• No results found

91De tweede oliecrisis (1980-1989)

In document 75 jaar RVA (pagina 91-102)

Hoewel de jaren 1978­1979 getuigen leken te zijn van het voorbijgaande karakter van de crisis ­ de werk­

gelegenheid nam toe, de groei van de werkloos­

heid nam af ­ gaf het begin van de jaren ‘80 toch blijk van een België dat vastliep in de crisis: de inflatie verbrak alle records, de werkgelegenheid daalde, het begrotingstekort bereikte zijn hoogte­

punt. In 1982 devalueerde België zijn frank, wer­

den de lonen bevroren en werden de sociale trans­

fers teruggeschroefd. De werkloosheid in brede zin (alle stelsels samen) bereikte in 1987 een miljoen personen (cf. grafiek 8).

1 000 800 600 400 200 0

UVW­NWWZ Tijdelijke werkloosheid Brugpensioenen

Deeltijdse arbeid Passieve vrijstellingen Loopbaanonderbreking

Actieve vrijstellingen Grafiek 8 ­ Evolutie van het aantal RVA­uitkeringstrekkers volgens

het vergoedingsstelsel – van 1980 tot 1989

1980 1981 1982 1983 1984 1985 1986 1987 1988 1989

In duizenden 12 499

19 769 68 948

130 541 223 996 151 849

438 010

Om de desastreuze gevolgen van die nieuwe plotse stijging van de werkloosheid proberen af te rem­

men, keerde België zijn economische beleid volle­

dig om. Tijdens het vorige decennium had de toenmalige regering gekozen voor een expansief beleid dat de economie opnieuw wilde lanceren door de staatskas zoveel mogelijk aan te spreken met als resultaat een aanzienlijk begrotingstekort.

Tijdens de tweede oliecrisis was de kas leeg. Het enige beleid dat nog kon worden gevoerd bestond uit het verminderen van het begrotingstekort, het bestrijden van de inflatie en het herstellen van de concurrentiekracht van de ondernemingen.

92

Evolutie Evolutie

93 92

Evolutie Evolutie

93

In dat opzicht van uitgavenvermindering werd het KB van 24 december 1980 afgekondigd dat bij de niet­gezinshoofden een onderscheid invoerde tus­

sen de alleenwonenden en de samenwonenden. Na 2 jaar werkloosheid, verlengd in functie van het beroepsverleden, werd de uitkering van samenwo­

nenden verminderd tot een forfaitair bedrag tenzij 20 arbeidsjaren of 33 % arbeidsongeschiktheid konden worden aangetoond.

Die jaren werden echter vooral gekenmerkt door de oprichting van meerdere vergoedingsstelsels, naast de volledige, gedeeltelijke en toevallige werkloos­

heid of het brugpensioen. De versterking van de deeltijdse arbeid, de verwijdering uit de arbeids­

markt via het statuut van niet­werkzoekende, de ontwikkeling van de loopbaanonderbreking en van de eerste vormen van activering via opleiding of arbeid waren evenveel middelen om het land uit de economische malaise te halen.

Om de ­ voornamelijk vrouwelijke ­ deeltijdse ar­

beid te stimuleren, als springplank om uit de werk­

loosheid te geraken, konden de “deeltijds tewerk­

gestelde werknemers om aan de werkloosheid te ontsnappen”5 sinds 1982 uitkeringen krijgen voor alle inactiviteitsdagen naar rato van een fulltime job. In enkele jaren tijd zouden een aanzienlijk aantal van die deeltijdse werkne(e)m(st)ers RVA­

uitkeringstrekkers worden: van 23 613 in 1982 naar 197 452 in 1989.

Het aanhouden van structurele werkloosheid bleek steeds meer bewezen; in ongeveer vijftien jaar tijd betekende de stijging van de volledige werkloos­

heid van 100 000 naar meer dan 500 000 eenhe­

den dat een groot aantal voormalige werknemers definitief van de arbeidsmarkt waren verwijderd.

