, f58, 10 maart 1605.

702 OSA, 1076.

703 Van de eerder genoemde salarispost van 800 gld. ontving Willem van Reys er 500, en werd Christiaans deel op 300 gld. vastgesteld (zie paragraaf 5.4.1.3).

704 OSA 1465, 1613.

705

OSA 176, 2 december 1614.

706 OSA 176, 3 december 1614.

707 Andries Hessels werd in 1572 tot tweede pensionaris aangesteld. In 1578 vertrok Hessels als pensionaris, nadat hij was benoemd tot griffier van de Staten van Brabant in Den Haag (zie Schuttelaars, Heren van de Raad, 465).

149

de voordracht en keuze in onder de gewoonlijcke gerechticheijt van een maeltijt voor de drije

ledenen daertoe staende. De ambachten waren blijkbaar overtuigd van het nut van een tweede

pensionaris – die meestentijds in Brussel verbleef – gezien de vele handelsbelemmeringen die ondanks het Bestand nog steeds niet waren opgelost. Bovendien was de financiële positie van de stad nu aanzienlijk beter dan in 1605.

Daarna leek de verdere afhandeling van de benoeming nog slechts een formaliteit te zijn. In de vergadering van 20 december 1614 werden de opgestelde instructie voor de tweede pensionaris en diens honorering goedgekeurd en werd Johan van Tulden ten overstaan van stadhouder Johan van den Bossche en hoogschout Philip van Brecht beëdigd.708 Op 28 december vond de maaltijd plaats voor de schout, stadhouder en de drie leden ten huijsinge

ofte wooninge van Jan van Loemel, concherge opte gaffele.

Maar wat was er intussen gebeurd? Aan het begin van de vergadering op 20 december toonde Van Balen de magistraatsleden een door hem geschreven brief. Hij had het nodig gevonden zijn beweegredenen waarom hij de benoeming van Van Tulden volgens de

gevolgde procedure had laten verlopen op schrift te stellen. Bovendien – zo voegde hij eraan toe – kon iedereen die ennige redenen ter contrarien van beclach oft anderssins soude

begeren te allegeren, deze bezwaren tot 1 oktober eerstkomend kenbaar maken, en zouden de

betreffende bezwaren in het groot register worden bewaard. De reden waarom Van Balen zijn feitenrelaas en verweerschrift had geschreven lag zonder twijfel in een affaire die zich had afgespeeld rond rentmeester van Delft op 8 december 1614 in den herberge genoempt den

regenboge.709 Willem van Delft had bij het drinken van een goed glas zijn onvrede over de (procedure rond de) verkiezing op 3 december van Johan van Tulden tot pensionaris nadrukkelijk geëtaleerd. Hij had president Van Balen onder andere ervan beschuldigd dat deze een onjuiste procedure had gevolgd bij de verkiezing van Johan van Tulden tot tweede pensionaris omdat hij slechts één man – die bovendien jong en onervaren was – op de kieslijst had gezet. De rechtskennis van Johan van Tulden was de voornaamste reden voor Jacob van Balen geweest om hem naar voren te schuiven, omdat Van Balen bang was voor een nieuwe procedure van de bisschop tegen de stad over de besluiten van de synode van Mechelen aangaande de supervisie over de rekeningen van de godshuizen. Van Delft beweerde dat hij een veel betere kandidaat was, overmits d’affaire vande pensionaris meer aenginge saecken

van conventschap ende politique als trecht, ende overmits hij – Van Delft – de conventscappe beter verstont als alle de pensionarissen van Brabant.710 Daarnaast had president Van Balen ten onrechte tegen het derde lid gezegd dat de twee eerste leden unaniem met de benoeming van Van Tulden hadden ingestemd, d’welck hij Van Delft seeghde nijet waer te seijn, want

mijn heer Griensven, die een van de principaelste van de stadt was, Pijnappel, Voorn ende anderen hebben expresselijck daertegens geprotesteert. Maer het derde lith is all wel tevreden als sij een maeltijt hebben.711 Enkele officieren van de garnizoenen bevestigen tijdens hun

verhoren de uitspraken min of meer, maar wilden er waarschijnlijk hun vingers niet aan branden. Kapitein Jaspar François Blijleven kwalificeerde de uitspraken dan ook als parlons

de boire: borrelpraat. Overigens was Van Delft niet de enige die het pensionarisambt na het

overlijden van Christiaan van Broechoven Hzn. aan zich voorbij had zien gaan. Ook mr. Jan Splinter van Voorn had er – evenals trouwens in 1605 – naar gesolliciteerd, maar ook deze sollicitatie was blijkbaar genegeerd.712

708

OSA 176, 20 december 1614.

709 OSA 1069, 1614.

710 Conventschap= onderhandelen en tot overeenkomst komen.

711

OSA 1069, 14 december 1614

150

De opvolging van Johan van Tulden verloopt met aanmerkelijk minder rumoer. Begin oktober 1627 had hij zijn ambt als pensionaris ter beschikking gesteld van het stadsbestuur omdat hij kort tevoren was benoemd tot raadsheer in de Raad van Brabant.713 Reeds op 11 oktober koos

het stadsbestuur een opvolger.714 Minstens drie kandidaten hadden ernaar gesolliciteerd: de schepenen Johan van de Velde en Jan Pelgrom, en de gezworene Jan van de Ven, dewelcke

alle drije op de liste gestelt zijn. Bij de daarna volgende stemming werd Johan van de Velde,

de zoon van griffier Gysbert van de Velde, gekozen. Pas op 3 maart 1628 wordt de instructie aan de orde gesteld en wordt hij als pensionaris beëdigd.715 Een deel van de tijdspanne tussen benoemen en beëdigen van Van de Velde is verklaarbaar, omdat de magistraat aan Van Tulden had verzocht zijn lopende zaken af te wikkelen voordat hij als raadsheer van de Raad van Brabant in functie zou treden. Geen onvertogen woord klonk in de vergadering over de gevolgde procedure en de gekozen kandidaat, die op het moment van zijn verkiezing de tweede man was in het schepencollege.