Teneinde in te spelen op dat nieuwe maatschap­

pelijke feit, stelde de wetgever sommige werklozen vrij van de verplichting om naar werk te zoeken:

het ging om werklozen van ouder dan 55 jaar, om werklozen van meer dan 50 jaar met een beperkte arbeidsongeschiktheid en om werklozen die soci­

ale en familiale moeilijkheden ondervonden. Die vrijstellingen waren zogenaamd “passief” (cf. gra­

fiek 8) aangezien zij gewoonweg de terugtrekking uit de arbeidsmarkt betekenden. In 1989 konden reeds 94 599 werklozen tot de niet­werkzoeken­

den gerekend worden.

In tegenstelling tot de “passieve” vrijstellingen werden andere zogenaamd “actieve” vrijstellingen ingevoerd tussen 1983 en 1985: de vrijstelling voor beroepsopleiding of middenstandsopleiding (1983), voor het hervatten van studies met volledig leerplan, onder leercontract, voor een opleiding aanvaard door de directeur (1985) en voor de voor­

bereiding op de vestiging als zelfstandige (1985).

Die vrijstellingen zijn actief omdat de betrokkene een poging tot inschakeling vervult die vergelijk­

baar is met het zoeken naar werk. Het KB van 19 juni 1987 tot slot voerde de plaatselijke werkge­

legenheidsagentschappen (PWA) in. Via die agent­

schappen kunnen werklozen een beperkt aantal uren presteren voor particulieren, lokale autoritei­

ten en verenigingen uit de non­profitsector. Dat stelsel richtte zich voornamelijk tot de werklozen die voor het gewone arbeidscircuit verloren geacht werden. Boven een bepaald aantal regelmatig ge­

presteerde uren zouden die PWA­werknemers in 1996 op hun beurt vrijgesteld worden van de in­

schrijving als werkzoekende.

Dit is de officiële benaming van dat statuut.

5�

92

Evolutie Evolutie

93 92

Evolutie Evolutie

93

een daling van het aantal uitkeringstrekkers wor­

den opgetekend.

Tijdens de jaren ‘80 bereikte het aandeel van de tegen werkloosheid verzekerden die een uitkering ten laste van de RVA ontvingen, voor alle stelsels samen, een hoogtepunt: in 1980 bedroeg het nog 26 % en in 1987, toen de situatie van de arbeids­

markt het sterkst achteruitging, steeg het tot 38 % (cf. grafiek 9). De werkloosheidsgraad1 daalde daarentegen van 19 % in 1984 tot 13 % in 1989 omwille van het feit dat er nieuwe stelsels werden opgericht die een steeds groter aantal uitkerings­

trekkers aantrokken. In 1987 omvatten die nieuwe stelsels, naast de globale werkloosheid, 383 606 uitkeringstrekkers.

Omwille van het feit dat een bepaald aantal volledig werk­

lozen sinds 1985 geen werkzoekende meer zijn, hebben wij de werkloosheidsgraad1 en de werkloosheidsgraad2 berekend op basis van de niet­werkende werkzoekende uitkeringsgerechtigde volledig werklozen waarvan de kenmerken dichter aanleunen bij de definitie van de werkloosheid die werd opgesteld door het Internationaal Arbeidsbureau.

6�

Tot slot werd in die periode ook een vergoedings­

stelsel ingevoerd dat een enorm succes zou ken­

nen in de loop van de jaren 2000: de loopbaanon­

derbreking. De werknemer kreeg op die manier de mogelijkheid om gedurende een bepaalde tijd ge­

deeltelijk of volledig het werk te onderbreken. In 1985 werd omwille van de crisis meer de nadruk gelegd op de verplichting voor de werkgever om de persoon die zijn loopbaan onderbreekt te vervan­

gen door een volledig werkloze. De loopbaanonder­

breking was dus een nieuw middel om de werkloos­

heid te bestrijden door de herverdeling van het werk.

In de loop van de tweede helft van de jaren ‘80 werd de economische situatie beter en flakkerde de groei opnieuw op. Er kon evenwel pas in 1988

3 500 3 000 2 500 2 000 1 500 1 000 500 0

Grafiek 9 ­ Evolutie van het aantal tegen werkloosheid verzekerden, van het aantal

uitkeringstrekkers ten laste van de RVA en van de werkloosheidsgraad16 – van 1980 tot 1989

40 35 30 25 20 15 10 5 0

In duizenden In %

RVA­uitkerings­

trekkers Tegen werkloosheid

verzekerden Werkloosheidsgraad1

1980 1981 1982 1983 1984 1985 1986 1987 1988 1989

38 %

12 %

Relatief aandeel uitkeringstrekkers 26 %

35 %

19 %

13 %

94

Wat de beroepsbevolking betreft, is het moeilijker om het aandeel uitkeringsgerechtigden van de RVA binnen de beroepsbevolking te schatten; een be­

paald aantal van hen valt immers onder de inac­

tieve bevolking: de bruggepensioneerden, de vrij­

gestelde oudere werklozen en de vrijgestelden om sociale en familiale redenen.

Wij hebben dan ook de RVA­uitkeringstrekkers inge­

deeld naargelang ze al dan niet tot de beroepsbevol­

king behoren en wij hebben ze met die 2 respectieve bevolkingen vergeleken (cf. grafieken 10 en 11).

Het relatieve aandeel van de actieve RVA­uitke­

ringstrekkers binnen de beroepsbevolking steeg van 15 % in 1980 tot 20 % in 1987, wat betekent dat één actieve persoon op vijf RVA­uitkerings­

trekker was. De eigenlijke werkloosheidsgraad2 steeg totdat in 1985 de passieve vrijstellingen wer­

den ingevoerd; vervolgens nam hij af tot ongeveer 9 % in 1989.

Het aandeel inactieve RVA­uitkeringstrekkers in de inactieve bevolking van 15 tot 64 jaar steeg pijl­

snel; in 10 jaar tijd ging het van 4,1 % naar 9,5 %.

Grafiek 10 ­ Evolutie van de beroepsbevolking, van het aantal RVA­uitkeringstrekkers die tot deze bevolking behoren, van hun aandeel in deze bevolking en

van de werkloosheidsgraad2 – van 1980 tot 1989

In duizenden In %

1980 1981 1982 1983 1984 1985 1986 1987 1988 1989

20 %

8 %

Beroepsbevolking Actieve RVA­

uitkeringstrekkers Relatief aandeel actieve Werkloosheidsgraad2 uitkeringstrekkers

Grafiek 11 ­ Evolutie van de inactieve bevolking, van het aantal uitkeringstrekkers ten laste van de RVA die tot deze bevolking behoren en van hun aandeel in deze bevolking – van 1980 tot 1989

10

In duizenden In %

Inactieve bevolking Inactieve RVA­uitkeringstrekkers

1980 1981 1982 1983 1984 1985 1986 1987 1988 1989

8,2 %

Aandeel van de inactieve uitkeringstrekkers 4,1 %

9,5 %

94

De activeringsmaatregelen omvatten niet enkel de actie­

ve vrijstellingen maar ook alle activeringsformules die door de RVA werden ingevoerd.

7�

Grafiek 12 ­ Evolutie van het aantal RVA­uitkeringstrekkers volgens het vergoedingsstelsel – van 1990 tot 20007

­ 25

In duizenden In %

UVW­NWWZ

de hiermee gepaard gaande uitgaven van 13,32 mil­

jard BEF naar 3,67 miljard BEF.

De jaren negentig werden vooral gekenmerkt door de terugkeer van de RVA op het vlak van de herin­

schakeling, samen met de gewestinstellingen.

Verschillende activeringsformules kwamen boven­

op de weinige formules die binnen de Rijksdienst reeds aanwezig waren, t.w. de tewerkgestelde werklozen (sinds 19458), de tewerkstelling van moeilijk te plaatsen werklozen in beschutte werk­

plaatsen (sinds 1978) en de PWA’s (sinds 1987).

Deze laatste formule werd in 1994 overigens ver­

plicht gemaakt (verplichting voor de gemeenten om een PWA op te richten, ambtshalve inschrij­

ving van de langdurig werklozen), wat haar een zekere stimulans gaf: het aantal vrijgestelden om­

wille van een tewerkstelling in een PWA steeg im­

mers van 3 208 per maand in 1996 tot 16 416 in 1999. Die nieuwe activeringsformules bestonden uit het omzetten van de werkloosheidsuitkering in loonsubsidie; de uitkering wordt afgetrokken van het nettoloon betaald door de werkgever. In tegen­

stelling tot de voorgaande activeringsformules werden de geactiveerde werknemers echter opge­

nomen in het gewone arbeidscircuit (grafiek 12).

De jaren ‘90

Het begin van de jaren ‘90 werd gekenmerkt door een ommekeer van de economische conjunctuur tengevolge van de Golfoorlog en de Duitse hereniging.

Het door Duitsland gevoerde beleid van hoge in­

trestvoeten leidde tot een crisis van het Europese monetaire systeem. In 1993 zat België in een recessie.

Belast met een aanzienlijke schuld diende België zijn bezuinigingsbeleid te versterken. Eén van de besparingsmaatregelen bestond uit het minder aantrekkelijk maken van het statuut van deeltijds werknemer om te ontsnappen aan de werkloosheid door het in een eerste fase te vervangen door het statuut van onvrijwillig deeltijds werknemer en in een tweede fase door dat van deeltijds werknemer met behoud van rechten en een inkomensgaran­

tie­uitkering. In tegenstelling tot het eerste neemt dit laatste statuut de theoretische voltijdse tewerk­

stelling niet meer als richtpunt maar wel de theo­

retische werkloosheidsuitkering die zou zijn ont­

vangen in geval van volledige werkloosheid.

Bijgevolg zou het merendeel van de samenwonen­

de deeltijdse werkne(e)m(st)ers het voordeel van een inkomensgarantie­uitkering verliezen. Tussen 1993 en 1996 daalde het aantal deeltijdse werk­

ne(e)m(st)ers van 120 125 eenheden naar 28 123 en

De TWW werden in 1989 naar de gewesten overgedragen;

hun statuut werd gewijzigd en omgedoopt tot “gesubsi­

dieerde contractuelen”.

8�

96

Evolutie Evolutie

97 96

Evolutie Evolutie

97

De eerste formule dateert van eind 1995; het ging om eerstewerkervaringscontracten. Vervolgens kwamen de doorstromingsprogramma’s (1997), de dienstenbanen (1997), de sociale inschakelings­

economie­overeenkomsten (1999), de begeleidings­

uitkeringen (1999), enz. In 2000 waren er al 51 582 geactiveerde uitkeringstrekkers.

In de jaren ‘90 daalde het aandeel tegen werkloos­

heid verzekerden die een uitkering genieten van de RVA, voor alle stelsels samen, na in de loop van het crisisjaar 1993 een piek te hebben bereikt van 38 %. Die daling is te wijten aan de achteruitgang van het aantal uitkeringstrekkers met tegelijk een vooruitgang van de tegen werkloosheid verzekerde bevolking (cf. grafiek 13). De werkloosheidsgraad1 bereikte in 1994 een piek van 18 % alvorens de volgende jaren geleidelijk te gaan dalen.

3 500 3 000 2 500 2 000 1 500 1 000 500 0

Grafiek 13 ­ Evolutie van het aantal tegen werkloosheid verzekerden, van het aantal uit­

keringstrekkers ten laste van de RVA, van hun relatieve aandeel en van de werkloosheids­

graad1 – van 1990 tot 2000

40 35 30 25 20 15 10 5 0

In duizenden In %

Tegen werkloosheid verzekerden RVA­uitkeringstrek­

kers Werkloosheidsgraad1

38 %

18 %

Relatief aandeel uitkerings­

trekkers 34 %

29 %

1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000

96

Evolutie Evolutie

97 96

Evolutie Evolutie

97

Men stelt dezelfde tendensen vast als men naar de beroepsbevolking kijkt: na een piek van 21 % in 1993 daalde het relatieve aandeel van de actieve RVA­uitkeringstrekkers tot ongeveer 15 % in 2000.

De werkloosheidsgraad2 flakkerde tijdens de crisis van 1993­1994 op, om vervolgens hetzelfde niveau als in 1990 (8 %) te bereiken (cf. grafiek 14).

Dat de werkloosheidsgraad2 nog steeds binnen aanvaardbare grenzen blijft is gedeeltelijk te dan­

ken aan het toenemende aantal uitkeringstrekkers dat ingedeeld wordt bij de inactieve bevolking: in 2000 vertegenwoordigden zij 12,8 % van de inac­

tieve bevolking van 15 tot 64 jaar (cf. grafiek 15).

5 000 4 500 4 000 3 500 3 000 2 500 2 000 1 500 1 000 500 0

Grafiek 14 ­ Evolutie van de beroepsbevolking, van het aantal actieve uitkeringstrekkers ten laste van de RVA, van hun relatieve aandeel en van de werkloosheidsgraad2 – van 1990 tot 2000

25

20

15

10

5

0

In duizenden In %

21 %

8 % 18 %

15 % 12 %

8 %

Beroepsbevolking Actieve RVA­uitkerings­

trekkers Relatief aandeel actieve Werkloosheidsgraad2

uitkeringstrekkers

1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000

3 000 2 500 2 000 1 500 1 000 500 0

Grafiek 15 ­ Evolutie van de inactieve bevolking, van het aantal uitkeringstrekkers ten laste van de RVA die tot deze bevolking behoren en van hun aandeel in deze bevolking – van 1990 tot 2000

14 12 10 8 6 4 2 0

In duizenden In %

Inactieve bevolking Inactieve RVA­uitkerings­

trekkers Relatief aandeel inactieve

uitkeringstrekkers

10,3 % 12,8 %

1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000

98

hoofde van de werkzoekenden werd ook een be­

langrijke bekommernis; men benadrukte steeds meer de noodzaak om de werkzoekenden te bege­

leiden, zo snel mogelijk en liefst vanaf het moment dat ze werkloos worden. De middelen van de ge­

westinstellingen voor arbeidsbemiddeling werden versterkt en de RVA kreeg een nieuwe opdracht: de opvolging verzekeren van de inspanningen tot herinschakeling van de uitkeringsgerechtigde werk­

zoekenden teneinde hen te helpen en indien nodig hen te sanctioneren in geval van slechte wil.

In 2006 werd het Generatiepact gelanceerd. De hoofddoelstelling hiervan bestond uit het active­

ren van de oudste werklozen. De werkhervattings­

toeslag werd geoptimaliseerd, de duur van de loopbaan voor de toekenning van brugpensioen werd verhoogd, er werden tewerkstellingscellen voorzien voor de begeleiding van werknemers die werden ontslagen in het kader van herstructure­

ringen. Voor de jongsten werden ook nieuwe uitke­

ringen ingevoerd: de stage­uitkering, de vestigings­

uitkering en de opleidingsuitkering (cf. grafiek 16).

De jaren 2000

De herinschakelingsrol van de RVA werd nog ver­

sterkt in de loop van de jaren 2000; onder Europese druk werd de activering van de werkloosheidsuit­

keringen één van de belangrijkste opdrachten van de RVA. In 2002 verving het Activaplan de talrijke eerder genomen activeringsmaatregelen. Dat plan combineert de vermindering van sociale bijdragen die wordt toegekend aan de werkgevers en de ac­

tivering van de uitkeringen in de vorm van loon­

subsidie. Het richt zich niet alleen tot de uitke­

ringsgerechtigde volledig werklozen maar ook tot de andere niet­vergoede ingeschreven werkzoe­

kenden teneinde de langdurige werkloosheid te bestrijden. Om de tewerkstellingsgraad van de personen van 50 jaar en ouder, die in België bij­

zonder laag bleek, te verhogen, werd een werkher­

vattingstoeslag ingevoerd. De werkloze van 50 jaar of ouder, die recht heeft op de anciënniteitstoeslag kan in bepaalde gevallen een maandelijkse werk­

hervattingstoeslag genieten, als hij opnieuw als loontrekkende aan de slag gaat. Zo kon dankzij die uitkering de rem voor de werkgelegenheid gevormd door de anciënniteitstoeslag, worden tegengegaan.

Later bleef de aanvullende vergoeding brugpen­

sioen ook verworven wanneer een bruggepensio­

neerde opnieuw aan de slag ging.

1 200

Grafiek 16 ­ Evolutie van het aantal RVA­uitkeringstrekkers volgens het vergoedingsstelsel – van 2001 tot 2009

­ 25

In duizenden In %

UVW­NWWZ

98

Terwijl het jaar 2000 samenviel met een piek van hoge conjunctuur, werden de volgende jaren ge­

kenmerkt door een ommekeer van de conjunctuur die zou aanhouden tot in 2003.

Wanneer we de grafieken 16 en 12 vergelijken, en meer in het bijzonder de jaren 2003 en 1993 die een zwakke conjunctuur kenden, stellen we op 10 jaar tijd de volgende evolutie vast:

een daling van de brugpensioenen (­ 30 000 eenheden), ruim gecompenseerd door een sterke toename van de passieve vrijstellingen (+ 69 000 eenheden), d.w.z. voornamelijk van het aantal vrijgestelde oudere werklozen. Die toename is ontstaan uit de reglementaire verandering die in december 1995 werd doorgevoerd: sindsdien kunnen de werklozen van 50 jaar en ouder die langer dan 1 jaar werkloos zijn, een vrijstelling van inschrijving als werkzoekende aanvragen;

vroeger moest men 55 jaar of ouder zijn en mi­

nimum 2 jaar werkloos zijn of 50 jaar of ouder en gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn;

een enorme stijging van de loopbaanonderbre­

king (+ 100 000 eenheden) en vooral van het tijdskrediet dat in januari 2002 werd ingevoerd en dat zich meer in het bijzonder richt op de werknemers uit de privésector;

een sterke toename van het aantal rechthebben­

den op activeringsmaatregelen (+ 50 000 een­

heden).

In de loop van de jaren 2004­2005 verbeterde de economische conjunctuur; de jaren 2006­2007 kenden overigens een nieuwe piek van hoge con­

junctuur. In 2008 kwam België in een wereldwijde crisis terecht waarvan de gevolgen op de arbeids­

markt zich pas lieten voelen in 2009. Om uit die economische malaise te geraken werden uitzon­

derlijke crisismaatregelen getroffen, waarbij alle in dit hoofdstuk beschreven vergoedingsstelsels wer­

den aangesproken.

In eerste instantie werd een beroep gedaan op de tijdelijke werkloosheid en de loopbaanonderbre­

king: via crisiswerkloosheid en het crisistijdskre­

diet konden de ondernemingen in moeilijkheden het aantal arbeidsuren aanpassen aan het dalende volume en konden de werknemers hun werk be­

houden. De tijdelijke werkloosheid – die normaal gezien enkel was bedoeld voor de arbeiders – werd tijdelijk uitgebreid naar de bedienden. Ook de ver­

goedingsregels werden verbeterd. Het crisistijds­

krediet versterkte het klassieke tijdskrediet en de uitkeringen werden verhoogd.

Vervolgens werd ook gebruik gemaakt van de ac­

tivering en de deeltijdse arbeid: de verbetering van het statuut van deeltijds werknemer met behoud van rechten beoogt het beëindigen van een werk­

loosheidsval en het stimuleren van de inschakeling door deeltijdse arbeid; de uitbreiding van de werk­

hervattingstoeslag en van de tewerkstellingscellen in geval van herstructurering en vooral de lance­

ring van het Win­win aanwervingsplan zijn even­

zeer activeringsmaatregelen die de kansen op het vinden of het opnieuw vinden van werk verhogen.

Via die verschillende mechanismen is België één van de landen geweest die de crisis op Europees niveau het best hebben doorstaan.

Wanneer we het jaar 2009, het hoogtepunt van de crisis, vergelijken met 2003, jaar van laagconjunc­

tuur, stellen we hetzelfde aantal UVW­WZ vast (± 460 000 eenheden) en een tijdelijke werkloos­

heid die goede resultaten oplevert (+ 70 000 een­

heden in 2009). Het brugpensioen is stabiel en de passieve vrijstellingen gaan achteruit (­ 50 000 eenheden); de loopbaanonderbreking telt 100 000 bijkomende personen en de activering 30 000.

Tijdens de – nochtans hevige – crisis van 2009 werd dus geen gebruik gemaakt van de passieve vergoe­

dingsstelsels (brugpensioenen en passieve vrijstel­

lingen) om te vermijden dat structurele werkloos­

heid zou worden gecreëerd zoals dat het geval was in de jaren ‘90.

100

Er is een belangrijk feit dat het aantal RVA­uitke­

ringstrekkers in de loop van de jaren 2000 om­

hoog getrokken heeft: de trapsgewijze verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd voor de vrou­

wen, van 60 tot 65 jaar, in de loop van de jaren 1997 tot 2009. In 2009 waren er al 55 328 vrou­

welijke uitkeringstrekkers van 60 jaar en ouder (cf.

grafiek 17).

Tijdens het decennium 2000­2009 heeft het aan­

deel van de tegen werkloosheid verzekerden dat uitkeringstrekker van de RVA is geworden opnieuw de grens van 30 % overschreden, om in 2009 te komen tot 34 %, hoofdzakelijk onder invloed van de stijging van de tijdelijke werkloosheid. De werk­

loosheidsgraad1 overschrijdt de grens van 15 % niet meer dankzij de buffer gevormd door de tijde­

lijke werkloosheid (cf. grafiek 18).

55 Grafiek 17 ­ Evolutie van het aantal vrouwelijke uitkeringstrekkers van 60 jaar en ouder ten laste van de RVA – van 2001 tot 2009

In duizenden

Grafiek 18 ­ Evolutie van het aantal tegen werkloosheid verzekerden, van het aantal uitkeringstrekkers ten laste van de RVA en van de werkloosheidsgraad1 – van 2001 tot 2009

In duizenden In %

Tegen werkloosheid verzekerden RVA­uitkerings­

trekkers Relatief aandeel van de

uitkeringstrekkers Werkloosheidsgraad1

100

Evolutie Evolutie

101 100

Evolutie Evolutie

101

Het aandeel van de actieve uitkeringstrekkers bin­

nen de beroepsbevolking bereikte in 2009 opnieuw zijn hoogste niveau (21 %); de werkloosheids­

graad2 bleef rond 10 % (cf. grafiek 19).

Het aandeel van de inactieve uitkeringstrekkers binnen de inactieve bevolking is gedaald in de loop van de jaren 2000: van 13,2 % in 2001 tot 10,8 % in 2009. Dat bevestigt het feit dat de pas­

sieve vergoedingsstelsels niet werden gebruikt om de economische en financiële crisis die in 2008 is

sieve vergoedingsstelsels niet werden gebruikt om de economische en financiële crisis die in 2008 is

In document 75 jaar RVA (pagina 91-102)